Generatie XXXI
602. Albert II van NAMEN, geboren ca. 1000, overleden 1063/1064.
Gehuwd voor de kerk op 10‑08‑1035 met
603. Regelindis van LOTHARINGEN, geboren ca. 1010, overleden ca. 1064.
Uit dit huwelijk:
1. 583. Albert III, geboren op 10‑08‑1035 te Namen (B.).
604. Udo van LIMBURG, geboren ca. 1030, overleden ca. 1078. Udo wordt voor het eerst genoemd in een charter van 1064. Er is sprake van comes Udo de Lemborc, afkomstig uit een Neder-Lotharings geslacht,[noot 1] die een schenking doet aan de Sint-Adalbertkerk in Aken. Hij was de stichter van de Limburgse dynastie en de eerste persoon die in een charter graaf van Limburg werd genoemd.[1] Hij huwde met Jutta, dochter en erfgenaam van Frederik van Luxemburg, Hertog van Neder-Lotharingen en Gerberga van Boulogne. In 1065 volgde hij zijn schoonvader op als voogd van de abdij van Sint-Truiden. Door de diverse aanwijzingen zou Udo zeer waarschijnlijk de zoon van Richwin II de Castelijn te Baelen-Limbourg 1033 1052, Graaf van Kempenich en Hengebach/Heimbach 1074 zijn geweest. Udo was de kleinzoon van Richwin I Graaf in de Eifel 992-1033, Wildban Kempenich 992, Heer van Heerlen en Mathildis van Saksen-Ludolf (Dochter Hendrik II (de Ruziezoeker)v.d. Hertog v. Beieren en Markgraaf van Verona). Richwin I was de zoon van Sigebode I van Ripuarie (Graaf in de Arestreek 964-992 en was vazal van de aartsbisschop van Trier -956). Na het overlijden van zijn schoonvader heeft Udo zijn macht uitgebreid tot een territoriale landsheerlijkheid met de burcht Limburg als centrum. Feitelijk werd hij daarmee de stichter van de Limburgse dynastie. Stichter en bouwheer van de burcht Limburg was echter zijn schoonvader Frederik van Luxemburg. Zijn zoon Hendrik I, die hem opvolgde als graaf van Limburg, zou in 1101 hertog van Neder-Lotharingen en markgraaf van Antwerpen worden, mede dankzij de verwantschappen via zijn moeder en grootmoeder. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
605. Jutta van LUXEMBURG, geboren ca. 1040, overleden ca. 1082.
Uit dit huwelijk:
1. 585. Hendrik I, geboren ca. 1070.
606. Walram II van AARLEN (van Arlon), graaf van Limburg; graaf van Arlon, geboren ca. 1040, overleden na 1084.
Gehuwd voor de kerk 1061‑1062 met
607. Jutta van NEDER LOTHARINGEN, geboren ca. 1040.
Uit dit huwelijk:
1. 586. Adelheid (van Arlon), geboren ca. 1062 te Arlon (Fr.).
608. Eustache II van BOULOGNE, Graaf van Bouillon, geboren ca. 1020, overleden ca. 1088.
Eustaas II van Boulogne (Frans: Eustache) was de oudste zoon van Eustaas I van Boulogne en Mathilde van Leuven. Eustaas trouwde in 1036 met Godifu, dochter van koning Ethelred II en weduwe van Drogo van Vexin. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. Na het overlijden van Godifu, hertrouwde Eustaas met Ida van Verdun. In 1048 steunde hij de opstand van zijn schoonvader Godfried II van Lotharingen tegen keizer Hendrik III. In 1049 verzoenden de opstandelingen zich met de keizer en Eustaas erfde in datzelfde jaar het graafschap Boulogne van zijn vader. In 1051 bezocht hij Engeland en raakte zijn gevolg in Dover in gevechten verwikkeld. In 1054 erfde Eustaas ook het graafschap Lens (Frankrijk) van zijn broer Lambert. Eustaas nam deel aan de invasie van Engeland en de slag bij Hastings in 1066. Hij was blijkbaar een grote investeerder in de expeditie want hij werd door Willem de Veroveraar
beloond met grote bezittingen in Engeland, vooral in Essex. In 1067 probeerde hij het kasteel van Dover in handen te krijgen en werd door Willem bestraft met het verlies van zijn Engelse bezittingen. Na een verzoening met Willem kreeg hij het grootste deel echter weer terug. Volgens het Domesday Book had hij een persoonlijk inkomen uit zijn bezittingen van 610 ponden per jaar. Daarmee was Eustaas de op-een-na rijkste van de Engelse baronnen. In Boulogne was hij de eerste graaf die munten liet slaan. Deze macht en rijkdom zou het graafschap Boulogne nog generaties lang een factor van betekenis maken in Engeland en Frankrijk. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
609. Ida van LOTHARINGEN, geboren dd‑mm‑1043, overleden op 13‑04‑1113. Ida van Verdun, ook Ida van Lotharingen, Ida van de Ardennen of Ida van Boulogne genoemd (Bouillon, ca. 1040 – Arras, 13 april 1113) wordt als zalige gevierd op 13 april.
Ida van Verdun was een dochter van Godfried II van Neder-Lotharingen en Doda. Volgens haar vita was Ida een beeldschone vrouw, groot van gestalte en met lang blond haar. Ze was een vrome vrouw die een voorbeeldig christelijk leven leidde. Na het overlijden van haar echtgenoot Eustaas, wijdde ze haar leven aan de Kerk. Ze deed tal van schenkingen aan religieuze huizen en stichtte en herstelde diverse kloosters. Ze was gekend wegens haar schenkingen aan de armen. Ze nam zelf het habijt niet aan (zoals sommigen beweren), maar van abt Hugo van Cluny verkreeg ze een spirituele verbondenheid met de Abdij van Cluny. Ze correspondeerde met de heilige Anselmus van Canterbury en onder zijn supervisie promootte ze de hervorming van Cluny. Ida onderhield ook contacten met de Spaanse bisschop Osmond van Astorga. Ida speelde een belangrijke rol in het bestuur van de gebieden die in het bezit waren van de dynastie Boulogne. Zij was waarschijnlijk de drijvende kracht achter de verzoening tussen haar echtgenoot en Willem de Veroveraar. Zelf hield ze in Engeland vijf gebieden direct in leen van de koning. En vanuit haar bezittingen rond Tongeren en haar weduwgoed Genepiën steunde ze rond 1080 de inspanningen van haar zoon Godfried van Bouillon om aan de macht te komen in Lotharingen. Ida trouwde in 1049 met Eustaas II van Boulogne als diens tweede vrouw. Ida bracht het slot van Bouillon als bruidsschat in. Zij stond erop haar kinderen zelf te voeden omdat ze van mening was dat de kinderen met melk van een min ook de mindere kwaliteiten van het gewone volk zouden krijgen. Ze gaf haar zoons grote bedragen om hun deelname aan de Eerste Kruistocht te financieren. Ook stichtte en steunde ze kloosters te Boulogne, le Wast, Calais en Sint-Omaars. Uiteindelijk gaf ze al haar bezittingen weg en trad ze toe tot de orde van de benedictines-oblaten in een abdij in Arras. Ida is begraven in de abdij van Sint-Vaast, in 1669 overgebracht naar Parijs, en in 1808 overgebracht naar Bayeux. Eustaas en Ida kregen de volgende kinderen: Eustaas III van Boulogne (1059-1125); Godfried van Bouillon (1060-1100); Boudewijn I van Jeruzalem (-1118). Ida, die huwde met graaf Herman van Malsen, de stamvader van de familie van Cuyck. Ida van LOTHARINGEN bouwde een indrukwekkend kerkelijk netwerk uit. Al deze contacten en inspanningen ten aanzien van de Kerk waren bedoeld om het prestige van de dynastie te verhogen en de machtsbasis van de graaf van Boulogne te verstevigen. In 1070 bevestigden Eustaas en Ida het kapittel van Lens in hun bezittingen en deden ze additionele schenkingen. Deze waren niet alleen bedoeld voor hun zielenheil, maar ook om hun welwillende autoriteit te tonen. Samen met haar zoon Eustaas III van Boulogne restaureerde ze de abdij van Saint-Wulmer-au-Bois (in Samer). In 1090 besliste Ida ook een abdij te stichten in Les Attaques, in de buurt van Calais: de abdij van La Capelle of Capelette. Ze stichtte ook de Benedictijner priorij van Le Wast rond 1095, waar ze begraven werd. Ida bouwde de eerste stenen kerk in Boulogne-sur-Mer (nu de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw) in de periode 1080-1100. Het gebouw werd diverse keren verwoest en heropgebouwd, maar werd uiteindelijk helemaal met de grond gelijk gemaakt in 1789. De crypte die uit de tijd van Ida dateert, werd herontdekt in 1827 toen de funderingen voor de nieuwe kerk gegraven werden. In 1899 kreeg Ida een altaar in de basiliek. Ida bouwde ook de kerk van Saint-Wulmer in Boulogne-sur-Mer rond 1093, recht tegenover het kasteel van de graven van Boulogne. Ze deed ook verschillende schenkingen aan de Abdij van Munsterbilzen. Het was Mathilde van Boulogne, de dochter van Eustaas III van Boulogne en echtgenote van koning Stefanus van Engeland, die de kerkelijke autoriteiten aanspoorde om haar grootmoeder Ida van Boulogne heilig te verklaren. Mathilde’s andere grootmoeder, Margaretha van Schotland, was op dat moment reeds heilig verklaard. De heiligverklaring van Ida was onderdeel van de campagne om Stefanus koning van Engeland te maken. De monniken van de priorij van Le Wast, de bewakers van Ida’s graf, werden gevraagd om haar biografie op schrift te stellen. Ida overleed op 13 april 1113 in de door haar gestichte abdij van La Capelle. Volgens haar laatste wens werd haar lichaam overgebracht naar Le Wast om er begraven te worden in de abdijkerk daar. Kort na haar overlijden werd haar graf een eerste keer geopend. Volgens haar ‘Vita’ was haar lichaam intact en steeg een zoete geur uit het graf op, een teken van heiligheid. In de loop van de 14de eeuw werden haar stoffelijke resten ondergebracht in een kleine kapel die vlak bij de kerk van Le Wast werd gebouwd. In de 17de eeuw verkeerde haar begraafplaats echter in een lamentabele staat. Haar graf werd op 28 september 1669 geopend en haar beenderen werden toevertrouwd aan de Benedictinessen van het Heilige Sacrament in de rue Cassette in Parijs. Aan de kerk van Le Wast werd een rib van de heilige geschonken. Na de Franse Revolutie werd het reliekschrijn overgebracht naar de kerk van de Benedictinessen in Bayeux; daar bevinden ze zich nog steeds op dit moment. In 1899 werd een fragment van de rechterarm overgebracht naar de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw in Boulogne-sur-Mer. Op dat moment werd een klein stukje van de schedel geschonken aan de bisschop van Bayeux. Dat fragment kwam in 1926 opnieuw in het klooster van Bayeux. In 2014 schonken de zusters deze reliek aan de heer Horst van Cuyck, die het zal onderbrengen in het altaar van de Ölbergkapelle in Walchsee. Ondanks alle inspanningen werd de cultus van de heilige Ida nooit wijd verspreid. Ze werd niet zozeer herinnerd als een heilige, maar veeleer als de moeder van Godfried van Bouillon en Boudewijn I van Jeruzalem. In de Oudfranse ‘Cycle de la Croisade’ duikt Ida op als de dochter van de Zwaanridder (‘Le Chevalier au Cygne’), die trouwde met de graaf van Boulogne. Haar zoon Godfried van Bouillon werd dé held van de Eerste Kruistocht en sprak tot de verbeelding. De kroniekschrijver Guibert van Nogent schrijft dat Ida zelf heldenverhalen vertelde over haar zoon en dat deze als kind reeds zei dat hij een sterk leger naar Jeruzalem zou leiden: ‘De glorieuze vrouw vertelde, toen ze het succes van de tocht van haar zonen overschouwde, dat ze uit de mond van haar zoon, de hertog, een voorspelling had gehoord over de expeditie. Want hij had gezegd dat hij naar Jeruzalem zou gaan, niet als een gewone pelgrim, zoals zo vele anderen, maar met een groot leger, als hij er één op de been zou kunnen brengen.’ Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 588. Ida van BOULONGE, geboren dd‑mm‑1055.
610. Gerard I van HOCHSTADEN, Graaf van Hochstaden, geboren dd‑mm‑1030, overleden dd‑mm‑1100.
Kind:
1. 589. Gerhard II von HOCHSTADEN, geboren dd‑mm‑1055.
611. Gerlach II von WICKENRODE (van Ahr, van Are).
Kind:
1. 590. Aleida (von Wickrath, van Wickrath, van Wickerode, von Wickerode), geboren dd‑mm‑1060 te Wickerode, Südharz, Mansfeld-Südharz, Saksen-Anhalt (Dl.).
612. Lodewijk II van CHINY, graaf van Chiny, geboren ca. 1024, overleden ca. 1066. Na de dood van zijn vader in 1025 werd hij graaf van Chiny. Hoewel Lodewijk ongeveer 40 jaar regeerde, is er over zijn regering zo goed als niets geweten. Lodewijk hield volgens de legende vaak jachtpartijen in zijn enorme wildpark. In dit park werd een kluizenarij gesticht en werd een bron met heilig water gevonden, waarna Lodewijk er een heiligdom met helende krachten liet bouwen. Het heiligdom werd door vele pelgrims bezocht, die er genade kwamen afsmeken aan de Heilige Theobaldus van Provins. In de jaren 1070 stichtten monniken in Calabrië nabij het heiligdom de Abdij Notre-Dame d’Orval, op uitnodiging van zijn zoon Arnold I. Na de dood van Lodewijk rond 1066 werd zijn zoon Arnold graaf van Chiny. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
613. Sophie van VERDUN, geboren ca. 1015, overleden ca. 1078. Dochter van Frederick van Verdun.
Uit dit huwelijk:
1. 591. Arnold I, gedoopt ca. 1030.
614. Arnold I van AARSCHOT (van Antwerpen), geboren ca. 1040.
Gehuwd met
615. Beatrice van LOON, geboren ca. 1040.
Uit dit huwelijk:
1. 593. Arnold II, geboren ca. 1065 te Antwerpen (B.).
616. Hendrik II van LEUVEN, geboren ca. 1020, overleden dd‑mm‑1078 te Nijvel (B.) en aldaar begraven. Hendrik II van Leuven was graaf van Leuven en Brussel van 1054 tot 1078. Hij was zoon van Lambert II Balderik, graaf van Leuven en Brussel, en diens echtgenote Oda van Verdun. Zijn naam verschijnt naast die van zijn broer Reinier in een akte van 1078 voor het kapittel van Brussel. Er is weinig bekend over zijn heerschappij, maar men weet dat hij in 1071 steun verleende aan Richilde van Henegouwen tegen haar schoonbroer Robrecht I de Fries in het geschil om het graafschap Vlaanderen. Zijn dochter is nadien dan ook uitgehuwelijkt aan de tweede zoon van Richilde.
Hij huwde ca. 1050
617. Adela (Nellenburg, Schaffhausen (Zwi.) ca. 1030 – na 1086), dochter van Everhard van Teisterbant, graaf van Teisterbant en de Betuwe. Zij hadden als kinderen: Hendrik III (ca. 1063-1095), graaf van Leuven en Brussel, landgraaf van Brabant vanaf 1085/1086; Godfried I (1060-1139), graaf van Leuven en Brussel, landgraaf van Brabant en hertog van Neder-Lotharingen; Ida (1077-1139), in 1084 gehuwd met Boudewijn II (┼ 1098), graaf van Henegouwen; Alberon (1070-1128), prins-bisschop van Luik. Adela stamde uit het geslacht der Ezzonen; de volgende voorouders zijn bekend: Erenfried van de Bliesgouw (ca. 845 – na 14 juni 904), graaf van de Bliesgouw, Scarpone, Keldagouw, Bonngouw, Charmois, en Adelgunde (ca. 855 – 902), dochter van Koenraad II van Auxerre; Everhard van de Keldachgouw (ca. 870 – na 937), graaf van de Keldachgouw en de Bonngouw, mogelijk de graaf Eberhard die namens Hendrik I van Duitsland over vrede onderhandelt met Lotharingen. Diederik (ca. 905 – voor 964), graaf in de Betuwe, Drenthe, Salland en de pagus Forestensis, en Amalrada (ca. 915 – 7 september van een onbekend jaar), grootouders van Fretherhard; (Onbekend); Fretherhard van Teisterbant; Everhard van Teisterbant, graaf van Teisterbant en de Betuwe. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 594. Ida, geboren ca. 1065.
618. Gaultier d’ATH, heer van Ath, Roeulx en Montdidier, geboren ca. 1040 te Ath, Hainault (B.), overleden ca. 1090.
Gehuwd voor de kerk ca. 1070 met
619. Ada de MONTDIDIER‑ROUCY, geboren ca. 1045, overleden na 1121.
Uit dit huwelijk:
1. Ade, geboren dd‑mm‑1075, overleden dd‑mm‑1126. Gehuwd met Raas I van GAVERE, geboren dd‑mm‑1063. De heerlijkheid Gavere of het Land van Gavere was een omvangrijke heerlijkheid waarvan het territorium zich uitstrekte over elf dorpen in de westelijke helft van het huidige Oost-Vlaanderen, op de denkbeeldige noord-zuidas tussen Gent en Oudenaarde . Het betreft Baaigem, Dikkelvenne, Gavere, Hermelgem, Meilegem, Nederzwalm (ook Allerheiligenzwalm genoemd), Paulatem, Semmerzake, Sint-Maria-Latem, Vurste en Wassene. Toen tijdens de 11de eeuw het gebied tussen Schelde en Dender, het zogenaamde Land van Aalst, bij Vlaanderen werd ingelijfd, werd door de graaf via de heerlijkheid Gavere een belangrijke pion langs de Schelde gezet. De heren van Gavere beschikten immers over een versterkte burcht, die onder meer een rol speelde tijdens de Slag van Gavere in 1453. De vesting kreeg de daaropvolgende eeuwen veel zware klappen en werd uiteindelijk door de Fransen verwoest in 1658. De heerlijkheid Gavere was een leen dat gehouden werd van het grafelijk leenhof ten Stene van het Land van Aalst. In 1518 kreeg het Land van Gavere de titel van graafschap. De heer, bijgevolg graaf van Gavere, verkreeg dit statuut samen met het ridderschap in de orde van het Gulden Vlies bij wijze van gunst, omdat de vorst eerder enkele van zijn verzoeken had afgewezen. De toenmalige heer van Gavere was immers ook heer van Zottegem; het was zijn ambitie geweest om beide Landen in één leen te verenigen en er de titel van markizaat voor te verkrijgen. Dit werd afgewezen, onder meer omdat daardoor minder leenmannen verplichtingen zouden hebben ten opzichte van de vorst als graaf van Vlaanderen. De verheffing tot graafschap volgde kort na deze weigering; in 1540 maakte Karel V van het Land van Gavere daarenboven een prinsdom of principauté. Uit een overzicht van de gekende heren van het Land van Gavere blijkt dat doorheen het ancien régime een aantal grote families deze heerlijkheid in handen hebben gehad. Daaronder bevonden zich een aantal prominente historische persoonlijkheden. Er kunnen vier verschillende familiale groepen onderscheiden worden. Een eerste droeg de naam van het gebied en loopt minstens terug tot het midden van de 10de eeuw. Hoewel de naam ook op verschillende andere plaatsen opduikt, heeft slechts één tak van de familie van Gaver(e) effectief de heerlijkheid in zijn bezit gehad: het was immers één van de oudste en meest vermogende geslachten van het graafschap Vlaanderen. Raas I van Gaver kan in de 10de eeuw gesitueerd worden. Vanaf Raas II was er een ontegensprekelijk verband met het graafschap Vlaanderen: hij werd immers door de toenmalige graaf als erfelijk opperschenker aan het hof aangesteld. Raas III volgde zijn vader op in het Gaverse gebied en was tegelijk ook heer van Chièvres. Tot aan het begin van de 14de eeuw kan vervolgens een ononderbroken parenteel gevolgd worden via Jan van Gavere en Raas IV tot en met Raas VIII. Toen deze laatste in de Schelde te Gavere verdronk, eindigde met hem dan ook de rechtstreekse lijn. Bron: Inventaris van het archief van de heer, het leenhof en de schepenbanken van het Land van Gavere, 1535-1810 / Joke Verfaillie.
2. 598. Béatrix, geboren ca. 1090 te Ath (B.).
620. Huon d’AILLY, seigneur d’Ailly-Le-Haut-Clocher, geboren ca. 968, overleden dd‑mm‑1022. Informatie over de familike d’Aillys is gevonden in: http://racineshistoire.free.fr/LGN/PDF/Ailly.pdf.
Kind:
1. 600. Waleran, geboren ca. 1003.
Generatie XXXII
621. Albert I van NAMEN, geboren ca. 945, overleden ca. 1010.
Gehuwd voor de kerk ca. 995 met
622. Ermengarde van LOTHARINGEN, geboren ca. 975, overleden ca. 1012.
Uit dit huwelijk:
1. 602. Albert II, geboren ca. 1000.
623. Frederik van LUXEMBURG, geboren ca. 1003, overleden op 28‑08‑1065. Frederik van Luxemburg was de jongste zoon van graaf Frederik van Luxemburg en Irmentrude van de Wetterau. Hij was hertog van Neder-Lotharingen van 1046 tot 1065. Frederik was graaf van de Moezelgau en van Malmedy, en voogd van Stavelot-Malmedy, Sint-Truiden en van Luik. Door zijn moeder was hij heer van het kasteel Gleiberg (in de huidige gemeente Wettenberg). Zijn benoeming tot hertog kwam voort uit het conflict van Godfried II van Lotharingen met keizer Hendrik III. Godfrieds vader Gozelo I van Verdun was hertog van geheel Lotharingen geweest en Godfried eiste die positie ook op. Maar Hendrik vond het niet verstandig om Godfried zoveel macht te geven en maakte hem alleen hertog van Opper-Lotharingen en gaf Neder-Lotharingen aan Godfrieds zwakke (volgens sommige bronnen zwakzinnige) broer. Na een opstand van Godfried besloot Hendrik dat hij een krachtige hertog in Neder-Lotharingen nodig had, en benoemde in 1046 Frederik tot hertog van Neder-Lotharingen. In 1049 werd Frederik ook markgraaf van Antwerpen. Frederik wist zich te handhaven tegen Godfried en zijn bondgenoten, vooral door de hulp van zijn broer bisschop Adalbero III van Metz. Frederik bouwde het kasteel van Limburg. Na zijn dood benoemde keizer Hendrik IV Godfried met de Baard tot hertog van Neder-Lotharingen. Ook het voogdschap van Stavelot-Malmedy werd door de keizer overgedragen aan de nieuwe hertog Godfried II. De functie van voogd van Sint-Truiden bleef in Frederiks familie en ging over op zijn schoonzoon Udo van Limburg. Frederik was in zijn eerste huwelijk getrouwd met Gerberga van Boulogne (┼1049), een dochter van Eustacius I, graaf van Boulogne en Mathilde van Leuven. Zij kregen een dochter Judith (Jutta) die trouwde met Udo van Limburg (┼1078). Na het overlijden van Gerberga huwde Frederik met Ida van Saksen (ovl. 31 juli 1102), een dochter van Bernhard II van Saksen en Eilika van Schweinfurt. Zij kregen geen kinderen. Frederik ruilde Ida’s Saksische bezittingen tegen het graafschap La Roche. Ida hertrouwde met Albert III van Namen.Frederik overleed tijdens een oorlog tegen bisschop Anno II van Keulen en werd, net als zijn eerste echtgenote Gerberga, begraven in de abdij van Stavelot. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 1025 met
624. Gerbera van BOULOGNE, geboren ca. 1015, overleden ca. 1049.
Uit dit huwelijk:
1. 605. Jutta, geboren ca. 1040.
625. Walram I van AARLEN (van Arlon), overleden na 1052.
Gehuwd met
626. Adele van OPPER‑LOTHARINGEN, overleden 955‑1000.
Uit dit huwelijk:
1. 606. Walram II (van Arlon), geboren ca. 1040.
627. Eustatache I van BOULOGNE, graaf van Boulogne, geboren dd‑mm‑995, overleden dd‑mm‑1049.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑1020 met
628. Mathilde van LEUVEN, geboren dd‑mm‑1000, overleden ca. 1049.
Uit dit huwelijk:
1. 624. Gerbera, geboren ca. 1015.
2. 608. Eustache II, geboren ca. 1020.
629. Godfried II van NEDER‑LOTHARINGEN, geboren ca. 1010, overleden op 24‑12‑1069 te Verdun (Fr.).
Godfried II van Neder-Lotharingen met de Baard (ca. 1010 – Verdun, 24 december 1069) was de oudste zoon van Gozelo I van Verdun, hertog van Lotharingen. Onder zijn vader was hij graaf van Verdun. In 1044 overleed zijn vader en Godfried werd (slechts) tot hertog van Opper-Lotharingen benoemd. Keizer Hendrik III vond het niet raadzaam om Godfried het bestuur over geheel Lotharingen te geven en hij beloofde Neder-Lotharingen aan Godfrieds zwakzinnige broer Gozelo II van Neder-Lotharingen. In 1044/1045 probeerde Godfried Neder-Lotharingen te teisteren, maar dit mislukte. Hij werd gevangengezet in Giebichenstein. Later hernieuwde hij zijn eed van trouw en gaf een verder onbekende zoon als gijzelaar. Wanneer deze in gevangenschap sterft, neemt Godfried opnieuw de wapens op. Ditmaal kreeg hij steun van Boudewijn V van Vlaanderen en Dirk IV van Holland. In 1047 ontnam de keizer Godfried de rijkslenen aan de rebellen. Verdun gaf hij in leen aan de plaatselijke bisschop, waarop Godfried de stad verwoestte. Twee jaar later doodde Godfried zijn plaatsvervanger Adalbert van Lotharingen, maar zijn poging om de Moezel-regio te veroveren mislukte. Paus Leo IX, afkomstig uit Opper-Lotharingen, wist in 1049 een vrede te bemiddelen en Godfried zich ertoe verbond om de kathedraal van Verdun herop te bouwen. In 1053 hertrouwde Godfried met Beatrix van Toscane, weduwe van markgraaf Bonifatius III van Toscane. In reactie nam Hendrik III Beatrix en haar zoon gevangen. Daarop nam Godfried het bestuur van Toscane en de grote bezittingen van zijn vrouw in de Povlakte en Emilia-Romagna, op zich. In 1054 kwam Boudewijn van Vlaanderen opnieuw in opstand tegen Hendrik, maar dankzij de afzijdigheid van Godfried kon deze worden verslagen te Doornik. In 1055 zou Boudewijn Antwerpen belegerd hebben, maar de Lotharingse overmacht was te groot. In 1056 (na de dood van Hendrik III) sloot Boudewijn vrede met het keizerrijk. Boudewijn verwierf later omvangrijke gebieden in Neder-Lotharingen: de mark Ename kreeg hij in leen omstreeks 1062/1063. Godfried verwierf de graafschappen Pisa en Ancona en hij werd keizerlijk stadhouder in Italië. In 1057 was Godfried aanvankelijk nog een medestander van de keizer, doch later toch verbannen naar Toscane. Zijn broer was inmiddels tot paus benoemd (paus Stefanus IX (X)) en samen domineerden ze de politiek van Noord- en Midden-Italië. Van zijn broer kreeg hij het hertogdom Spoleto in leen. Paus Stefanus overleed in 1058 en Godfried steunde zijn opvolger paus Nicolaas II tegen Tegenpaus Benedictus X, die hij door soldaten uit het Lateraanse paleis liet verdrijven. Godfried bemiddelde in een conflict tussen de adel van Sardinië en de stad Pisa, en wist een leger van Italiaanse Normandiërs te verslaan dat op weg was naar Rome. Na de dood van Hendrik III in 1056 keerde Godfried weer terug naar Lotharingen. In 1062 sloot hij zich aan bij de ontvoering van de minderjarige koning Hendrik IV. Deze ontvoering maakte deel uit van een machtsgreep van de rijksgroten tegen het corrupte bewind van Hendriks moeder Agnes van Poitou (1024-1077) als regentes. Agnes gaf na dit incident haar functie als regentes op. Na de dood van Frederik van Luxemburg in 1065 werd Godfried benoemd tot hertog van Neder-Lotharingen. In 1066 was hij aanvoerder van de fractie die bisschop Adalbert van Bremen afzette als mede-voogd over Hendrik IV. Godfried trok zich in 1069 terug in Verdun wegens slechte gezondheid en stierf daar nog in hetzelfde jaar. Hij werd begraven in de Notre-Dame van Verdun. Godfried huwde tweemaal.
Uit zijn eerste huwelijk met
630. Oda (Goda) ‘van MUNSTERBILZEN’, begraven in de abdij van Munsterbilzen), werden geboren: mogelijk een dochter Judith, die zou zijn getrouwd met Manasses III van Rethel; Godfried III ‘met de Bult’ (1045-1076), huwde met Mathilde van Toscane; een onbekende zoon, gijzelaar aan het hof van Hendrik III; Ida van Neder-Lotharingen (1032-1113), die huwde met Eustatius II graaf van Boulogne; Wiltrudis, gehuwd met Adalbert van Calw. Zijn tweede huwelijk met Beatrix van Toscane bleef kinderloos. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 609. Ida van LOTHARINGEN, geboren dd‑mm‑1043.
631. Gerard van WASSENBERG.
Kind:
1. 610. Gerard I van HOCHSTADEN, geboren dd‑mm‑1030.
632. Sigebodo IV von ARE, geboren ca. 1000, overleden ca. 1048.
Gehuwd met
633. Mathilde van VERDUN.
Uit dit huwelijk:
1. 611. Gerlach II von WICKENRODE (van Ahr, van Are).
634. Lodewijk I van CHINY, graaf van Chiny, geboren ca. 965, overleden op 29‑09‑1025 te Verdun (Fr.). Lodewijk I van Chiny was van 987 tot aan zijn dood graaf van Chiny en van 1024 tot aan zijn dood graaf van Verdun. Hij behoorde tot het huis der Herbertijnen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
635. Adelheid NN, geboren ca. 970.
Uit dit huwelijk:
1. 612. Lodewijk II, geboren ca. 1024.
636. Emmo van LOON, geboren ca. 1020, overleden ca. 1079. Emmo van Loon was de derde graaf van het graafschap Loon.Voorheen werd aangenomen dat Emmo de zoon was van graaf Giselbert van Loon, maar waarschijnlijk was hij de zoon van diens broer Arnulf van Haspinga, omdat dit verklaart waarom “Arnold” de Leitname van het geslacht werd. Emmo’s jongere broer Otto II van Duras was abt in de abdij van Sint-Truiden. Tussen 1046 en 1078 werden Emmo en Otto samen als comites de Los vermeld, hetgeen doet vermoeden dat ze het graafschap samen bestuurden. De stelling dat Emmo trouwde met een erfdochter van Horne is al lang achterhaald. Intussen staat vast dat hij
trouwde met
637. Swanhilde van HOLLAND, geboren ca. 1023 te Vlaardingen, overleden op 05-02-1078 te Vlaardingen, dochter van de Friese graaf Dirk III. Ze kregen de volgende kinderen: Arnold I, vanaf 1079 graaf van Loon; Diederik (Dirk) van Loon, heer van Horne en Herlaar; (mogelijk) Reinoud, voogd van Fosses; (mogelijk) Sophia (-1065), die volgens twijfelachtige middeleeuwse bronnen tijdens haar gijzelneming in Duitsland trouwde met koning Géza van Hongarije. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 615. Beatrice, geboren ca. 1040.
638. Lambert II van LEUVEN, graaf van Leuven en van Brussel, geboren ca. 992 te Leuven (B.), overleden op 19‑06‑1054 te Doornik (B.), begraven te Nijvel (B.). Bijgenaamd Balderik.
Afhankelijk van de bron volgde hij ofwel zijn broer Hendrik I op, ofwel diens zoon Otto. Hij wordt voor het eerst vermeld als graaf van Leuven op 3 januari 1041. Hij was ook graaf van Brussel en voogd over de abdij van Nijvel en de abdij van Gembloers. Op 16 november 1047 stichtte hij samen met zijn echtgenote Oda van Verdun het Sint-Goedelekapittel in de Sint-Michielskerk te Brussel, waarheen hij de relieken van de heilige Goedele van Brussel liet overbrengen. Hij sloot zich in 1051 aan bij de opstand van Boudewijn V van Vlaanderen tegen keizer Hendrik III. In een treffen met het keizerlijk leger sneuvelde hij bij Doornik in 1054.Hij werd begraven in de abdijkerk van Nijvel, waar hij in het necrologium herdacht wordt op 19 juni. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik II. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 1020 met
639. Oda van VERDUN (van Neder-Lotharingen), geboren ca. 990 te Verdun (Fr.), overleden dd‑mm‑1062.
Uit dit huwelijk:
1. 616. Hendrik II, geboren ca. 1020.
640. Everhard van TEISTERBANT, graaf van Teisterbant en de Betuwe, geboren dd‑mm‑1005, overleden dd‑mm‑1070. Teisterbant was in de middeleeuwen een gouw of graafschap van Vlaardingen tot Tiel, begrensd door de rivieren Lek, Maas, Waal en Hollandse IJssel. De huidige Neder-Betuwe maakte er deel van uit, maar ook plaatsen als Vianen, Culemborg, Batenburg en Geldermalsen. Tiel was de belangrijkste stad van het gebied. De historische landen van Altena, Arkel, Buren, Heusden en Vianen maakten er ook deel van uit. De naam Teisterbant komt vermoedelijk uit het Keltisch, en betekent ongeveer ‘rechts gelegen’ (vergelijk teister met het Latijnse dexter, dat ‘rechts’ betekent). Het zou dan de tegenhanger zijn van Swifterbant, ‘links gelegen’. Het was reeds een bekend gebied in 8e eeuw. Van 843 (Verdrag van Verdun) tot het overlijden van Lotharius II in 869 hoorde Teisterbant onder het koninkrijk Lotharingen. Vervolgens kwam Teisterbant in 870 (Verdrag van Meerssen) aan Lotharius’ oom Lodewijk de Duitser en werd het deel van Oost-Francië. Graaf Gerulf van West-Frisia ontving als beloning voor zijn rol bij het verdrijven van de Noormannen van de Oost-Frankische koning Arnulf van Karinthië op 4 augustus 889 een aantal goederen in Teisterbant in vol eigendom. Het betrof een aantal boerderijen en huizen in onder andere Tiel, Aalburg en Asch. Gerolf had twee zonen, Waldger en Dirk. Dirk werd de stamvader van de graven van Holland, Waldger werd 898-928 vermeld als graaf van Teisterbant. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Radboud, mogelijk ook “Poppo” genoemd. Aan het eind van de 10e eeuw kwam het gebied in het bezit van graaf Ansfried van Hoei. Rond 985 verdeelde deze zijn bezittingen om in een klooster te gaan leven. In 994 werd hij tot bisschop van Utrecht verkozen. Op 11 april 999 schonk keizer Otto III het koningsgoed dat “Poppo, zoon van Wedigeri” in Teisterbant in leen had aan de kerk van Utrecht. De titel graaf van Teisterbant ging naar Ansfrieds neef Unruoch (Hunerik), mogelijk vader van Herman van Malsen, stamvader van de heren van Cuijk. Na de dood van Unruoch gaat het graafschap waarschijnlijk naar Diederik van Hamaland. Als deze in 1017 overlijdt neemt zijn stiefvader Balderik de macht over. Balderik moest zich in 1018 op de Rijksdag in Nijmegen verantwoorden en verloor daar al zijn goederen en zijn ambten. Als beloning voor zijn steun in de strijd tegen Balderik verwierf de bisschop van Utrecht Adelbold II in 1026 de grafelijke rechten van Teisterbant. Hoewel het bisdom al eerder kleinere wereldlijke bezittingen verwierf, vormde dit mede de basis voor het prins-bisdom ofwel sticht Utrecht. Delen werden in leen uitgegeven aan de graafschappen Kleef en Gelre en een aantal vrije heerlijkheden. Uiteindelijk raakte het bisdom hierdoor de soevereiniteit kwijt, en Teisterbant verdween van de kaart. Later werd het gebied een twistappel tussen de hertogen van Brabant en Gelre, omdat het zeer strategisch gelegen was. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 617. Adela (van Betuwe), geboren ca. 1030 te Nellenburg, Schaffhausen (Zwi.).
641. Walter I d’ATH.
Kind:
1. 618. Gaultier, geboren ca. 1040 te Ath, Hainault (B.).
642. Hilduin IV de MONTDIDIER, graaf van Montdidier, Ramerupt, Arcis-sur-Aube, geboren dd‑mm‑998, overleden dd‑mm‑1063. Door zijn huwelijk werd hij graaf van Roucy van 1033 tot 1063. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
643. Alix de ROUCY, Dame de Roucy et Reims, geboren dd‑mm‑1020, overleden dd‑mm‑1062.
Uit dit huwelijk:
1. 619. Ada de MONTDIDIER‑ROUCY, geboren ca. 1045.
Generatie XXXIII
644. Robert I van NAMEN, geboren ca. 925, overleden ca. 981. De afkomst van Robrecht I van Namen is onduidelijk, mogelijk was hij een zoon van Berengarius van Namen. Hij werd in 946 graaf van de Lommegouw (Namen). Robrecht stelde zich onafhankelijk op tegenover aartsbisschop Bruno van Keulen, die ook hertog van Lotharingen was. Hij steunde een opstand van een graaf Immo en legde Bruno’s edict naast zich neer om de versterkingen af te breken die gebouwd waren zonder de toelating van de hertog. Hij vergrootte juist het kasteel van Namen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 945 met
645. Ermengard van VERDUN, geboren ca. 920, overleden ca. 981.
Uit dit huwelijk:
1. 651. Ermengarde, gedoopt ca. 945.
2. 621. Albert I, geboren ca. 945.
646. Frederik van LUXEMBURG, geboren ca. 965, overleden op 06‑10‑1019, uit het geslacht der Wigeriden. Hij was graaf van de Moezelgouw, voogd van de dubbelabdij Stavelot-Malmedy en de abdij van Sint-Maximinius te Trier terwijl zijn oudste broer, Hendrik I, graaf was van Luxemburg. Frederik was de tweede zoon van graaf Siegfried van Luxemburg en Hedwig van Nordgau. Sinds het begin van de elfde eeuw had hij het Karolingische domein Baelen-sur-Vesdre in handen. Hier zou zijn zoon, eveneens Frederik genaamd rond 1030 een versterking bouwen in de vorm van een mottekasteel . In 1008 kwam Frederik in opstand tegen zijn zwager, keizer Hendrik II, en zat daarom van 1011-12 gevangen, maar verzoende zich later met hem. Na zijn dood ging de Moezelgauw op in het graafschap Luxemburg. Het voogd schap van de dubbelabdij Stavelot-Malmedy ging over op zijn zoon Frederik.
Frederik trouwde rond 985 met
647. Irmentrude van de Wetterau (ca. 967 – ca. 1020), erfgename van het kasteel Gleiberg (in de huidige gemeente Wettenberg). Zij was dochter van Herbert van de Wetterau en Kinziggau uit het geslacht van de Konradijnen en Irmtrud van Avalgau (957 – 1015), dochter van graaf Megingoz. Zij was de erfgename van het graafschap Gleiberg en werd de stammoeder van het eerste, Luxemburgse grafelijke huis van Gleiberg, dat eind 11e eeuw in de mannelijke lijn uitstierf. Van Frederik en zijn vrouw Irmtrud zijn de volgende kinderen bekend: Hendrik (ca. 990-┼14 oktober 1047), graaf van Luxemburg; Frederik (1003-1065), hertog van Neder-Lotharingen, heerser over het land van Limburg; Adalbero (ca.999- ┼ 13 november 1072), bisschop van Metz; Giselbert (ca. 995-┼ 14 augustus 1059), graaf van Luxemburg (1047) en Longwy; Diederick (ca.992-┼ 11 november 1045), vader van Diederick II van Luxemburg (┼1075) graaf en voogd van de abdij van Sint-Maximinius, Hendrik van Laach paltsgraaf van Lotharingen, Poppo 1092-1103 bisschop van Metz; Herman, mogelijk dezelfde als Herman van Gleiberg, paltsgraaf van Lotharingen; Otgiva (986-┼21 februari 1030), getrouwd met graaf Boudewijn IV van Vlaanderen; Gisela (ca. 1009-┼ 1058), getrouwd met Rodulf, heer van Aalst; Irmtrud (ca. 987-┼ na 21 augustus 1055), begraven in Altomünster, getrouwd met Welf II van Altdorf, graaf in Lechrain; Oda (ca. 988), kanunnikes te Remiremont, abdis van Saint Rémy te Lunéville. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 623. Frederik, geboren ca. 1003, overleden ca. 1065.
627. Eustatache I van BOULOGNE (zie elders)
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑1020 met
628. Mathilde van LEUVEN (zie elders)
Uit dit huwelijk: 2 kinderen.
648. Boudewijn II van BOULOGNE, graaf van Boulogne, geboren ca. 975 te Boulogne-Sur-Mer (Bonen), Nord-Pas-De-Calais (Fr.), overleden dd‑mm‑1033. Boudewijn II van Boulogne (ca. 975 – 1033) was een zoon van graaf Arnulf III van Boulogne. In 990 volgde Boudewijn zijn vader op als graaf van Boulogne, Saint-Pôl, Guînes, Lens en lekenabt van de abdij van Sint-Bertinus. Boudewijn trouwde met Adelheid van Holland. Hij maakte gebruik van de minderjarigheid van Boudewijn IV van Vlaanderen om een onafhankelijke positie te verwerven, wat later resulteerde in een voortdurende vijandschap tussen de twee Boudewijns. In 1017 vochten Boudewijn en zijn broer Arnulf tegen Vlaanderen, waarbij Arnulf werd gedood. Boudewijn werd in 1033 gedood door Engelram I van Ponthieu die door Boudewijn was beledigd. Engelram trouwde vervolgens met Adelheid. Boudewijn en Adelheid waren ouders van Eustaas I van Boulogne. Bron: Wikipedia.
649. Gehuwd met Adelina van HOLLAND, gravin, geboren ca. 990, overleden ca. 1045. She was possibly a daughter of Arnulf, Count of Holland, and Lutgardis of Luxemburg. She married firstly Baldwin II, Count of Boulogne (with whom she had Eustace I of Boulogne), and secondly Enguerrand I of Ponthieu. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 627. Eustatache I, geboren dd‑mm‑995.
650. Graaf van Warq Otto I van CHINY, gedoopt ca. 955, overleden ca. 987. In 971 richtte hij de vesting van Warcq op en viel hij zijn buren, zoals de bisschop van Reims, aan. Otto geldt als de eerste graaf van Chiny, alhoewel hij zo nog niet genoemd werd. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
651. Ermengarde van NAMEN, gedoopt ca. 945, overleden ca. 1010. dochter van Robert I van Namen of van Albert I van Namen. De afkomst van Robrecht I van Namen (ca. 925 – 974/981) is onduidelijk, mogelijk was hij een zoon van Berengarius van Namen. Hij werd in 946 graaf van de Lommegouw (Namen). Robrecht stelde zich onafhankelijk op tegenover aartsbisschop Bruno van Keulen, die ook hertog van Lotharingen was. Hij steunde een opstand van een graaf Immo en legde Bruno’s edict naast zich neer om de versterkingen af te breken die gebouwd waren zonder de toelating van de hertog. Hij vergrootte juist het kasteel van Namen. Robrechts echtgenote is onbekend gebleven. Op grond van naamgevingen worden als mogelijke echtgenotes gezien: -Oda of Ermengarde, dochters van Otto van Verdun; – Liutgard, dochter van Adalbert van Metz Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 634. Lodewijk I, geboren ca. 965.
652. Dirk III van WEST‑FRIESLAND, geboren ca. 982, overleden op 27‑05‑1039. Dirk III, bijgenaamd Hierosolymita (“Jeruzalemganger”), was een Friese graaf (comes Fresonum). Hij was van 993 tot 1039 graaf van West-Frisia (waaruit het latere graafschap Holland zou ontstaan). Toen zijn vader Arnulf in 993 sneuvelde, was Dirk III nog te jong om het bestuur op zich te nemen, waarop zijn moeder Lutgardis van Luxemburg deze taken waarnam. In 1005 was Dirk oud genoeg om zelfstandig het graafschap te besturen, maar maakte nog steeds dankbaar gebruik van de goede connecties van zijn moeder. Zij riep de hulp in van haar zwager, de Duitse koning Hendrik II, om een Friese opstand te onderdrukken. De koning vertrok vanuit Utrecht per schip met een leger naar Friesland en bracht de aanvallen tot staan. Tijdens zijn graafschap wist Dirk zijn gebied uit te breiden richting het oosten. Deze uitbreiding ging ten koste van het bisdom Utrecht. De uitbreiding bestond onder meer uit het gebied ten zuidoosten van Alphen, tussen Zwammerdam en Bodegraven. In 1017/1018 zou Dirk ook nog een oorlog tegen de Friezen hebben gevoerd. Dirk was actief in de ontginning van moerassen door gronden te verpachten aan Friezen die ze in cultuur brachten, maar die wilde gronden werden door de bisschoppen van Utrecht als hun gebied beschouwd. Rond 1015 koloniseerde Dirk zo de Riederwaard. Bovendien bouwde hij een burcht in Vlaardingen, waarschijnlijk op de plek waar zich nu de Grote Kerk bevindt, waar het riviertje de Flarding (tegenwoordig de Vlaardingse haven) uitmondde in de Merwede (tegenwoordig de Nieuwe Maas). Vanuit die burcht dwong hij de kooplieden die langs kwamen varen, onderweg van Tiel naar Engeland en vice versa, om tol te betalen. Deze kooplieden én ook bisschop Adelbold van Utrecht riepen daarom de hulp in van de Duitse keizer Hendrik II. Deze gaf in 1018 zijn neef Dirk de opdracht zijn vesting te ontruimen. In plaats van zijn leenheer te gehoorzamen, verschanste Dirk zich op zijn burcht en de keizer kon nu niet anders dan een leger op hem af sturen. Dit leger, onder leiding van hertog Godfried de Kinderloze, bestond uit een vloot met troepen uit het Sticht Utrecht, het keurvorstendom Keulen en het bisdom Luik. Op 29 juli 1018 kwam het tot de Slag bij Vlaardingen. Het laatste stuk naar de burcht moest via land worden afgelegd, wat lastig ging omdat het gebied vol met sloten en dijken lag. Het duurde niet lang voor het leger van Godfried vastliep en noodgedwongen moest terugkeren naar hun schepen om een andere route te zoeken. Op de terugweg liep het leger echter in een hinderlaag van de troepen van Dirk. Godfried maakte met zijn leger een tactische terugtrekkende beweging, waarop iemand uit het Friese kamp riep dat de voorste gelederen verslagen waren en de hertog op de vlucht sloeg. Hierop raakten de troepen van Godfried zo in paniek dat velen in volle wapenuitrusting de rivier in sprongen, in een poging de schepen te bereiken. Andere kwamen vast te zitten in het moeras. Dirk maakte direct gebruik van de paniek en het machtige leger van de hertog werd volledig in de pan gehakt. Godfried werd hierbij gevangengenomen. In de 12e-eeuwse Annalen van Egmond staat Dirk III vermeld met de bijnaam Hierosolymita, de Jeruzalemganger. Dat duidt erop dat hij een pelgrimstocht naar het Heilige Land heeft gemaakt. Volgens de 14e-eeuwse geschiedschrijver Johannes de Beke heeft Dirk zijn tocht rond het jaar 1030 ondernomen. Na het overlijden van Dirk III op 27 mei 1039, ging zijn vrouw terug naar Saksen, waar zij op 31 maart 1044 overleed. Dirk III is begraven in de Abdij van Egmond. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
653. Othehilde NN, geboren ca. 985, overleden op 09‑03‑1043, begraven te Quedlinburg (Dl.).
Uit dit huwelijk:
1. 637. Swanhilde van HOLLAND, geboren ca. 1023 te Vlaardingen.
654. Lambert I van LEUVEN, graaf van Leuven, geboren ca. 950, overleden op 12‑09‑1015 te Florennes, Namen (B.). Lambert I, bijgenaamd met de Baard, was de oudste met zekerheid bekende graaf van Leuven en stamvader van de Leuvense gravendynastie. Samen met zijn broer Reinier zou hij door aartsbisschop Bruno de Grote verbannen zijn geweest. Na de dood van keizer Otto I keerden ze terug om het kasteel van “Bussud” (Bossut?) te belegeren, maar werden verslagen en opnieuw verbannen door keizer Otto II. In 973 zouden beide broers zijn teruggekeerd om Werner en Reinout, die hun vaders land in bezit hadden genomen, te bestrijden en te doden. In 976 deden Reinier en Lambert een tweede poging om hun bezittingen te heroveren. Ze werden op 19 april 976 verslagen bij Bergen maar kregen toen wel hun graafschappen van de koning terug. Lambert werd graaf van Leuven. Ook uit een andere bron weten we dat in 977 de zonen van Reinier III terug waren in hun vaderland. Door Lamberts huwelijk met Gerberga (in 991 of later), dochter van hertog Karel van Lotharingen (een zoon van de Karolingische koning Lodewijk IV van Frankrijk en Gerberga van Saksen, en diens vrouw, Adelheid van Troyes, een dochter van graaf Robert I van Meaux), kwam hij in het bezit van het graafschap Brussel. In 1003 wordt Lambert voor het eerst vermeld als graaf van Leuven, ter gelegenheid van zijn aanduiding als voogd over de abdij van Nijvel. Hij verwierf ook de voogdij over de abdij van Gembloers. Door dit voogdijschap moest hij instaan voor de bescherming van de abdijen, maar anderzijds verkreeg hij ook de territoriale controle over de uitgestrekte abdijdomeinen. In 1005 steunde Lambert Boudewijn IV van Vlaanderen in diens pogingen om het markgraafschap Valencijn te veroveren. In 1007 wordt vermeld dat graaf Lambert terug in de gratie is gekomen bij keizer Hendrik II. In 1012 benoemde de keizer Godfried de Kinderloze tot hertog van Neder-Lotharingen. Dit was tegen de zin van Lambert die deze functie zelf begeerde. Deze toewijzing bracht Lambert openlijk in conflict met de graven van de Ardennen. Het kwam zelfs zover dat Godfried de stad Leuven belegerde maar hij moest die onderneming zonder succes opgeven. Lambert kwam daarna in botsing met Balderik van Loon, bisschop van Luik. Deze had besloten een burcht te bouwen te Hoegaarden. Dit was niet naar de zin van Lambert I, die de burcht als een bedreiging beschouwde. Toen de bisschop weigerde de bouwwerken stop te zetten, deed Lambert een inval in het Luikse gebied. De bisschop wist slechts met toegevingen zijn vazallen ertoe te bewegen hem bij staan in de strijd, maar in 1013 werd die te Hoegaarden dan toch beslecht. Mede door desertie van een deel der Luikse troepen wist Lambert de bisschop een bloedige nederlaag toe te brengen. Deze overwinning stelde Lambert in staat ook het graafschap Bruningerode (ten zuidoosten van het graafschap Leuven) te annexeren. In 1015 kwam het opnieuw tot een conflict met hertog Godfried. Lambert trok samen met zijn broer Reinier tegen hem op, maar sneuvelde bij Florennes (1015). Om de vrede te herstellen tussen de Reiniers (graven van Leuven en Bergen) en het huis van Verdun werden huwelijksallianties aangegaan. Lambert II Balderik van Leuven huwde Oda van Verdun (dochter van Gozelo I van Verdun), en Reinier V van Bergen trouwde met een dochter van Herman van Ename (die omstreeks die tijd graaf van Brabant was). De kroniekschrijvers schetsen een zeer negatief beeld van de oorlogszuchtige Lambert I. Ze verwijten hem geen respect te hebben voor vrouwen, kinderen en heiligdommen. Niet alleen dankzij de Karolingische bruidsschat van zijn echtgenote Gerberga (het graafschap Brussel), maar ook door geweld en intriges wist hij zijn territorium uit te breiden. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
655. Gerberga van NEDER‑LOTHARINGEN, geboren ca. 975, overleden op 27‑01‑1018.
Uit dit huwelijk:
1. 638. Lambert II, geboren ca. 992 te Leuven (B.).
656. Freterhard van BLIESGAU, Graaf van Drenthe en Salland en Graaf van de Betuwe, geboren 23‑11‑970 te Bliesgau (Dl.), overleden dd‑mm‑1018. Overleden tijdens de slag bij de Merwede.
Gehuwd voor de kerk ca. 1010 met
657. Bertha van de BETUWE, geboren dd‑mm‑980, overleden dd‑mm‑1030.
Uit dit huwelijk:
1. 640. Everhard van TEISTERBANT, geboren dd‑mm‑1010.
658. Hilduin III de MONTDIDIER, Comte de Montdidier, Ramerupt, Arcis-sur-Aube, geboren voor 970, overleden na 1031.
Gehuwd met
659. Lasseline d’HARCOURT, geboren ca. 975, overleden na 1013.
Uit dit huwelijk:
1. 642. Hilduin IV, geboren dd‑mm‑998.
660. Ebles de ROUCY, graaf van Roucy, geboren ca. 975, overleden op 11‑03‑1033 te Reims (Fr.). Roucy is een gemeente in het Noord-Franse departement Aisne. Hij scheidde voor 1021 van Beatrix om aartsbisschop van Reims (1021-1033) te worden. In 1023 verwerft aartsbisschop Ebles het graafschap Reims wat hem tot prins-bisschop maakte.
Gehuwd met
661. Beatrice van HENEGOUWEN, geboren dd‑mm‑984, overleden dd‑mm‑1040.
Uit dit huwelijk:
1. 643. Alix, geboren dd‑mm‑1020.
Generatie XXXIV
662. Berenger van LOMME en NAMEN, graaf van Lomme en Namen, geboren ca. 900, overleden ca. 946.
Gehuwd met
663. Symphoronia van HENEGOUWEN (van de Darnau), geboren ca. 900, overleden ca. 946.
Uit dit huwelijk:
1. 644. Robert I van NAMEN, geboren ca. 925.
664. Herbert van de WETTERAU, graaf, geboren ca. 930, overleden ca. 992. Herbert was zoon van Udo van de Wetterau en een dochter (vermoedelijk heette ze Kunigunde) van Herbert I van Vermandois en Bertha van Morvois. Herbert was een belangrijk edelman in Centraal-Duitsland en leider van de Konradijnen. Na de dood van zijn vader Udo van de Wetterau in 949 werd Herbert graaf van de Kinziggau, de Engersgouw, en de Wetterau. Ook erfde hij de burcht Gleiberg, hoog op een basaltrots in het huidige Gießen (district). In 976 kreeg Herbert de grafelijke rechten voor de Gleiberg en omgeving: het graafschap Gleiberg. Herbert verwierf ook de titel van paltsgraaf. In 981 volgde hij keizer Otto II naar Italië en nam in 982 deel aan de rampzalig verlopen slag bij Crotone tegen de Saracenen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
665. Irmtrud van AVALGAU, geboren ca. 957, overleden ca. 1020, dochter van Megingoz en Gerberga (dochter van Godfried, paltsgraaf van Lotharingen en Ermentrudis, dochter van Karel de Eenvoudige en achterkleindochter van Otto I van Saksen, de man die de basis legde voor de macht van de Ottonen).
Uit dit huwelijk:
1. 647. Irmentrude, geboren ca. 972.
666. Arnulf III van BOULOGNE, graaf van Boulogne, Ternois en Terwaan van 971 tot 990, geboren ca. 940, overleden ca. 990.
Kind:
1. 648. Boudewijn II, geboren ca. 975 te Boulogne-Sur-Mer (Bonen), Nord-Pas-De-Calais (Fr.).
667. Arnulf van GENT, graaf, geboren ca. 951 te Gent (B.), overleden 18‑09‑993 te Winkel, begraven te Egmond. Abdij van Egmond.
Arnulf of Aarnout was een Friese graaf (comes Fresonum). Hij bestuurde van 988 tot 993 een graafschap in West-Frisia, dat later Holland genoemd zou worden. Omdat hij in Gent geboren was, werd hij ook wel Arnulf van Gent (Gandensis) genoemd. Arnulf wordt voor het eerst (samen met zijn ouders) vermeld op 26 oktober 970. Arnulf komt evenals zijn vader en aanvankelijk met hem in tal van Vlaamse oorkonden voor. Arnulf doneerde verschillende bezittingen aan de Abdij van Egmond als beloning voor de hulp van de monniken bij de landaanwinsten, onder meer Hillegersberg (dat eerst bekendstond als Bergan, maar hernoemd werd naar Arnulf’s moeder, Hildegard van Vlaanderen) en Overschie. In 983 vergezelde Arnulf de Duitse koning Otto II en diens zoon Otto III op hun reis naar Verona en Rome. Omstreeks 988 volgt hij zijn vader op als graaf en erft diens bezittingen. Als graaf slaagde hij er in zijn grondgebied verder naar het zuiden uit te breiden. In West-Frisia kreeg hij te maken te maken met opstanden van de Friese bevolking. De bewoners kwamen in opstand tegen zijn grafelijk gezag vanwege de ingrijpende maatregelen die hij doorvoerde. Hij was niet alleen een van de machtigste leenheren van het Ottoonse huis in het gebied tussen de Rijn en de Schelde, hij had ook goederen van de Franse kroon in leen. Omdat hij evenals zijn vader een aanhanger van de Ottonen was, kwam hij in conflict met de Franse koning Hugo Capet. Deze verwoestte Arnulfs gebied en ontnam hem zijn Franse bezittingen. Graaf Arnulf probeerde zijn gezag ook naar het noorden verder uit te breiden, in het gebied van de West-Friezen tussen de Rekere en het Vlie. Hij viel met zijn leger in 993 dit gebied binnen. Bij Winkel werd hij verslagen en sneuvelde hij op 18 september in de strijd. Zijn vrouw Liutgard (ook gespeld: Luitgardis) kon daarop alleen met hulp van koning Otto III het graafschap voor haar zoontje bewaren. Arnulf is met diverse andere familieleden begraven in de toenmalige Abdij van Egmond en werd later heilig verklaard. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
668. Lutgardis van LUXEMBURG, geboren ca. 960, overleden na 1005, begraven te Egmond. Abdij van Egmond. Lutgardis van Luxemburg (ca. 960 – 14 september na 1005) was een dochter van Siegfried van Luxemburg en Hedwig van Nordgau. Liutgard trad na de dood van haar man op als regent voor haar minderjarige kinderen. Zij schonk voor het zielenheil van haar gemaal het bezit Rugge aan de Sint Pietersabdij te Gent op 20 september 993. Zij riep de hulp van in van haar zwager, koning Hendrik II, die in het voorjaar van 1005 de West-Friezen met een vloot aanviel (“om haar woede te kalmeren” zoals Thietmar van Merseburg vermeldt). In juni 1005 verzoende zij zich vervolgens met de opstandige West-Friezen door toedoen van Hendrik. Liutgard is begraven in de Sint-Adelbertabdij te Egmond. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 649. Adelina van HOLLAND, geboren ca. 990.
2. 652. Dirk III van WEST‑FRIESLAND, geboren ca. 982.
669. Graaf Adelbert I van VERMANDOIS, leke-abt van St-Quentin, gedoopt ca. 932 te Vermandois (Fr.), overleden 08‑09‑987 te St. Quentin (Fr.).
Albert I van Vermandois,ook Adalbert, bijgenaamd de Vrome, was een edelman uit het noorden van Frankrijk in de tiende eeuw, de jongste zoon van de machtige graaf Herbert II van Vermandois. Na diens dood besloot hertog Hugo de Grote om de macht van het huis van Vermandois te breken door de bezittingen en leengoederen van Herbert eerlijk over zijn zoons en dochters te verdelen, en ze daarmee te versnipperen. Hierdoor werd Albert in 946 enkel graaf van Vermandois. Hij streed voor zijn broer Hugo, die door koning Lodewijk IV van Frankrijk in 946 was afgezet als bisschop van Reims maar moest zich in 949 aan Lodewijk onderwerpen. Albert stichtte de abdij van Homblières opnieuw en bouwde Mont-Saint-Quentin. In 987 was hij een van de tegenstanders van de koningskeuze van Hugo Capet. Albert werd begraven in Saint-Quentin (Aisne). Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
670. Gerberga van LOTHARINGEN, gedoopt ca. 935, overleden ca. 978.
Uit dit huwelijk:
1. 650. Graaf van Warq Otto I van CHINY, gedoopt ca. 955.
644. Robert I van NAMEN (zie elders)
Gehuwd voor de kerk ca. 945 met
645. Ermengard van VERDUN (zie elders)
Uit dit huwelijk: 2 kinderen.
671. Reinier III van HENEGOUWEN.
Gehuwd met
672. Adela van LEUVEN.
Uit dit huwelijk:
1. 654. Lambert I van LEUVEN, geboren ca. 964.
673. Karel van NEDER‑LOTHARINGEN, geboren ca. 953 te Reims (Fr.), overleden 22‑06‑992 te Orléans, begraven te Maastricht.
Karel was de jongste zoon van koning Lodewijk IV van Frankrijk en Gerberga van Saksen en werd uitgesloten van de troonopvolging om partijstrijd te voorkomen. Zijn leven stond in het teken van pogingen om toch koning van Frankrijk te worden. Karel werd als jonge man benoemd tot graaf van Laon. In 975 probeerde hij om een eigen koninkrijk te vormen in de gebieden rond Laon en in Lotharingen. Hij steunde daarom de pogingen van Reinier IV van Henegouwen en zijn broer Lambert om hun familiegoederen terug te winnen. Kort na het huwelijk van zijn broer Lotharius van Frankrijk met Emma van Italië beschuldigde hij zijn schoonzuster van overspel met bisschop Adalbero van Laon, maar een synode verklaarde Emma onschuldig. Uit vrees dat Karel de troon zou bemachtigen wanneer haar zoon Lodewijk als bastaard bestempeld zou worden, bewerkstelligde Emma dat haar zoon Lodewijk al tijdens het leven van zijn vader geassocieerd medekoning werd. Karel werd in 977 verbannen en zocht zijn toevlucht bij zijn neef, keizer Otto II. Die benoemde Karel in mei 977 tot hertog van Neder-Lotharingen en beloofde hem ook te steunen om koning van Frankrijk te worden. Lotharius viel in reactie daarop Aken aan maar werd teruggedreven. In 979 vielen Karel en Otto Frankrijk binnen. Karel riep zichzelf in Laon uit tot koning maar kreeg nauwelijks steun van de adel. Daarna belegerden Otto en Karel Parijs maar werden teruggedreven door Hugo Capet. Na de dood van Lodewijk V werd Hugo Capet tot koning gekozen maar Karel riep zichzelf uit tot koning en veroverde Laon. In 989 kreeg hij ook de stad Reims in handen toen de bisschop van Reims, Karels neef Arnulf, naar hem overliep. In 991 werden Karel en zijn gezin gevangengenomen door verraad van bisschop Adalbero van Laon. Ze werden opgesloten in Orléans en Karel stierf daar een jaar later. In 1001 werd hij herbegraven in de kleine crypte van de Sint-Servaasbasiliek te Maastricht.Karel trouwde voor 979, waarschijnlijk in 975, met Adelheid (of Agnes, mogelijk dochter van Robert I van Meaux). Karel en Adelheid kregen de volgende kinderen:
Otto II van Neder-Lotharingen
Ermengarde van Lotharingen
Adelheid (ovl. na 1012)
Lodewijk (geb. na 990), door Hugo Capet eerst toevertrouwd aan bisschop Adalbero van Laon maar in 993 toch opgesloten in Orléans
Karel (geb. na 990), zou uit gevangenschap zijn ontsnapt en toevlucht hebben gevonden bij zijn broer Otto maar er is verder niets over hem bekend
Volgens sommige bronnen zou Karel ook een huwelijk hebben gesloten met een dochter van een ministeriaal van Hugo Capet, wat hem zoveel status kostte dat hij in 979 geen steun van de adel kreeg. Hiertegen pleit dat Karel zich de gevolgen van zo’n huwelijk vooraf zou hebben gerealiseerd en dat een dergelijk huwelijk daarom gewoon ondenkbaar was, als we bedenken dat Karel zijn leven lang heeft geprobeerd om koning te worden. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 975 met
674. Adelheid van FRANCIE (Troyes), geboren ca. 945, overleden ca. 993.
Uit dit huwelijk:
1. 655. Gerberga, geboren ca. 975.
675. Dietrich van BLIESGAU, geboren 17‑09‑940 te Bliesgau (Dl.), overleden 07‑09‑984 te Bliesgau (Dl.).
Gehuwd met
676. NN van TEISTERBANT, geboren ca. 940.
Uit dit huwelijk:
1. 656. Freterhard, geboren 23‑11‑970 te Bliesgau (D.).
677. Reginald (Rodolf) van de BETUWE, Graaf van Hocht, Maasgouw en Haspengouw, geboren ca. 927.
Gehuwd met
678. NN van VLIERMAAL, geboren ca. 930 te Vliermaal (B.). Vliermaal is een deelgemeente van de Belgische gemeente Kortessem in de provincie Limburg.
Uit dit huwelijk:
1. 657. Bertha, geboren dd‑mm‑980.
679. Hilduin II de MONTDIDIER, Comte de Montdidier, Ramerupt, Arcis-sur-Aube, Dammartin-en-Goëlle, geboren dd‑mm‑951, overleden dd‑mm‑992 te Palestina.
Gehuwd met
680. Adèle de DAMMARTIN, Dame d’Arcis-sur-Aube, geboren ca. 950, overleden dd‑mm‑970.
Uit dit huwelijk:
1. 658. Hilduin III, geboren voor 970.
681. Torf d’HARCOURT, seigneur de Pont-Audemer et Harcourt, geboren ca. 933.
Kind:
1. 659. Lasseline, geboren ca. 975.
682. Giselbert de ROUCY, graaf van Roucy en Reims, geboren ca. 951 te Reims (Fr.), overleden ca. 995 te Saint Remi (Fr.), begraven te Reims (Fr.).
Gehuwd met
683. Beatrix van POITIERS, geboren ca. 961.
Uit dit huwelijk:
1. 660. Ebles, geboren ca. 975.
684. Reinier IV van HENEGOUWEN.
Gehuwd in 996 met
685. Hedwig CAPET, geboren ca. 970, overleden na 1013. Hedwig of France, also called Avoise, Hadevide or Haltude, was Countess of Mons.
She was the daughter of Hugh Capet, the first King of France, and his wife, Queen Adelaide of Aquitaine. In 996 Hedwig married Reginar IV of Hainaut (947–1013). Their children were:
- Reginar V, Count of Mons
- Gisèle (998-1049), who married Wautier III d’Olhain
- Lambert
- Beatrix, who married Ebles I, Count of Rheims and Roucy
- Ermentrude, died at the age of two or three; buried in the Collegiate Church of Saint Gertrude in Nivelles, Belgium. The burial came to light during an excavation. A lead cross, inscribed with her name and that of her parents, was found in the tomb.
Uit dit huwelijk:
1. 661. Beatrice, geboren dd‑mm‑984.
Generatie XXXV
686. Megingoz van AVALGAU, geboren ca. 920, overleden 998. Megingoz (bijgenaamd de Bruine) was van onbekende afkomst. Hij speelde aan het einde van de 10e eeuw een rol in de geschiedenis van wat later het graafschap Gelderland ging heten. Rond 970 werd zijn dochter Adelheid in Geldern geboren. Megingoz wordt genoemd als graaf van de Avalgouw. Toen zijn zoon Godfried in 977 werd gedood tijdens een veldtocht van Otto II in Bohemen, trok Megingoz IV zich terug en bestuurde zijn bezittingen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 945 met
687. Gerberga van GULIK, geboren ca. 925, overleden ca. 995. Gerberga was een dame uit de hoogste Europese adel. Zij was een dochter van Godfried van Gulik uit de familie van Matfrieden en Ermentrudis, mogelijk de oudste dochter van koning Karel de Eenvoudige, die ook koning van Lotharingen was, maar in 923 werd afgezet. Van vaderskant was zij een kleindochter van Gerard I van de Metzgau en Oda van Saksen, dochter van hertog Otto I van Saksen, de grondlegger van de macht der Ottonen. Gerberga van Gulik stichtte de abdij van Vilich, ten noordoosten van Bonn. Samen met haar man Megingoz kreeg zij de volgende kinderen: Godfried (┼ 977), op jonge leeftijd gesneuveld in een veldtocht tegen de Bohemen; Adelheid (960/970, ┼ 3 februari 1010/1021), abdis van Vilich; Alberada; Bertrada, (┼ 1000), abdis in Keulen. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 665. Irmtrud (Ermentrude) van Avalgouw (957), getrouwd met de veel oudere Heribert, graaf van de Kinziggouw, (Konradijnen)geboren ca. 957.
688. Arnulf II van BOULOGNE, graaf van Boulogne, overleden ca. 972.
Kind:
1. 666. Arnulf III, geboren ca. 940.
689. Dirk II GRAAF van WEST‑FRIESLAND, Burggraaf van Gent, geboren ca. 932, overleden 06‑05‑988 te Egmond, begraven te Egmond.
Dirk II (of Diederik II) was een Friese graaf (comes Fresonum), uit de 10e eeuw die tussen 965 en 988 het feitelijke bewind voerde over het graafschap West-Frisia, dat het gehele kustgebied besloeg tussen de Oosterschelde en het Vlie en bestond uit de gouwen: Masaland, Kinhem en Texla. Het formele leenschap beruste bij de Utrechtse bisschop. In het verleden is wel aangenomen dat Dirk II de zoon was van Dirk I. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat hij de zoon was van een zoon van Dirk I, die ook wel wordt aangeduid als Dirk I bis, en Gerberga (Geva) van Hamaland. Nadat graaf Dirk in 939 gesneuveld was werd zoon Dirk II opgevoed onder de bescherming van zijn aanstaande schoonouders, vermoedelijk in de gemeenschap van de Sint-Pietersabdij te Gent. Dirk maakte er de hervorming van de abdij mee in 941. In 938 verloofde de toen nog zeer jonge Dirk II zich met Hildegard van Vlaanderen, dochter van graaf Arnulf I van Vlaanderen en Aleidis van Vermandois. Op twaalfjarige leeftijd werd hij meerderjarig geacht. Het huwelijk volgde circa 950. Hildegard was toen twaalf jaar en Dirk ongeveer twintig. Uit de Rijmkroniek van Holland van Melis Stoke: Dese Dideric goed ende wert had een wijf, heet Hildegaert (‘deze goede en brave Diederik had een vrouw die Hildegard heette’). Na het overlijden van zijn schoonvader Arnulf op 27 maart 965 trad Dirk II enige tijd op als voogd voor de minderjarige opvolger Arnulf II van Vlaanderen. Op 15 juni 950 schonk Dirk II aan Egmond ter ere van de bijzetting van Sint Adelbert een stenen kloosterkerk. Deze verving het houten klooster dat Dirk I voor nonnen had gebouwd. De bouw werd in de jaren zestig begonnen en in 975 voltooid. Dirk liet de eerste monniken komen uit de hervormde St. Pietersabdij te Gent. Waarschijnlijk ter gelegenheid van de wijding van deze kerk schonk hij het Evangeliarium van Egmond, thans een van Nederlands belangrijkste cultuurhistorische voorwerpen uit de vroege middeleeuwen. Het negende-eeuwse handschrift werd circa 975 door hem verworven en bevat de tekst van de vier evangeliën. Dirk en Hildegard zijn afgebeeld op twee miniaturen, die Dirk voor de gelegenheid aan het boek liet toevoegen. Volgens sommige schrijvers zijn de miniaturen van de hand van hun zoon Egbert. De tekst bij een van de miniaturen luidt in vertaling: “Dit boek werd geschonken door Dirk en zijn geliefde vrouw Hildegard aan de genadige vader Adalbert, opdat hij hen rechtvaardig zal gedenken in alle eeuwigheid.” Thans bevindt het evangeliarium zich in de collectie van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Dirk II bestuurde de grafelijke burcht en het graafschap van Gent vanaf 965, toen zijn zwager Wichman IV deze functies opgaf. In 972 verwierf Dirk de landerijen rondom Rijnsburg, bij Leiden, wat ten koste ging van de Utrechtse bisschop. Onder de bevolking ontstond verzet tegen deze heerschappij. Dit leidde tot het neerslaan van een opstand door Dirk II van de Friezen. Op de plaats van de overwinning werd drie jaar later een kapel opgericht. In 981 moest Dirk zijn zoon Arnulf met twaalf pantserruiters sturen om de Duitse keizer Otto II op diens tocht naar Italië te begeleiden. Zijn jongere zoon Egbert ontving zijn opleiding bij aartsbisschop Bruno van Keulen, de broer van keizer Otto I. Hij werd in 976 kanselier en een jaar later rond zijn vijfentwintigste was Egbert aartsbisschop van Trier. Na het overlijden van Otto II op 7 december 983 ontstond een troonstrijd. Toen Egbert en zijn vader tenslotte Otto III erkenden, werd Dirk II beloond. Op 25 augustus 985 kreeg Dirk zijn lenen in Masaland (tussen Lier en IJssel), Kennemerland en op Texel van koning Otto III in vrije eigendom. Twee maanden daarvoor, op 26 juni, had graaf Ansfried al niet nader genoemde gebieden – que vocantur Inferior Maselant – in Maasland van de koning verkregen. Dirk II overleed op 6 mei 988, ongeveer achtenvijftig jaar oud. Dirk II en Hildegard werden in de Abdij van Egmond begraven. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑949 met
690. Hildegard van VLAANDEREN, geboren ca. 938, overleden 10‑04‑990.
Hildegard van Vlaanderen was de dochter van Arnulf I van Vlaanderen en Aleidis van Vermandois. Ze werd gravin van Holland na haar huwelijk met graaf Dirk II, graaf van Holland en West-Friesland. Hildegard werd reeds als kleuter verloofd en trouwde rond 950 op twaalfjarige leeftijd. Hiermee ijverde Arnulf naar meer zeggingschap in Holland wat paste in zijn expansiepolitiek. Anderzijds bracht Hildegard Karolingisch bloed in de dynastie van Holland, en kreeg Holland nauwere contacten met het Graafschap Vlaanderen. Ze is vooral bekend van de vele giften aan o.a. kloosters en kerken in Egmond, Trier en Gent. Het Evangelarium dat aan de Abdij van Egmond werd geschonken is hiervan de belangrijkste. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 667. Arnulf van GENT, geboren ca. 951 te Gent (B.).
691. Siegfried van LUXEMBURG, geboren ca. 922, overleden 15‑08‑998.
Siegfried was de eerste graaf van Luxemburg. Siegfried erfde van zijn vader Wigerik van Lotharingen en zijn broers de functies van graaf van de Moezelgouw en de Ardennengouw, voogd van de Sint-Maximinusabdij te Trier en van de Abdij van Echternach, en grote bezittingen in Opper-Lotharingen. Hij ruilde bezittingen bij Ettelbruck met de abdij van Sint-Maximinus tegen een strategisch gelegen plek aan de Alzette, waar hij in 963 een kasteel bouwde. Dit kasteel kreeg de naam Lucilinburhuc (klein kasteel) en groeide later uit tot de stad Luxemburg. In 964 bouwde hij ook een kasteel in Saarburg. Hij steunde de koningsverkiezing van Otto III. Siegfried kwam in 985 zijn neef Godfried van Verdun te hulp toen de stad Verdun werd aangevallen door een Frans leger. Godfried en Siegfried werden verslagen en gevangengenomen. Na de dood van koning Lotharius van Frankrijk in 986 werden ze weer vrijgelaten. Op het einde van zijn leven werd Siegfried geëxcommuniceerd toen hij de bisschop van Verdun gevangen had gezet. Bij zijn dood in 998 werd Siegfried opgevolgd door zijn oudste zoon Hendrik. Siegfried was de jongste zoon van Wigerik van Lotharingen en Kunigunde der Franken, mogelijk een kleindochter van Karel II de Kale, koning van West-Francia. Rond 950 trouwde hij met Hedwig. Zij kregen de volgende kinderen: Hendrik, graaf van Luxemburg en hertog van Beieren; Liutgard, getrouwd met graaf Arnulf van Gent, een Friese graaf; Siegfried; Frederik, vader van de latere graven Hendrik II en Giselbert; Diederik, bisschop van Metz; Kunigunde (ovl. Kaufungen, 3 maart 1033), echtgenote van keizer Hendrik II, begraven in de kathedraal van Bamberg; Alberada; Giselbert, gesneuveld te Pavia, 18 mei 1004; Adalbero, aartsbisschop van Trier; Eva, getrouwd met graaf Gerard van de Elzas; Ermentrude, abdis; onbekende dochter, gehuwd met graaf Dietmar, voogd van het Mariaklooster te Koblenz. Ouders van Oda, eerste abdis van het klooster van Kaufungen dat door haar tante Kunigunde werd gesticht. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
692. Hedwig van NORDGAU, geboren dd‑mm‑937, overleden na 993. Hedwig van Nordgau is de naam die vaak wordt gegeven aan de echtgenote van Siegfried van Luxemburg waar ze rond 950 mee trouwde. Haar afkomst is niet met zekerheid bekend. Er zijn twee genoemde mogelijkheden: 1. dochter van graaf Eberhard IV van de Nordgau, graaf van de Elzasser Nordgau, en Luitgard van Lotharingen. Pro: Eberhard was graaf in de Elzas, en dat is relatief dicht bij Luxemburg. Contra: Siegfried zou dan haar oom zijn geweest, en dat zou dit huwelijk praktisch onmogelijk hebben gemaakt; 2. dochter van Berthold van Schweinfurt, onder andere graaf van de Beierse Nordgau. Pro: verklaart de Beierse connecties van hun kinderen. Contra: de afstand, en zijn enige bekende vrouw (Heliksuinda van Walbeck) was te jong om moeder van Hedwig te zijn – maar mogelijk was er een eerdere echtgenote. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 668. Lutgardis, geboren ca. 960.
693. Herbert II van VERMANDOIS, graaf van Vermandois, gedoopt ca. 884, overleden 23‑02‑943 te Saint-Quentin (F.).
Herbert II van Vermandois was graaf van Vermandois en werd een van de machtigste edelen in het noorden en midden van Frankrijk. Herbert volgde in 902 zijn vader op als graaf van Vermandois. In 907 trouwde hij met een dochter van Robert van Bourgondië en werd daardoor lekenabt van de Sint-Medardusabdij te Soissons en graaf van Meaux. In 918 werd hij ook graaf van Mézeray en Vexin. Herbert hielp in 922 de aartsbisschop van Reims om diens vazallen te onderwerpen. In 922 steunde hij Karel de Eenvoudige nog tegen de opstand van Robert van Parijs maar in 923 vocht hij aan de kant van Robert in de slag bij Soissons. Robert sneuvelde in deze slag en zijn schoonzoon Rudolf werd tot koning gekozen. Herbert kreeg door een list Karel de Eenvoudige in handen (hij had hem naar zijn gebied gelokt met een aanbod voor onderhandelingen) en nam hem gevangen, en sloot hem op in Château-Thierry. Herbert zou Karel tot diens dood in 929 in zijn macht houden, om koning Rudolf onder druk te kunnen zetten met de dreiging Karel vrij te laten. In 924 verwierf Herbert Péronne (Somme) en bouwde daar een kasteel waarin hij Karel voor de rest van zijn leven opsloot. Vanaf 924 wist Herbert in hoog tempo zijn macht uit te breiden: 924 veroverde hij samen met Arnulf I van Vlaanderen Eu (Seine-Maritime) op de Vikingen; 925 werd zijn vijfjarige zoon Hugo benoemd tot aartsbisschop van Reims; 926 werd Herbert graaf van Amiens en bezette hij tegen de wil van Rudolf, Laon en bouwde daar een fort; 927 sloot Herbert een bondgenootschap met Rollo, graaf van Normandië; 928 vergezelde Herbert Rudolf bij een bezoek aan Bourgondië. Ook liet hij in 928 Karel de Eenvoudige voor korte tijd vrij om Rudolf meer onder druk te zetten; 930 bezette Herbert het kasteel van Vitry, dat eigendom was van de broer van koning Rudolf. Vanaf 931 werd Herbert harder aangepakt door koning Rudolf en Hugo de Grote. In 931 veroverden ze Reims en benoemden een andere aartsbisschop. In de daaropvolgende jaren moest Herbert ook Vitry, Laon (behalve het fort), Château-Thierry en Soissons opgeven. Via bemiddeling door Hendrik de Vogelaar werd een vrede gesloten waarbij Herbert zich aan Rudolf onderwierp, en al zijn bezittingen terugkreeg behalve Reims en Laon. In de jaren daarna zou Herbert nog meer functies verwerven zoals graaf van Troyes en lekenabt van Saint-Crépin te Soissons. In 938 moest hij wel zijn fort bij Laon opgeven. In 941 kwam hij samen met Hugo de Grote en Willem I van Normandië in opstand tegen Lodewijk IV van Frankrijk. Met hun steun kon hij Reims veroveren en zijn zoon weer tot aartsbisschop maken. Het conflict werd beëindigd na bemiddeling door Otto I de Grote. Herbert werd begraven in Saint-Quentin. Na zijn dood verdeelde Hugo de Grote Herberts bezittingen onder zijn zonen, om de macht van Vermandois op te breken. Herbert was de zoon van Herbert I van Vermandois en Bertha van Morvois. Hij was gehuwd (voor 21 mei 907) met Adelheid, dochter van Robert van Bourgondië. Zij hadden de volgende kinderen: Odo (ca. 915-na 946); Adelheid (ca. 915-960), in 934 gehuwd met Arnulf I van Vlaanderen (890-964); Herbert III (tussen 910 en 926-ca. 984),ook Heribert de Oude genaamd, steunde zijn vader in diens conflicten met de koningen Rudolf en Lodewijk. Kreeg bij de verdeling van de erfenis Ormois, Château-Thierry en de functie van lekenabt van St. Medardus. Later benoemd tot paltsgraaf en erfde in 967 Meaux en Troyes van zijn broer Robert. Trouwde in 951 met Hedwig (Eadgifu) van Wessex, weduwe van Karel de Eenvoudige. Begraven te Lagny; Hugo (920-Meaux, 962), graaf en bisschop van Reims; Liutgard van Vermandois (voor 925 – na 985), ca. 940 gehuwd met Willem I van Normandië (-942) en (in de periode 942-945) met Theobald I van Blois (-975); Robert I van Meaux (932-eind 966); Albert I (934-8 september 987). Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 906 met
694. Adelheid van BOURGONDIë, gedoopt ca. 892, overleden dd‑03‑931.
Uit dit huwelijk:
1. 669. Graaf Adelbert I, gedoopt ca. 932 te Vermandois (Fr.).
2. 714. Adelheid, geboren ca. 916.
3. 698. Robert van MEAUX, geboren ca. 912.
4. 726. Heribert de Oude, graaf van Troyes, geboren ca. 907, overleden ca. 984. Gehuwd met Eadgifu van WESSEX.
695. Giselbert II van LOTHARINGEN (van Maasgouw), hertog van Lotharingen, geboren ca. 891, overleden 03‑10‑939 te Andernach (Dl.). Giselbert II van Maasgouw ook wel Giselbrecht, erfde in 915 het grootste deel van de bezittingen en functies van zijn vader Reinier I van Henegouwen. Koning Karel de Eenvoudige weigerde echter om hem ook de functie van markgraaf van Lotharingen te geven, die zijn vader wel had gehad. De basis van Giselberts macht werd gevormd door zijn rol als lekenabt van een aantal grote abdijen: Sint-Servaas in Maastricht, de abdij van Echternach, de dubbelabdij Stavelot-Malmedy, de Sint-Maximinusabdij te Trier, de abdij van Saint-Ghislain, de abdij van Remiremont, en de abdij van Moyenmoutier. Giselbert gaf veel van deze bezittingen weg aan edelen en wist zo een groot aantal vazallen aan zich te binden. Giselbert werd (in 920) de eerste “princeps” van Lotharingen genoemd. In 918 kwam hij in conflict met Karel toen die hem de Sint-Servaas ontnam. In 922 steunde Giselbert dan ook de opstand van Robert van Parijs en vocht in 923 aan zijn kant in de slag bij Soissons. In 925 huldigde Giselbert Hendrik de Vogelaar als koning. In 928 werd Giselbert benoemd tot hertog van Lotharingen en nog in dat jaar huwde hij Gerberga van Saksen, de dochter van Hendrik de Vogelaar. Hendrik dwong Giselbert in 931 zijn bondgenootschap met Herbert II van Vermandois op te geven. Als hertog behaalde Giselbert successen in de verdediging van Lotharingen tegen de Vikingen en Bourgondië. Hendrik had zijn hertogen een grote mate van zelfstandigheid laten behouden. Na zijn dood (936) bleek diens zoon Otto I een politiek te voeren waardoor de hertogen veel meer een ondergeschikte rol zouden krijgen. Giselbert sloot zich daarom in 939 aan bij de opstand van Hendrik I van Beieren (de jongere broer van Otto) en Everhard III van Franken (zoon van de vroegere koning Koenraad I van Franken). Op 2 oktober 939 staken zij vanuit het oosten bij Andernach de Rijn over. De achterblijvers werden in de slag bij Andernach op de oostelijke oever verrast door een leger dat de lokale graven Udo van de Wetterau en Konrad Kurzbold op de been hadden gebracht. Giselbert verdronk toen hij al zwemmend over de Rijn wilde vluchten. Volgens een kronikeur van zijn tijd was hij niet alleen dapper en vechtlustig maar ook altijd begerig naar andermans bezit en iemand die altijd dubbelzinnig sprak en mensen tot twist en afgunst aanzette. Giselbert was de zoon van Reinier I van Henegouwen en Alberada. Vermoedelijk was hij in een eerste huwelijk getrouwd met ene Godila. Giselbert trouwde 928 met Gerberga van SAKSEN, dochter van Hendrik de Vogelaar en Mathilde van Ringelheim. Zij kregen de volgende kinderen: Alberada (929 – 967), gehuwd met Ragenold van Roucy, een Vikingleider die later graaf van Roucy werd; Hedwig (ca. 932 – ), vermoedelijk moeder van een verder onbekende graaf Guy. De naam van haar man is ook onbekend; Hendrik (voor 934 – ca. 944), titulair hertog van Lotharingen; Gerberga (ca. 935 – na 978), gehuwd met Albert I van Vermandois, de Vrome (┼ 987). Bron: Wikipedia.
Gehuwd ca. 928 met
696. Gerberga van SAKSEN, geboren ca. 913, overleden 05‑05‑984 te Reims (Dl.).
Gerberga was achtereenvolgens hertogin van Lotharingen, koningin van West-Francië en regentes van West-Francië. Uit nagelaten geschriften van tijdgenoten komt ze naar voren als een goed opgeleide, intelligente en politiek handig manoeuvrerende vrouw die een stempel wist te zetten op het politieke spel waar zij door afkomst en huwelijken een belangrijke rol in speelde. Zij was een zuster van Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen. Gerberga was een dochter van Hendrik de Vogelaar, uit het Saksische Huis en koning van het Oost-Frankische Rijk, en Mathilde van Ringelheim. Het huwelijk tussen Gerberga en Giselbert (die ongeveer dertig jaar ouder was) was een politiek huwelijk dat diende om Giselberts trouw aan Hendrik, die net Lotharingen had verworven, te verzekeren. Na een huwelijk van tien jaar was Gerberga op haar vijfentwintigste weduwe. De West-Frankische koning Lodewijk van Overzee was in 939 met een leger naar Lotharingen getrokken om de opstandelingen tegen zijn machtige buurman te steunen maar bij zijn aankomst waren de opstandelingen al verslagen. Lodewijk (921 – 954) trouwde met Gerberga (tegen de zin van Otto, die een andere huwelijkskandidaat op het oog had) en eiste Lotharingen op als deel van het West-Frankische rijk. Toen Otto in 940 zijn gezag in Duitsland weer had hersteld, kon Lodewijk Lotharingen niet behouden en trok hij zich met Gerberga terug naar West-Francië. Otto sloot een bondgenootschap met belangrijke West-Frankische edelen en begon een oorlog tegen Lodewijk. In 941 werd Gerberga ingesloten in de stad Laon, Lodewijk die haar probeerde te ontzetten werd verslagen en Gerberga beviel tijdens het beleg van haar zoon Lotharius. Het volgende jaar bemiddelde Gerberga een vrede tussen Lodewijk, Otto en Hugo de Grote. Toen Lodewijk in 945 door Normandische troepen gevangen werd genomen, zocht Gerberga steun bij Otto maar ook bij de paus en de koning van Engeland. In 946 werd Lodewijk onder grote diplomatieke druk vrij gelaten, waarbij hij wel een van zijn zoons als gijzelaar moest geven. Gerberga bevorderde daarna de samenwerking van Lodewijk en Otto, die leidde tot de herovering van Reims. Gerberga steunde Lodewijk actief in zijn bewind en vergezelde hem op tochten naar Bourgondië en Aquitanië. In 951 kreeg ze de abdij van Notre Dame van Laon, die Lodewijk zijn moeder had ontnomen na haar huwelijk met Herbert van Vermandois (zoon van Herbert II van Vermandois). Met steun van haar broer Bruno de Grote wist zij haar huwelijksgoederen uit haar eerste huwelijk (de dubbelabdij Stavelot-Malmedy en Sprimont) te behouden tegen de aanspraken van Giselberts broer Reinier II van Henegouwen. Gerberga werd regentes voor haar zoon Lotharius na het overlijden van Lodewijk in 954. Ze verzekerde Lotharius’ positie door een overeenkomst te sluiten met Hugo de Grote, die met haar zuster Hedwig was getrouwd. Toen Hugo ook overleed, in 956, werd Hedwig regentes voor haar zoons en bestuurden de zusters samen het West-Frankische rijk, geholpen door hun broer Bruno. Na de meerderjarigheid van Lotharius trad Gerberga in 959 in het klooster en werd abdis in Soissons. In die rol wist ze in 961 de benoeming van haar kandidaat als bisschop van Reims door te drukken. Ook gaf ze opdracht voor het schrijven van een werk met als titel “De ortu et tempore antichristi”. De opdracht voor dit werk over de antichrist zal zeker zijn voortgekomen uit het toen wijdverbreide geloof dat het naderende jaar 1000 het einde der tijden markeerde en de Apocalyps dan zou plaatsvinden. In 965 was ze aanwezig bij de verloving van Lotharius, in Keulen, en in 969 stuurde zij stof met goudborduursel aan haar moeder. Die stof kwam echter na Mathildes overlijden aan en werd als lijkwade gebruikt. Hierna zijn er geen vermeldingen meer van Gerberga, ook niet van haar dood, het is alleen zeker dat ze in 984 al was overleden. De datum van haar overlijden is wel bekend: 3 februari. Tussen 928 en 939 had Gerberga de villa Echt (Ettha) en de kerk aldaar geschonken aan de Sint-Servaaskerk te Maastricht. Kort voor haar dood schonk Gerberga haar bezittingen in het vlak bij Maastricht gelegen Meerssen aan de abdij van Saint-Remi in Reims. Uit deze bezittingen ontstond later de proosdij van Meerssen. In haar nalatenschap is tevens sprake van enige wijngaarden in de buurt van Maastricht, de eerste schriftelijke melding van wijnbouw in Nederland. Koningin Gerberga speelde wellicht een rol in de verspreiding van de Sint-Servaascultus in Saksen, onder andere door het overbrengen van relikwieën naar Quedlinburg. De 11e-eeuwse Franse monnik en hagiograaf van Sint-Servaas Jocundus schilderde een weinig positief beeld van Gerberga; zo zou zij een kostbare stof uit de kerkschat van de Sint-Servaaskerk genomen hebben, waaruit ze een kleed liet maken dat ze vervolgens op het feest van Sint-Servaas in de kerk droeg. Karel van Neder-Lotharingen, de jongste zoon van Gerberga, ligt in de crypte van de Sint-Servaaskerk begraven, vlak bij het graf van de heilige. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) ca. 928 met Giselbert II van LOTHARINGEN (van Maasgouw).
Gehuwd (2) met Lodewijk IV van FRANKRIJK.
Uit het eerste huwelijk:
1. 670. Gerberga, gedoopt ca. 935.
2. 705. Alberada, geboren ca. 930.
Uit het tweede huwelijk:
3. 673. Karel van NEDER‑LOTHARINGEN, geboren ca. 953 te Reims (Fr.).
Lodewijk IV van FRANKRIJK, koning van West-Francië, geboren 10‑09‑920 te Laon (Fr.), overleden 10‑09‑954 te Sens (Fr.).
Lodewijk IV bijgenaamd van Overzee (d’Outremer) was koning van West-Francië van 936 tot zijn dood. Hij was de zoon van Karel III van Frankrijk en diens echtgenote Hedwig van Wessex, een dochter van koning Eduard de Oudere. Hij was pas twee jaar, toen zijn vader als koning werd afgezet en vervangen door Robert I van Frankrijk. Het jaar nadien al stierf Robert I, die werd opgevolgd door Rudolf, hertog van Bourgondië. Een medestander van Robert I, graaf Herbert II van Vermandois, nam Lodewijks vader gevangen. Lodewijks moeder bracht hem in veiligheid “over zee” (“outre-mer”), naar haar familie in Engeland. Hij hield er zijn bijnaam aan over. Karel stierf in 929 en Rudolf regeerde nog tot zijn dood in 936. Hugo de Grote (een zoon van Robert I van Frankrijk) besloot dat het handiger was om niet zelf koning te worden maar een zwakke koning op de troon te plaatsen waardoor hij zelf vooral zijn eigen belangen kon behartigen. Hugo vormde een groep van hoge edelen die Lodewijk uitnodigde om koning te worden. Koning Athelstan van Engeland onderhandelde eerst over uitgebreide veiligheidsgaranties voor zijn neef voordat hij hem liet terugkeren. Lodewijk landde in 936 te Boulogne en werd daar door Hugo en de ander West-Frankische edelen gehuldigd. Nadat Hugo voor zichzelf een bevoorrechte positie had onderhandeld, werd Lodewijk op 19 juni 936 in Laon gekroond door Artaldus, de aartsbisschop van Reims. Zijn macht beperkte zich tot Laon en enkele plaatsen in het noorden van Frankrijk maar geleidelijk verwierf Lodewijk een wat sterkere positie. In 939 bood hertog Giselbert van Lotharingen aan om Lodewijk als koning te huldigen. Giselbert voelde zich namelijk steeds meer in het nauw gebracht door de politiek van zijn zwager, de nieuwe koning Otto I de Grote, die de macht van de hertogen steeds verder inperkte ten gunste van zijn eigen positie. Lodewijk durfde dit aanbod echter niet aan te nemen. Later in dat jaar kwam Giselbert echter met twee andere hertogen in opstand tegen Otto. Toen die de Rijn overstaken trok Lodewijk met een leger naar de Elzas om de opstandelingen te helpen, maar die waren al verslagen bij de oversteek van de Rijn en Giselbert was verdronken toen hij over de Rijn probeerde te vluchten. Lodewijk trouwde direct met de weduwe van Giselbert, Gerberga van SAKSEN, en eiste de heerschappij over Lotharingen op. Lodewijk had ook een historisch recht op Lotharingen omdat zijn vader tot 923 koning van Lotharingen was geweest. Door dit huwelijk werd Lodewijk verwant aan Otto (broer van Gerberga) en Hugo de Grote (getrouwd met Gerberga’s zuster Hedwig van Saksen). In 940 trok Otto met een leger naar het westen om orde op zaken te stellen. Lodewijk kon niet anders dan zich terugtrekken en Lotharingen op te geven. Hugo de Grote en Herbert II van Vermandois erkenden Otto als hun koning. Hugo en Herbert belegerden in 941 Laon, dat door de zwangere Gerberga werd verdedigd. Lodewijk probeerde haar te ontzetten maar werd vernietigend verslagen. Otto dwong ondertussen Hugo de Zwarte van Bourgondië, Lodewijks enige bondgenoot van betekenis, om zich terug te trekken. Door bemiddeling van Gerberga sloten Otto, Lodewijk en Hugo in 942 vrede te Visé. Lodewijk geeft daarbij formeel zijn aanspraken op Lotharingen op. Toen Willem I van Normandië werd vermoord, viel Lodewijk IV het hertogdom binnen (943) en nam de 10-jarige Richard I van Normandië mee naar zijn hof. Twee jaar later wisten de Normandiërs Lodewijk gevangen te nemen, maar een jaar later wist Gerberga zoveel druk vanuit Engeland, Duitsland en de paus te organiseren dat hij werd vrijgelaten. Wel moest Gerberga in ruil voor Lodewijk een van hun zoons als gijzelaar geven. In 946 veroverden Lodewijk en Otto gezamenlijk de stad Reims op Hugo van Vermandois. In 948 liep de spanning met Hugo de Grote verder op. Lodewijk was in staat om in 948 zijn kandidaat tot bisschop van Reims te laten benoemen en bereikte zelfs de excommunicatie van Hugo. Albert I van Vermandois, de broer van Hugo van Vermandois, erkende Lodewijk als koning. In 949 veroverde Lodewijk de stad Laon op Hugo de Grote, hoewel het fort van Laon in handen van Hugo bleef. Door bemiddeling van Koenraad de Rode, hertog van Lotharingen, kwam in 950 een verzoening tussen Lodewijk en Hugo tot stand en gaf Hugo het fort van Laon op. Hun onderlinge wantrouwen was echter nog zo groot dat ze in 951 niet in staat waren om tezamen een inval van Hongaren vanuit Italië af te slaan. Daardoor kwam het wel tot een definitieve verzoening, later dat jaar op de landdag te Soissons. Lodewijk overleed op zijn verjaardag, aan de gevolgen van een val van zijn paard tijdens een jachtpartij. Hij is begraven in de kathedraal van Reims. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
696. Gerberga van SAKSEN, geboren ca. 913, overleden 05‑05‑984 te Reims (Dl.). Gerberga van Saksen was achtereenvolgens hertogin van Lotharingen, koningin van West-Francië en regentes van West-Francië. Uit nagelaten geschriften van tijdgenoten komt ze naar voren als een goed opgeleide, intelligente en politiek handig manoeuvrerende vrouw die een stempel wist te zetten op het politieke spel waar zij door afkomst en huwelijken een belangrijke rol in speelde. Zij was een zuster van Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen. Gerberga was een dochter van Hendrik de Vogelaar, uit het Saksische Huis en koning van het Oost-Frankische Rijk, en Mathilde van Ringelheim. Uit haar tweede huwelijk met Lodewijk kreeg Gerberga de volgende kinderen: Lotharius (941-986); Mathilde, (943-992), in 964 gehuwd met Koenraad van Bourgondië, bijgenaamd de Vredelievende; Karel (945 – voor 953); een dochter; Lodewijk (948-954); Karel van Neder-Lotharingen (953-991); Hendrik (953-953), tweeling met Karel, kort na de doop overleden. Bron: Wikipedia.
698. Robert I van MEAUX (ca. 910 – 19 juni 966) was een zoon van Herbert II van Vermandois en van Adelheid van Frankrijk. In 946 werd de erfenis van zijn vader zo veel mogelijk versnipperd door Hugo de Grote en werd Robert graaf van Meaux. Hij trouwde met Adelheid, erfdochter van Giselbert van Chalon en verwierf zo de graafschappen Chalon-sur-Saône, Troyes en Baume. Uit hun huwelijk zou het graafschap Champagne ontstaan. In 959 nam hij Dijon in en verdreef hij Ansegisus, de bisschop van Troyes, uit Troyes. In beide gevallen moest hij echter inbinden onder druk van respectievelijk Lotharius van Frankrijk en Bruno de Grote.Robert was gehuwd met Adelheid (ca. 928 – na augustus 987), dochter van Giselbert van Chalon en Ermengarde van Bourgondië, en werd vader van: Heribert (950-995); Adelheid, gehuwd met Godfried I van Anjou (-987); mogelijk een dochter (Agnes?), gehuwd met Karel van Neder-Lotharingen; mogelijk Archambaud (- 29 augustus 968), aartsbisschop van Sens vanaf 959, begraven in de Saint-Pierre-le-Vif te Sens. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
699. Adelheid Werra van CHALON.
Uit dit huwelijk:
1. 674. Adelheid van FRANCIE (Troyes), geboren ca. 945.
700. Eberhard van BLIESGAU, geboren 25‑11‑910 te Bliesgau (Dl.), overleden 12‑03‑990 te Bliesgau (Dl.).
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑940 met
701. Almarada van HAMALAND, geboren ca. 920, overleden ca. 965. Hamaland was een graafschap van het Karolingische Rijk, later aangeduid als een gouw. De naam verschijnt in de 9e eeuw voor het eerst in geschreven bronnen, en wordt ook wel in verband gebracht met de Germaanse stam der Chamaven, die voor het laatst tegen het einde van de 4e eeuw in laat-Romeinse bronnen voorkomt. Er zit tussen de beschrijving van de Chamaven en het verschijnen van de naam Hamaland echter een gat van ruim vier eeuwen, waarin ook de grote volksverhuizing heeft plaatsgevonden. Het is bekend dat de Karolingen waar mogelijk gebruik hebben gemaakt van bestaande structuren, maar of Hamaland al dan niet zijn wortels heeft in de periode van de Chamaven, valt dus niet zonder voorbehoud te beweren. Over de omvang van het graafschap Hamaland is lange tijd van alles beweerd dat de toets der kritiek niet kan doorstaan. Het graafschap strekte zich uit over beide oevers van de IJssel, van iets benoorden Deventer naar het zuiden. Het gebied op de westelijke IJsseloever vormde een betrekkelijk smalle strook langs de rivier. De westgrens kruiste de Rijn ongeveer bij Velp, pakte het uiterste oosten van de Betuwe mee om daarna de Rijn te volgen tot iets bezuiden Emmerik. Vandaar liep de oostgrens van Hamaland parallel met die tussen het Sticht Utrecht en het Prinsbisdom Münster, zoals die sinds het einde van de 8e eeuw waren getrokken en tot in de 16e eeuw zouden blijven bestaan. Hamaland kreeg daardoor twee uitstulpingen naar het oosten, de ene tot voorbij Lochem en de andere tot en met Doetinchem. Tussen die twee uitstulpingen versmalde het en bereikte zijn kleinste breedte ter hoogte van Steenderen op de oostelijke en Eerbeek op de westelijke IJsseloever. De opvatting dat Hamaland westwaarts ooit eens de Veluwe en Flethite heeft omvat, berust op mislezing van een oorkonde van 855, terwijl de gedachte dat Hamaland zich oostwaarts tot in het Münsterland zou hebben uitgestrekt, teruggaat op een veel te ruime interpretatie van een 12e-eeuwse kroniektekst. Het graafschap Hamaland in zijn hierboven gegeven omvang omvatte de oudere gouw Islo/Hisloa, de IJsselgouw, in het noorden en de gouw Leomericke, de Liemers, in het zuiden. Niet ongebruikelijk in de rijksorganisatie van de Karolingen werden twee gouwen in één bestuurlijk district, een graafschap, samengebracht. De graven van Hamaland behoorden in de 9e en 10e eeuw tot het geslacht van de Meginharden. In het jaar 800 was een graaf Wrachari grondeigenaar te Wichmond in de IJsselgouw. Vermoedelijk dezelfde Wrachari, toen nog geen graaf, werd daar al in 794 genoemd. Deze was de zoon van een zekere Brunhari en had zelf een zoon, Meginhard I, welke naam later nog enkele keren voorkomt in het Hamalandse gravenhuis. Vanwege de naam Meginhard wordt dat gravenhuis ook wel aangeduid als de Meginharden, maar ook de naam ‘Brunharingen’ naar Wrachari’s vader is wel gebruikt. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 675. Dietrich, geboren 17‑09‑940 te Bliesgau (Dl.).
702. Hilduin I de PONTHIEU, Comte de Ponthieu et Montdidier, Seigneur de Ramerupt, Arcis-sur-Aube, Nanteuil le Haudouin, geboren ca. 933, overleden ca. 1000. La Maison de Montdidier est une famille noble du Moyen Age qui régna sur les comtés de Montdidier, de Dammartin et de Roucy. Elle est connue à partir du xe siècle et se prolongea par les branches de Roucy et de Ramerupt jusqu’au xiiie siècle. Le plus ancien membre certain de la famille de Montdidier est un certain Hilduin, mort avant 956 et qualifié de comte de Montdidier. Un de ses proches parents, également prénommé Hilduin, peut-être son fils, épousa Hersende, dame de Ramerupt et d’Arcis-sur-Aube. Des hypothèses ont été exposées pour préciser et compléter l’origine de la famille, mais se révélèrent sans fondement ou non exploitable. Ainsi : Le prénom Manassès, porté par un fils et un petit-fils d’Hilduin et d’Hersende renvoie à la maison de Rethel, mais le lien de parenté entre les deux familles n’est pas connu de manière plus précise. Il existe également au xe siècle un autre Manassès, le père du comte Gilbert de Chalon. Le comte de Luçay, dans son livre Le comté de Clermont en Beauvaisis, étude pour servir à son histoire (1878), indiquait que le second Manassès était petit-fils d’un comte Guillaume de Ponthieu, mais dont l’existence n’est pas certaine. De toute manière, ce comte Guillaume aurait été le grand-père maternel de Manassès. Hilduin et Hersende avaient eu deux fils, Manassès (┼ 991), qui devint évêque de Troyes et Hilduin II qui devint seigneur de Ramerupt. Hilduin II fit le pèlerinage de Jérusalem en 992 et laissa deux fils : Hilduin III, seigneur de Ramerupt, tige de la branche aînée; Manassès Calvus, auteur de la branche cadette, qui devint la Maison de Dammartin. Hilduin III, mort après 1031, eut quatre fils Hildouin IV de Montdidier (┼ 1063), qui épousa en 1031 Alix de Roucy (┼ 1062), augmenta le statut de sa lignée au sein la noblesse locale. En effet, sa nouvelle épouse était issue par sa mère des comtes de Hainaut et des rois capétiens. Une consanguinité entre les parents d’Alix avait conduit à l’annulation de leur mariage, le père d’Alix, le comte Ebles Ier de Roucy, était entré dans les ordres et devenu archevêque de Reims. La mère d’Alix devait plus tard se remarier avec un frère d’Hildouin. Hildouin et Alix donnèrent naissance à deux fils, Ebles II, qui hérita de Roucy, et André, qui eut Ramerupt et est l’auteur de la branche cadette, et de nombreuses filles, mariées dans la noblesse locale; à l’exception de Béatrix, femme du comte Geoffroy II du Perche et de Félicie, qu’Ebles II maria au roi Sancho Ier Ramírez d’Aragón. Ebles II de Roucy (┼ 1103) fut avant l’heure un croisé. En effet, en 1063, il conduisit une armée en Espagne et participa à la croisade de Barbastro. Après la prise de la ville, il combattit encore en Espagne et aida le roi d’Aragon Sanche Ramírez à conquérir le trône de Navarre. A cette occasion, sa sour Félicie épousa le roi. Puis il affronta de nouveau les Maures. Il avait pris part aux affaires d’Espagne dans l’espoir de recevoir un fief important, mais ne put l’obtenir, tous ceux-ci ayant été pourvus. Il partit alors en Italie prêter main-forte à Robert Guiscard, prince de Salerne, mais l’histoire se répéta : il obtint des alliances familiales prestigieuses, puisqu’il épousa la fille de Robert Guiscard, mais n’eut pas de domaine important. Probablement lassé de ces aventures lointaines ou peut-être tout simplement assagi par l’âge, il ne participa pas à la première croisade, lancée par le pape Urbain II en 1095, pas plus que ses fils. Mais il profita de l’absence de ses voisins pour chercher à agrandir ses domaines champenois. Ne pouvant faire face à ses pillages, l’archevêque de Reims appela à l’aide le roi, lequel envoya son fils et héritier le prince Louis pour rétablir l’ordre. Après un siège rapide, le prince Louis parvint à le soumettre en 1102. Lui succéda son fils Hugues Cholet (┼ 1160) qui fonda plusieurs établissements religieux et épousa Richilde de Hohenstaufen, nièce de l’empereur Henri V et sour du futur Conrad III. Son fils Guiscard partit prêter mais forte aux croisés en 1170. Il mourut en 1180, suivi de son fils aîné Raoul en 1196, puis de son fils cadet Jean, marquant ainsi l’extinction de la branche aînée et de la famille. Bron: Wikipédia.
Hilduin I de PONTHIEU was dus gehuwd met
703. Hersende ‘la pieuse’ de RAMERUPT, Dame de Ramerupt, geboren ca. 933, overleden ca. 976.
Uit dit huwelijk:
1. 679. Hilduin II de MONTDIDIER, geboren dd‑mm‑951.
704. Ragenold van ROUCY, graaf van Roucy, geboren ca. 905, overleden 10‑05‑967 te Reims (Fr.). Ragenold was een Vikingenaanvoerder die graaf van Roucy werd. Ragenold was een aanvoerder van een Vikingleger, dat in 943 koning Lodewijk IV van Frankrijk steunde in zijn strijd tegen Herbert II van Vermandois. In 945 werd hij beleend met Roucy en bestuurde hij ook het graafschap Sens. In 946 werd hij ook graaf van Reims en twee jaar later bouwde hij een kasteel in Roucy. Rond 950 was hij betrokken bij de stichting van een abdij in Charlieu. In 954 zwoer hij trouw aan koning Lotharius van Frankrijk en vergezelde hem in 955 naar Aquitanië. Ragenold is begraven in het klooster van Saint-Remi te Reims. Ragenold trouwde omstreeks 945 met Alberada van LOTHARINGEN (ca. 930 – 15 maart 973), dochter van Giselbert II van Maasgouw en Gerberga van Saksen, en stiefdochter van Lodewijk. Zij kregen de volgende kinderen: Ermentrudis van Roucy, (ovl. 5 oktober, ca. 1003), in haar eerste huwelijk getrouwd met Alberik III van Mâcon, in haar tweede huwelijk met Otto Willem van Bourgondië; Giselbert, (ca. 956 – 991/1000), graaf van Roucy en burggraaf van Reims, trouwde met een onbekende vrouw van hoge Aquitaanse adel, volgens sommige bronnen dochter van Willem III van Aquitanië en Adelheid van Normandië, steunde wisselend Hugo Capet en Karel van Neder-Lotharingen; onbekende dochter, getrouwd met Fromond van Sens; Bruno, (ca. 955 – 29 januari 1016), bisschop van Langres Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 945 met
705. Alberada van LOTHARINGEN.
Uit dit huwelijk:
1. 682. Giselbert de ROUCY, geboren ca. 956 te Reims (Fr.).
706. Hugo CAPET, koning van Frankrijk van 987 tot 996, geboren ca. 941 te Dourdan, overleden 24‑10‑996 te Les Juifs, Chartres (Fr.).
Zijn bijnaam Capet betekent “een mantel dragend” (cappa) en werd hem waarschijnlijk gegeven ter onderscheid van zijn vader Hugo de Grote of omdat zijn familie als lekenabt van de abdij van Saint-Denis een mantel of cappa droegen. Hugo Capet werd als het tweede kind en oudste zoon van Hugo de Grote en Hedwig van Saksen geboren. Zijn grootvader Robert van Bourgondië was tussen 922 en 923 koning van West-Francië geweest. Via zijn grootmoeder Beatrix van Vermandois was hij tevens een nazaat van koning Karel de Grote. Zijn vader Hugo de Grote was in zijn tijd de machtigste man van Frankrijk, zelfs machtiger dan de koning. Bij de dood van zijn vader erfde Hugo Capet de meeste van zijn bezittingen en titels: Hugo werd hertog van de Franken (Neustrië), graaf van Parijs, Orléans, Poitou, Tours, et cetera, en lekenabt van onder meer Saint-Martin te Tours, Saint-Germain te Auxerre, Saint-Aignan te Orléans, Saint-Quentin en Sint-Vaast. Zijn broer Otto werd bovendien hertog van Bourgondië. De paus noemde hem de “glorierijke prins van de Franken”. Omdat Hugo nog minderjarig was, trad eerst Richard I van Normandië, die was getrouwd met Hugo’s zus Emma, als zijn voogd op en later zijn moeder Hedwig van Saksen en zijn oom Bruno, aartsbisschop van Keulen. Zij waren zuster en broer van keizer Otto I de Grote. De machtige Franse edelen maakten gebruik van Hugo’s minderjarigheid door hun positie ten koste van hem te versterken, bijvoorbeeld: Willem III van Aquitanië die Poitou tegen Hugo wist te behouden, Theobald I van Blois die Chartres en Châteaudun verwierf, en Fulco II van Anjou die de omgeving van Nantes in handen kreeg. Als hertog voerde Hugo een voorzichtig beleid waarbij hij twee doelen nastreefde: enerzijds het behoud van zijn eigen dominante positie binnen Frankrijk, waarbij hij gebruikmaakte van de steun van de aan hem verwante Duitse keizers, anderzijds het behoud van de onafhankelijkheid van Frankrijk ten opzichte van Duitsland. Hierbij was Hugo een bondgenoot van aartsbisschop Adalbero van Reims, die bang was dat Frankrijk een vazalstaat van Duitsland zou worden. Rond 968 verbeterde Hugo zijn betrekkingen met Willem IV van Aquitanië door met diens zuster te trouwen. In 978 beschermde Hugo koning Lotharius van Frankrijk in Étampes en verdedigde Parijs tegen Otto II, nadat Lotharius een riskante plundertocht naar Aken had ondernomen. In 981 veroverde Hugo Montrieul, ook bezocht hij in dat jaar Otto II in Rome. In 986 klaagde Lotharius Adalbero aan wegens hoogverraad. Hugo bestormde de rechtszitting en de koning kwam daarbij om het leven. Dit bleef zonder gevolgen voor Hugo. Na de onverwachte dood van Lotharius’ zoon Lodewijk V in 987, hij stierf kinderloos na een jachtongeval, werd Hugo op 3 juli 987 te Senlis tot koning gekozen. Adalbero steunde hem met de volgende argumentatie: Het koningschap krijgt men niet op grond van erfrecht; men moet slechts hem op de troon verheffen, die zich zowel door zijn lichamelijke welgeschapenheid als door zijn geestelijke wijsheid onderscheidt, die door het geloof gesterkt en door grootmoedigheid gesteund wordt. Hugo werd in Noyon of Reims gekroond en liet nog op 30 december 987 zijn zoon Robert II tot medekoning kronen, een poging om zijn opvolging te verzekeren. Hoewel het eigenlijke grondbezit van Hugo veel kleiner was dan dat van zijn vader of van zijn belangrijke vazallen, had hij wel controle over Parijs, Orléans en een handvol kleinere steden, en over een aantal belangrijke abdijen en bisschopsbenoemingen in het noorden van Frankrijk. Zijn macht en rijkdom waren zo veel groter dan zijn grondbezit. Hij gebruikte de kerkelijke hervormingen, vooral de godsvredebeweging, om zijn gezag te vestigen en was goed bevriend met de abt van Cluny. In 988 probeerde Karel van Neder-Lotharingen, een Karolinger en neef van Hugo, de troon te verwerven ten koste van Hugo. Karel veroverde Laon en liet zich tot koning kronen. Hugo belegerde de stad twee keer zonder resultaat. Hugo verbond zich met Odo I van Blois, in ruil voor het graafschap Dreux. In 991 kon Hugo Karel gevangennemen door verraad van de bisschop Adalbero van Laon (een neef van Karel maar benoemd door Hugo). Dit gaf overigens nog aanleiding tot heftige conflicten over diens positie, vooral binnen de kerk waarbij de bondgenoten van Hugo natuurlijk bisschop Adalbero steunen. Karel werd met zijn gezin gevangengezet in Orléans en zou daar overlijden. Hugo verbond zich vervolgens met de graven van Normandië en Anjou, tegen Odo van Blois die Melun had geannexeerd. Melun werd heroverd maar Odo veroverde Nantes, dat weer werd heroverd. Toen Anjou weer te veel macht kreeg, viel dit bondgenootschap weer uiteen. De graaf van Barcelona (formeel deel van Frankrijk maar feitelijk al bijna 100 jaar onafhankelijk) deed een beroep op Hugo om steun tegen de Moren. Hugo wilde die verlenen in ruil voor erkenning als leenheer, maar uiteindelijk gebeurde er niets. In 993 werd een complot van Odo van Blois en de bisschop van Laon ontdekt, om Hugo te ontvoeren en over te dragen aan keizer Otto III. Dit bleef zonder gevolgen voor de betrokkenen. Na de dood van Odo in 996 weigerde Hugo een huwelijk van zijn zoon Robert met Odo’s weduwe Bertha van Bourgondië. Hoewel Robert en Bertha oprecht van elkaar hielden (een bijzonderheid voor een koninklijk huwelijk in die tijd) en ondanks de grote voordelen (o.a. Bourgondië), gaf Hugo geen toestemming wegens bloedverwantschap. Hugo overleed aan de pokken en werd in Saint Denis begraven, voor het altaar van de heilige drie-eenheid naast zijn voorvader Odo I van Frankrijk. Robert verstootte prompt zijn vrouw en maakte Bertha zijn minnares en later ook zijn vrouw – en kreeg daarop grote problemen met de paus vanwege hun bloedverwantschap. Hugo Capet was gehuwd met Adelheid van Aquitanië, dochter van Adelheid van Normandië en van Willem III van Aquitanië, graaf van Poitiers van 934 tot 963, en hertog van Aquitanië van 928 tot 963. Zij hadden vier kinderen: Gisela (ca. 969), gehuwd met Hugo, zoon van Hilduinus III van Montreuil. Hugo Capet gaf het echtpaar Abbeville (Somme), Ancre en Domart, uit het bezit van de abdij van Saint-Riquier en maakte Hugo lekenabt van die abdij. Deze bezittingen vormden later het graafschap Ponthieu en Hugo werd bekend als Hugo I van Ponthieu; Hedwig (ca. 970 – na 1013), gehuwd met Reinier IV van Henegouwen; Robert II (972 – 1031), die hem opvolgt; Adelheid (ca. 973 – na 1063). Mogelijk had Hugo nog een buitenechtelijke zoon Gauzelin (┼ 1030), abt van de abdij van Fleury en door Robert II benoemd tot aartsbisschop van Bourges. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
707. Adelheid van AQUITANIE, geboren 945/952, overleden ca. 1004.
Uit dit huwelijk:
1. Robert II van FRANKRIJK, koning van Frankrijk, geboren 27‑03‑972 te Orléans (Fr.), overleden op 20‑07‑1031 te Melun, Ile-de-France (Fr.).
Robert II , bijgenaamd de Vrome was van 996 tot 1031 koning van Frankrijk, van 1016 tot 1031 hertog van Bourgondië en van 1002 tot 1031 graaf van Auxerre. Hij was de opvolger van Hugo Capet en werd zelf opgevolgd door Hendrik I. Hij kwam uit het Huis Capet. Robert werd op 27 maart 972 geboren als zoon van Hugo Capet en Adelheid van Piotiers. Zijn opvoeding was erg goed, zeker voor die tijd. Hij kreeg les van Gerbert van Aurillac, de latere paus Silvester II. Door zijn goede opvoeding ging hij erg houden van muziek, dichters en geloof. In 987 werd hij gekroond tot medekoning, zo was het waarschijnlijk dat hij zijn vader zou opvolgen als koning. Hij kreeg de bijnaam “de Vrome”, omdat hij erg streng was tegenover andersdenkenden, oftewel ketters. Robert wilde graag trouwen met Bertha van Bourgondië. Bourgondië was een rijk gebied, maar de belangrijkste reden dat ze wilden trouwen was dat ze van elkaar hielden, een bijzonderheid in die tijd. Toestemming om te trouwen kregen ze niet, want heel erg in de verte waren ze familie. Trouwen mocht dan niet van de Kerk, en vader Hugo vond het ook niet goed. Die wilde Robert laten trouwen met een rijke prinses uit het Byzantijnse Rijk, maar dat wilde Robert dan weer niet. In 989 werd Robert door zijn vader gedwongen om te trouwen net de 20 jaar oudere Suzanna van Italië, dat mocht wél van de Kerk. Dit huwelijk was voor Frankrijk erg goed, maar gelukkig werd Robert er niet van. Robert was een drukke kroonprins, en deed erg veel. In 996 overleed z’n vader en nu was Robert koning van Frankrijk. Robert en Suzanna gingen uit elkaar, Robert wilde nu met Berta trouwen. De bruidsschat van Suzanna (Noord-Italië) hield Robert wel, om hem te “beheren”. Hij trouwde met Bertha, maar de Kerk vond dat nog steeds niet goed. Hij werd gedwongen om zijn huwelijk te ontbinden, maar dat deed hij niet. Toen hij bleef weigeren werd hij door paus Gregorius V uit de Kerk geschopt. “Wie niet horen wil, moet maar voelen!” Toen Robert in 1003 Bourgondië bij Frankrijk wilde voegen, kwam zijn excommunicatie niet goed uit. Na onderhandelingen met de nieuwe paus, zijn oude leermeester Silvester II, scheidden Robert en Bertha toch maar. Nu trouwde Robert met Constance van Arles, dit huwelijk was erg ongelukkig. Roberts pogingen om Bourgondië bij Frankrijk te voegen mislukte, want de plaatselijke edelen en bisschoppen wilde helemaal niet Robert gehoorzamen. Dat Robert was gescheiden met Bertha, betekende niet dat hij haar niet meer zag. In de praktijk bleven ze gewoon bij elkaar. In 1005 werd Auxerre veroverd door Robert, in 1015 viel ook Sens en in 1016 was Bourgondië eindelijk veroverd. In 1017 werd zijn zoon Hugo gekroond tot medekoning, maar Hugo overleed voor Robert en werd dus nooit echt koning. Hierna volgde allemaal politieke spelletjes, waarbij verbonden werden gesloten en doorbroken, edelen werden vermoord en oorlogen gevoerd. Het kwam er op neer dat er vrij weinig veranderde. In die tijd weigerde Robert ook om koning van Italië te worden, dat klinkt niet heel logisch, maar dat waren wel meer dingen in die tijd. De laatste jaren dat hij leefde, moest Robert oorlog voeren tegen zijn eigen zoons. Hendrik en zoon Robert waren in opstand gekomen tegen hem. Hun moeder, Constance van Arles, die nog steeds boos was op Robert vanwege hun mislukte huwelijk, steunde hen. In de burgeroorlog die daarop volgde stierf Robert op 20 juli 1031. Hij werd begraven in de kathedraal van Saint-Denis en werd opgevolgd door zijn opstandige zoon Hendrik I van Frankrijk. Robert werd 59 jaar oud. Robert II trouwde drie keer. In 989 met Suzanna van Italië. Ze kregen geen kinderen. In 996 met Bertha van Bourgondië, zij kregen ook geen kinderen. In 998 met Constance van Arles. Zij kregen 7 kinderen: Constance; Hedwig (rond 1003 – 5 juni na 1063); Hugo – (1007 – 28 augustus 1025); Hendrik (4 mei 1008 – 4 augustus 1060); Robert (rond 1011 – 21 maart 1076); Odo (rond 1013 – rond 1058); Adela – (1009 – 8 januari 1079). Bron: Wikikids.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑998 met Constance van ARLES, geboren dd‑mm‑985 te Arles (Fr.), overleden op 25‑07‑1032 te Melun, Ile-de-France (Fr.), dochter van Guillaume I de PROVENCE, graaf van Avignon, en Azalais d’ANJOU.
2. 685. Hedwig, geboren ca. 970.
Generatie XXXVI
708. Godfried van GULIK. Hij was graaf in de Gulikgouw en paltsgraaf van Lotharingen. Hij behoorde tot het geslacht der Matfriedingers, ook wel Gerhardijnen genoemd. Godfried was de zoon van graaf Gerard van de Metzgau uit diens huwelijk met Oda van Saksen, dochter van Otto I van Saksen en weduwe van koning Zwentibold van Lotharingen. Zijn moeder was een zus van de Oost-Frankische koning Hendrik de Vogelaar. Daarnaast was hij de jongere broer van Wigfried, aartsbisschop van Keulen en aartskanselier van zijn neef keizer Otto I de Grote. Hij huwde met Ermentrudis, dochter van koning Karel de Eenvoudige van Frankrijk, die als hertog van Lotharingen tevens de leenheer van Godfried was. In een onbekende periode was hij paltsgraaf van Lotharingen, een functie waarin hij zijn schoonvader vertegenwoordigde. Het ambt van paltsgraaf werd van 911 tot 915 uitgeoefend door Reinier I van Henegouwen en daarna door Wigerik, die ten laatste in 922 overleed. Aangezien zijn schoonvader in 923 werd afgezet als hertog van Lotharingen, wordt vermoed dat hij maar korte tijd als paltsgraaf fungeerde. Omdat Godfried tegelijkertijd nauw verwant was met de Oost-Frankische koningen Hendrik de Vogelaar en Otto I van de Grote, is het goed mogelijk dat hij de positie van paltsgraaf, ondanks zijn familieband met de afgezette Karel de Eenvoudige, ook na 923 kon behouden. Ook was hij tussen 924 en 936 graaf van de Gulikgouw, al is het ook mogelijk dat hij daar tot aan zijn dood omstreeks 949 regeerde. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
709. Ermentrudis van LOTHARINGEN.
Uit dit huwelijk:
1. 687. Gerberga, geboren ca. 925.
710. Adalolf van BOULOGNE, overleden dd‑mm‑933. Adelolf, Count of Boulogne, was a younger brother of Arnulf I, Count of Flanders and was given the County of Boulogne by his father. He was a son of Baldwin II, Count of Flanders, and of Ælfthryth, daughter of Alfred the Great. He was probably named for his maternal great-grandfather, King Æthelwulf of Wessex. In 926 Adelolf was sent as an ambassador to his maternal first cousin King Æthelstan of England by Count Hugh the Great, effective ruler of northern France under Rudolph, Duke of Burgundy, who had been elected king of France in 923. Adelolf was to seek the English king’s agreement to a marriage between Hugh and another of Æthelstan’s sisters. Among the lavish gifts sent to Æthelstan, an avid collector of relics, were said to be the sword of the Roman Emperor Constantine the Great and the Holy Lance. The embassy was a success and Hugh was married to Æthelstan’s half-sister Eadhild. In 933, Æthelstan’s half-brother Edwin was drowned and his body cast ashore. Adelolf received the body of his kinsman with honour and took it to the Abbey of Saint Bertin for burial. Adelolf was the father of Arnulf II, Count of Boulogne (┼ 971), and of an illegitimate son named Baldwin (died 973) who was guardian of Arnulf II, Count of Flanders. Adelolf died in 933. He was buried at Saint-Bertin. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 688. Arnulf II.
711. Dirk I bis van WEST‑FRIESLAND. Wellicht zijn verschillende graven met de naam Dirk samengevoegd tot Dirk I. Dit is goed mogelijk, omdat men in die tijd nooit over Dirk de zoveelste sprak, maar gewoon over Graaf Dirk. De geschiedenis rond de eerste graven van Holland is pas rond 1290 voor het eerst door Melis Stoke opgeschreven. De schrijver gebruikte hiervoor teksten die door de monniken van de abdij van Egmond waren bewaard. Omdat de monniken pas tijdens het bewind van Dirk II de nonnen vervingen, moet men ervan uitgaan dat de informatie op deze (inmiddels vergane) documenten door overlevering is verkregen. Volgens een akte gedateerd 922/923 zou Dirk I na een regering van veertig jaar in 922/923 zijn overleden. Dit zou betekenen dat hij Gerulf in 882 zou zijn opgevolgd. Het staat echter vast dat Gerulf in 889 nog een goed in eigendom kreeg. Gerulf is waarschijnlijk pas in 895 of 896 overleden. Vast staat dat Dirk II in 988 is overleden. Als hij zijn vader al in 923 was opgevolgd, dan zou dat betekenen dat hij niet minder dan 65 jaar heeft geregeerd, wat zeer onwaarschijnlijk is. Daarom gaan historici ervan uit dat er nog een Dirk geweest moet zijn die de naam “Dirk I bis” heeft gekregen. Het is bekend dat graaf Dirk getrouwd betrokken was bij de Lotharingse opstand van 939 tegen de Duitse koning Otto de Grote, en op 2 oktober 939 is gesneuveld in de slag bij Andernach (waarbij Dirk I dan ongeveer 65 zou zijn geweest). Deze gegevens maken een tweede generatie, dus Dirk I bis, aannemelijk, maar er zijn uit deze periode wel meer voorbeelden bekend van edelen die op hogere leeftijd nog met een jonge vrouw (her)trouwden of aan een veldslag deelnamen. Dirk trouwde met Gerberga (Geva), dochter van Meginhard IV van Hamaland, zoon van Everhard Saxo (die in 898 is vermoord door Dirks broer Waldger), en opvolger van zijn vader als graaf van Hamaland en hertog van Friesland. Meginhard was lid van de delegatie van Hendrik de Vogelaar bij diens ontmoeting met Karel de Eenvoudige in 921. Dirk en Geva hadden een zoon, Dirk II, opvolger van zijn vader als graaf van het westen van Friesland. Dirk I moet ook een zoon Gerulf (II) hebben gehad, die als jongeling of ongehuwd man werd gedood voor het overlijden van zijn vader. Er wordt aangenomen dat hij de oudere broer van Dirk II was. Dirk en Gerberga zijn beiden in de abdij van Egmond begraven. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑928? Echtgenote is
712. Gerberga van HAMALAND, geboren ca. 912.
Uit dit huwelijk:
1. 689. Dirk II GRAAF van WEST‑FRIESLAND, geboren ca. 932.
713. Arnulf I van VLAANDEREN, Graaf van Vlaanderen, Boulogne, St. Pol en Artresië, geboren ca. 889, overleden 27‑03‑965, begraven te Gent (B.). Sint-Pieterskerk.
Arnulf I, bijgenaamd de Grote was graaf van Vlaanderen van 918 tot zijn dood in 965. Na de dood van zijn vader Boudewijn II erfde Arnulf het grootste (noordelijke) deel van het graafschap, zijn broer Adalolf erfde het zuidelijke deel. Arnulf vocht in 923 aan de kant van koning van West-Francië, Karel de Eenvoudige, in de Slag bij Soissons (923) tegen tegenkoning Robert van Bourgondië. In 924 veroverde hij samen met zijn broer Adalolf en Herbert II van Vermandois de stad Eu op Rollo, de eerste graaf van Normandië. Arnulf versloeg de Vikingen in 926 maar gaf in 928 het graafschap Guînes in leen aan de Deen Siegfried en gaf hem later zijn dochter tot vrouw. Vanaf 930 kwam het tot een krachtmeting met Herbert II van Vermandois. Om diens expansie te beteugelen veroverde Arnulf in 931 Dowaai en Mortagne-du-Nord. In 932 verwierf Arnulf het graafschap Artesië en versterkte de abdij van Sint-Vaast. Na het overlijden van zijn broer in 933 eigende hij zich diens graafschappen Terwaan en Boulogne toe, met voorbijgaan aan de rechten van zijn minderjarige neefjes. Hij adopteerde wel Adalolfs onechte zoon Boudewijn. In 934 kwam het tot een vrede met Herbert en trouwde Arnulf in 934 met Herberts dochter Adelheid. Dit bezegelde niet alleen een vrede maar ook een bondgenootschap tegen Hugo de Grote, zoon van Robert van Bourgondië. Na de vrede met Herbert kon Arnulf zich richten op de Vikingen uit Normandië. In 939 veroverde hij de stad Montreuil op Herluinus II van Ponthieu om de invallen van de Normandiërs tegen te gaan maar de Normandische troepen wisten de stad snel te heroveren. In 942 nodigde Arnulf graaf Willem I van Normandië uit voor een bespreking te Picquigny om de kwestie Montreuil te regelen. Daar aangekomen werd Willem echter door mannen van Arnulf vermoord. In 949 kreeg Arnulf Montreuil definitief in handen. Vervolgens bracht Arnulf een bondgenootschap tot stand met koning Lodewijk IV van Frankrijk, zoon Karel de Eenvoudige, en Otto I de Grote, koning van Duitsland tegen Normandië. De coalitie belegerde Rennes maar de jeugdige Normandische graaf Richard wist het bondgenootschap uiteen te spelen, en Arnulf trok zich terug naar Vlaanderen. Uit wraak plunderde het leger van Otto Vlaanderen en liet die een kasteel bouwen bij Gent op de grens van zijn rijk aan de Schelde, waar hij een burggraaf plaatste. Na de verzoening tussen Arnulf en Otto kreeg Arnulf het kasteel in handen en liet hij de burggraaf, Wichman van Hamaland, met een van zijn dochters trouwen. Arnulf verwierf nadien ook Amiens, Oosterbant en werd lekenabt van de abdij van Sint-Bertinus in Saint-Omer. Om zijn grenzen te verzekeren huwde Arnulf al zijn dochters uit aan zijn Lotharingse buren en hoge Duitse adel. Politiek koos hij steeds positie tegen de graven van Normandië en de hertogen van de Franken. Hij voerde kloosterhervormingen door met hulp van Gerardus van Brogne en regeerde vooral met hulp van de geestelijkheid, en zo veel mogelijk zonder vazallen. In 958 benoemde Arnulf zijn zoon Boudewijn tot medegraaf en ging hij feitelijk met pensioen (ongeveer 70 jaar oud). Nadat Boudewijn in 962 op jonge leeftijd overleed, kwamen de zoons van zijn broer Adalolf in opstand en herwonnen de graafschappen van hun vader. Arnulf sloot toen een overeenkomst met koning Lotharius van Frankrijk, zoon van Lodewijk IV van Frankrijk: in ruil voor al zijn veroveringen zou Lotharius de opvolging van zijn jonge kleinzoon in het oorspronkelijke graafschap garanderen. Arnulf steunde nog de bisschop van Kamerijk tegen zijn opstandige stedelingen en kreeg in ruil daarvoor de kerkelijke bezittingen bij Lambres. Volgens een overlevering zou Arnulf zijn vermoord door een nakomeling van Herluinus II van Ponthieu. Arnulf stichtte de kerk van Torhout, het Sint-Donaaskapittel te Brugge, de Sint-Janskapel te Gent en herbouwde de abdij van Saint-Amand. Arnulf is begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent). Arnulf was zoon van Boudewijn II en van Ælfthryth van Wessex. Hij trouwde in 934 met Aleidis van Vermandois (ook Adelheid genoemd), dochter van Herbert II van Vermandois en Adelheid van Parijs. Omdat Arnulf ten tijde van dit huwelijk al ongeveer 45 jaar oud moet zijn geweest, is het aan te nemen dat hij al een of meer eerdere huwelijken heeft gehad waarvan geen gegevens van bekend zijn. Dochter Hildegard van Vlaanderen huwde in 945 met Dirk II, graaf van West-Friesland. Gezien de datum van het huwelijk van zijn dochter is zij vermoedelijk een kind uit een eerder huwelijk van Arnulf, maar het kan ook zijn dat zij een dochter is van Aleidis van Vermandois. het was in die tijd niet ongewoon dat dochters op zeer jonge leeftijd trouwden. Arnulf en Aleidis kregen de volgende kinderen: Liutgard van Vlaanderen (ca. 935 – 29 september 964), in 955 gehuwd met Wichman IV, graaf van Hamaland; Boudewijn III (tussen 935/940 – 1 januari 962); Hildegard van Vlaanderen (ca. 938 – 10 april 990); Egbert (overleden. voor 10 juli 953); Elftrude (ovl. na 965), in 950 gehuwd met Siegfried I van Guînes. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑934 met
714. Adelheid (Aleidis) van VERMANDOIS, geboren ca. 916, overleden 10‑10‑960 te Brugge (B.), begraven te Gent (B.). Aleidis ook wel Adela van Vermandois, was een dochter van Herbert II van Vermandois en van Adelheid van Frankrijk. Zij is begraven in de Sint-Pietersabdij (Gent).
Uit dit huwelijk:
1. 690. Hildegard van VLAANDEREN, geboren ca. 938.
715. Wigerik van LOTHARINGEN, paltsgraaf. Wigerik (Duits: Wigerich) (886 – tussen 916-919) was paltsgraaf van Lotharingen en stamvader van het Huis Ardennen. Wigerik was graaf van Trier, de Bidgouw en de Ardennengouw, en voogd van de Sint-Rumoldusabdij van Mechelen. Hij was ook stichter en voogd van de Sint-Hadelinusabdij van Hastière. Wigerik was een broer van Frederik, abt van de rijksabdijen van Gorze en Saint-Vanne. Vermoedelijk was hij de zoon van graaf Odacar (ca. 850 – na 901) van de Bliesgouw en de Ardennengouw, die met Reinier I van Henegouwen succesvol tegen koning Zwentibold in opstand kwam. Odacar was zoon van graaf Wigirik (ca. 820 – na 877) van de Ardennengouw en zijn vrouw Eva. Wigerik trouwde met Kunigunde van de Ardennen (ca. 890 – ca. 940). Kunigunde was waarschijnlijk een dochter van Irmintrud (dochter van Lodewijk de Stamelaar) en mogelijk van Reinier I van Henegouwen.
Wigerik en Kunigunde kregen de volgende kinderen:
- Frederik van de Ardennen (912 – 17 juni 978), eerste graaf van Bar en in 959 hertog van Opper-Lotharingen
- Adalbero van de Ardennen, bisschop van Metz 929 – 962 (vermeld ca.911/915, † 26 april 962)
- Giselbert van de Ardennen, graaf in de Ardennengouw
- Siegebert († na 947)
- Gozelo van de Ardennen, graaf in de Bidgouw († 19 april 942); ∞ 930 Uda van Metz (905 – 10 april 963), dochter van graaf Gerard van de Metzgau
- Siegfried van Luxemburg (915/917 – 15 augustus 998), eerste graaf van Luxemburg, graaf in de Moezelgouw
Soms wordt nog een Liutgarde genoemd, naar men aanneemt eerst gehuwd met Adalbert, graaf van Metz (Matfrieden) († 944), en vervolgens met Eberhard, graaf van Egisheim († 972/973)) en haar broer Hendrik, maar deze waren waarschijnlijk de kinderen van een andere Wigerik, zoon van Roric,[2][3] die betuigd wordt in het gezagsgebied van graaf Wigerik (Bidgouw) Na de dood van Lodewijk het Kind in 911 verwierp de adel van Lotharingen de soevereiniteit van Koenraad I en kozen Karel de Eenvoudige van West-Francië als hun koning. Aanvankelijk werd de militaire autoriteit in Lotharingen toegewezen aan graaf Reinier I van Henegouwen, maar na diens dood in 915 werd Wigerik paltsgraaf van Lotharingen. Er was in die tijd geen hertog van Lotharingen, als paltsgraaf voerde Wigerik ook de taken van hertog uit en was dus ook militair verantwoordelijke in Lotharingen. Wigerik is in de periode 916 – 919 op een 19e januari overleden. Hij is begraven in de door hem gestichte Sint-Hadelinusabdij. Kunigunde hertrouwde met Richwin van Verdun, zoon van Giselbert I van Maasgouw.
Gehuwd met
716. Kunigunde van de ARDENNEN, geboren ca. 890, overleden ca. 940. Kunigunde was hoogstwaarschijnlijk een dochter van ‘Irmintrud’ en een man wiens naam niet met zekerheid bekend is, mogelijk Reinier I van Henegouwen. Wel is zeker dat haar moeder een zus was van de Franse koning Karel de Eenvoudige. Beiden waren kinderen van Lodewijk de Stamelaar, wiens grootvader, Lodewijk de Vrome, een kind van Karel de Grote was. Hierdoor was het eerste Luxemburgse huis, dat gesticht werd door Kunigundes zoon Siegfried, nauw verwant aan Karel de Grote. Kunigunde hertrouwde met Richwin van Verdun, zoon van Giselbert I van Maasgouw. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 691. Siegfried van LUXEMBURG, geboren ca. 915/917, overleden 26 oktober 997), eerste graaf van Luxemburg, graaf in de Moezelgouw
717. Herbert I van VERMANDOIS, geboren ca. 850, overleden voor 907. Herbert I van Vermandois, ook Heribert genoemd, was via zijn vader Pepijn van Vermandois en zijn grootvader Bernhard van Italië (die een onecht kind was), een directe afstammeling in mannelijke lijn van Karel de Grote. Door een succesvol bestuur en een handige politiek in de strijd rond de koningstitel van West-Francië werd Herbert een van de machtigste edelen in het noorden van Frankrijk. In 886 versloeg Herbert de Vikingen bij Parijs en werd hij graaf van Soissons en lekenabt van Saint-Crépin in Soissons. In 888 werd hij graaf van Meaux en Madrie, en gaf leiding aan de verdediging van de Seine en de Oise tegen de Vikingen. Hij was, samen met aartsbisschop Fulco van Reims en zijn broer Peppijn, een van de leiders van de oppositie tegen de nieuwe koning Odo van Parijs, die in 888-898 de eerste Capetinger op de Franse troon was. In deze periode herbouwde Herbert het kasteel van Château-Thierry. Op 28 januari 893, de verjaardag van het overlijden van Karel de Grote, kroonden Herbert, Peppijn en Fulco, Karel III de Eenvoudige tot tegenkoning. Odo wist echter gaandeweg de aanhangers van Karel voor zich te winnen, en Herbert moest in 895 naar Bourgondië vluchten. Het volgende jaar verzoende Herbert zich met Odo en kreeg daarbij het graafschap Vermandois toegewezen. De verzoening werd bezegeld door het huwelijk van hun kinderen. Daarop werd de Vermandois echter veroverd door Rudolf van Kamerijk, broer van Boudewijn II van Vlaanderen, die meende zelf recht op het graafschap te hebben. Herbert wist hem echter te verslaan en doodde Rudolf op 28 juni 896. Vervolgens breidde Herbert zijn gezag uit en werd heer van Beauvais, Vexin, Chartres en Senlis, en lekenabt van St. Medardus te Soissons, Péronne en Saint Quentin. In 900 viel Boudewijn II van Vlaanderen Herbert nog een keer aan, maar zonder succes. Het lukte Boudewijn later wel om Herbert en aartsbisschop Fulco van Reims te laten vermoorden. De datum van de dood van Herbert was 6 november van een onbekend jaartal (ergens tussen 900 en 907). Herbert was vermoedelijk gehuwd met Bertha van Morvois (862-907), en werd vader van: Herbert II (ca. 880-943); Beatrix (880/883 – na 26 maart 931), gehuwd in 895 met Robert I van Frankrijk; een dochter (Adela?), gehuwd met graaf Gebhard van de Ufgau; een dochter (Cunigonde?), gehuwd met graaf Udo van de Wetterau, zoon van Gebhard van Franconië, hertog van Lotharingen. Bron: Wikipedia.
Vermoedelijk gehuwd met
718. Bertha van MORVOIS, geboren ca. 862, overleden ca. 907. Bertha von Morvois war eine Adelige aus der zweiten Hälfte des 9. Jahrhunderts. Dem Namen nach stammt sie aus dem Morvois (Pagus Mauripensis) um Pont-sur-Seine. Von ihr wird gesagt, dass sie die Ehefrau des Grafen Heribert I. von Vermandois gewesen sei. Allerdings sind die Angaben zur Ehefrau Heriberts in der Literatur umstritten: Erich Brandenburg schreibt, dass Heriberts Ehefrau unbekannt sei. Eduard Hlawitschka schließt sich dem an. In den Europäischen Stammtafeln ist in Band II, 1984, Tafel 10 (Robertiner) als Ehefrau Königs Roberts II. von Frankreich eingetragen: Béatrix de Vermandois, ┼ nach März 931, Tochter von Comte Heribert I de Vermandois (Karolinger) und Berthe (de Morvois); die übrigen Tafeln hierzu (Band I.1, 2005, Tafel 4 und Tafel 7 (Karolinger) sowie Tafel 8 (Konradiner)) vermerken keine Ehefrau Heriberts. Sollte die Annahme zu ihrer Ehe korrekt sein, dann hatte sie mit Heribert eine Reihe von Kindern, durch die sie ins Zentrum der mitteleuropäischen Genealogie rückt. Die Angabe zur Ehe Berthas stammt von Joseph Dépoin, die Maurice Chaume aufgegriffen hat. Die beiden Autoren nennen Heriberts Ehefrau als Berta, Tochter des Grafen Wigeric und der Aba, die wiederum eine Tochter des Gerhard von Vienne gewesen sein soll, sowie Witwe eines Grafen Ebroin. Depoin stützt sich dabei auf die Chronik der Abtei Waulsort aus dem 12. Jahrhundert. Seit den Untersuchungen von René Louis (1946), Daniel Misonne (1967) und Alain Dierkens (1985) wird die Chronik der Abtei Waulsort jedoch als Fantasiegebilde angesehen, insbesondere, was die genannte Genealogie angeht. Davon betroffen ist dann nicht nur die Ehe Berthas mit Heribert von Vermandois, sondern die Existenz Berthas überhaupt. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 693. Herbert II, gedoopt ca. 884.
719. Robert I van FRANKRIJK, graaf van Tours, koning van West-Francië, gedoopt 15‑08‑866, overleden 15‑06‑923 te Soissons (F.). Robert was de jongste zoon van hertog Robert de Sterke en een broer van Odo I van Frankrijk, die zijn vader opvolgde als hertog. In 885 vocht Robert met zijn broer Odo tijdens de verdediging van Parijs tegen de Vikingen. Toen Odo in 888 tot koning van West-Francië werd gekozen, droeg hij al zijn andere titels over aan Robert. Robert werd daardoor hertog van Francië, markgraaf van Neustrië, graaf van onder andere Parijs, Tours en Orléans, en lekenabt van onder andere Saint-Denis, Marmoutier en Saint-Martin in Tours, Saint-Germain-des-Pres in Parijs, Notre-Dame de Morienval en Saint-Amand. In 893 benoemde Odo hem ook tot graaf van Poitiers maar hij werd door de lokale adel verdreven. Na de dood van Odo in 898 had Robert een kans om zelf koning te worden maar zag ervan af en steunde het koningschap van Karel de Eenvoudige. In ruil bevestigde Karel Robert in al zijn functies en bezittingen. De vrede tussen Karel en Robert bleef duren tot in 921. In die periode versloeg Robert in 911 de Vikingen onder Rollo bij Chartres. Karel begon onderhandelingen met Rollo en toen Rollo zich daarop liet dopen, was Robert zijn peetoom en liet Rollo zich als Robert dopen. In 914 verzekerde Robert de opvolging door zijn zoon Hugo. Karel was inmiddels ook koning van Lotharingen geworden. De Lotharingse graaf Hagano kreeg een sterke positie aan het hof van Karel en werd boven alle andere edelen begunstigd. Dit leidde tot steeds grotere weerstand onder de andere edelen en de bisschoppen. Toen Karel de abdij van Chelles, waar de moeder van Hugo’s eerste vrouw abdis was, confisqueerde om aan Hagano te schenken, kon Robert dat niet tolereren. Met de hulp van de belangrijkste edelen voerde Robert een staatsgreep uit: Robert werd op 22 juni te Reims tot koning gekozen en op 30 juni 922 daar tot koning gekroond. Na enkele korte gevechten rondom Reims en Laon, wist Robert de koninklijke schat in Laon in handen te krijgen en moest Karel vluchten. Hendrik de Vogelaar erkende Robert als koning van West-Francië en Lotharingen. Karel verzamelde echter een leger in Lotharingen en trok op tegen Robert. In 923 wist Robert tijdens de slag bij Soissons Karel te verslaan. Robert kwam hier zelf echter bij om het leven – volgens de overlevering werd hij door Karel zelf gedood. Karel werd gevangengenomen en Robert werd opgevolgd door zijn schoonzoon Rudolf I van Frankrijk. Karel zou tot zijn dood (928) een pion blijven in de machtsstrijd tussen de grote edelen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd ca. 890 met
720. Beatrix van VERMANDOIS, gedoopt dd‑mm‑870, overleden dd‑mm‑931. Ze behoorde tot het huis der Herbertijnen. Beatrix was een dochter van graaf Herbert I van Vermandois, een afstammeling van Karel de Grote. Ze huwde rond het jaar 890 met Robert van Bourgondië (866-923), graaf van Tours, en was daarmee diens tweede echtgenote. Ze kregen een zoon genaamd Hugo de Grote (897-956), onder andere graaf van Parijs en hertog van Bourgondië en Aquitanië, en hadden ook een dochter Emma (894-934), die in 921 huwde met hertog Rudolf van Bourgondië. Nadat haar echtgenoot een staatsgreep had gepleegd tegen Karel de Eenvoudige, werden Robert en Beatrix koning en koningin van West-Francië. In 923 sneuvelde Robert in de Slag bij Soissons. Vervolgens kreeg hun zoon Hugo de Grote het aanbod om koning te worden, maar hij weigerde en uiteindelijk werd hun schoonzoon Rudolf van Bourgondië koning. Beatrix stierf na maart 931. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 892. Adelheid van BOURGONDIë, gedoopt ca. 892.
2. 732. Hugo de GROTE, geboren dd‑mm‑897 te Fontaines-en-Sologne (Fr.).
721. Reinier I van HENEGOUWEN, geboren ca. 850, overleden te Meersen 15‑01‑916. Reinier I van Henegouwen, ook Reginar genaamd, was in zijn tijd de machtigste edelman in Lotharingen. Hij versterkte zijn positie door gebruik te maken van de positie van Lotharingen tussen Oost- en West-Francië, in een tijd dat het nog niet vanzelfsprekend was dat Lotharingen tot het Heilige Roomse Rijk (Oost-Francië/Duitsland) zou gaan behoren. Reinier was een zoon van Giselbert, graaf in de Maasgouw en de Lommegouw (rondom Namen), en van Ermengarde, dochter van keizer Lotharius I. Daardoor behoorde hij tot de hoogste adel van Lotharingen. In zijn jonge jaren was hij samen met de bisschop van prinsbisdom Luik aanvoerder van een expeditie tegen de Vikingen op Walcheren. Volgens Dudo van Saint-Quentin voerde hij daarna ook nog met Radbod, de leider van de Friezen, een leger aan in Walcheren tegen de Noormannen onder leiding van Rollo. Dudo’s betrouwbaarheid is echter niet onbetwist. Reinier werd benoemd tot graaf van Henegouwen, Bergen en Haspengouw. In de Capitulare van Quierzy uit 877, wordt hij genoemd naast zijn vader als een van de regenten van het koninkrijk tijdens de afwezigheid van Karel de Kale die oorlog voerde in Italië. Na de dood van zijn vader volgde hij hem op als graaf van de Maasgouw. Ook erfde hij grote bezittingen, ambten, lenen en allodiale goederen langs de Maas en in Brabant, de Ardennen en de Eifel. In 886 nam hij deel aan de gevechten tegen de Vikingen tijdens het beleg van Parijs. Hij steunde de zaak van Karel de Eenvoudige tegen Odo I van Frankrijk. In 895 steunde Reinier de benoeming van Zwentibold tot koning van Lotharingen. Reinier werd een belangrijke adviseur van Zwentibold. In juni 896 beleende Zwentibold Reinier op diens eigen verzoek (in precarie) met de Sint-Servaasabdij, dezelfde abdij die in 889 door Arnulf van Karinthië geschonken was aan de kerk van Trier. Door deze belening ontstond een breuk in de verhouding met de aartsbisschop van Trier. Zwentibold kwam echter al snel in conflict met de edelen en ontsloeg in 898 Reinier als zijn raadgever. Reinier vroeg toen aan Karel de Eenvoudige om koning te worden van Lotharingen. Als straf daarvoor wilde Zwentibold alle titels en bezittingen van Reinier afnemen maar die weigerde ze op te geven. Reinier verschanste zich met medestanders bij “Durfos” aan de Beneden-Maas (hoogstwaarschijnlijk was het Furfooz bij Namen)[4] en kon een aanval van het leger van Zwentibold afslaan. In 900 werd Zwentibold gedood in een veldslag tegen opstandige edelen en werd als koning van Lotharingen opgevolgd door Lodewijk het Kind. Lodewijk benoemde in 903 Gebhard (┼ 910) tot hertog van Lotharingen. Reinier werd in 900 wel benoemd tot lekenabt van de dubbelabdij van Stavelot-Malmedy en kreeg tussen 906 en 908 formeel de titel van graaf van Henegouwen terug. Toen de Konradijn Gebhard in 910 sneuvelde tegen de Hongaren werd zijn positie waargenomen door Reinier. Op 1 juni 911 wordt hij comes ac missus dominicus (graaf en koningsbode) genoemd. Waarschijnlijk had hij de vertrouwensrelatie reeds voor de slag bij Augsburg opgebouwd. Na de onverwachte dood van Lodewijk het Kind op 24 september 911 weigerde de adel van Lotharingen, onder leiding van Reinier, zijn opvolger Koenraad I van Frankenland trouw te zweren maar erkende Karel de Eenvoudige als koning. Karel gaf Reinier als beloning de functie van lekenabt van de Sint-Maximinusabdij te Trier. Zo had Reinier gaandeweg als graaf, lekenabt van de abdijen van Maastricht, Echternach en Stavelot-Malmedy, en mogelijk die van Chèvremont bij Luik, en als grootgrondbezitter, uitgestrekte gebieden in en rond het huidige Wallonië en Luxemburg onder controle gekregen. Hij kreeg de titel markgraaf van Karel in 915.[bron?] Formeel was dat een benoeming tot markgraaf maar in de praktijk waren de rechten en bevoegdheden dezelfde als die van een hertog. Reinier was onbetwist de militaire leider van het gebied onder Karel. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Giselbert II, maar hun dynastie slaagde er niet in om een hegemonie in Lotharingen te vestigen zoals de Liudolfingen in Saksen en de Liutpoldingen in Beieren. Reinier trouwde in 885 met Alberada van LOTHARINGEN (854 – na 919). Haar herkomst is onbekend maar haar voor die tijd hoge leeftijd bij het huwelijk suggereert dat ze een (rijke?) weduwe was. Van Reinier en Alberada zijn de volgende kinderen bekend: Giselbert II van Maasgouw (ca. 890 – Andernach, 2 oktober 939), hertog van Lotharingen; Een dochter, gehuwd met Berengar graaf in de Lommegouw, het latere Namen (┼ na 938); Reinier II van Henegouwen (ca. 890 – 932, of later), graaf van Henegouwen. Kort na de dood van Reinier in 915 huwde Alberada met Waldger, zoon van Gerulf I. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
722. Alberade van LOTHARINGEN.
Uit dit huwelijk:
1. 891. Giselbert II van LOTHARINGEN (van Maasgouw), geboren ca. 891.
723. Hendrik I de VOGELAAR, geboren ca. 876, overleden 02‑07‑936 te Memleben (Dl.).
Hendrik I de Vogelaar (Duits: Heinrich der Vogler/der Finkler, Latijn: Henricius Auceps) was vanaf 912 hertog van Saksen en vanaf 919 tot zijn dood koning van Duitsland. Hij was de grondlegger van de Ottoonse dynastie van Saksische koningen en keizers. Hij wordt algemeen gezien als de stichter en de eerste koning van de middeleeuwse Duitse staat, die voordien bekendstond als het Oost-Frankenrijk. Als fervent jager verkreeg hij de bijnaam “de Vogelaar”, naar men zegt omdat hij net zijn vogelnetten aan het repareren was toen hij de boodschap ontving dat hij tot koning was gekozen. Hendrik was een zoon van de Saksische hertog Otto I en diens vrouw Hedwig van Babenberg, de dochter van Hendrik van Babenberg en (mogelijk van) Ingeltrude van Friuli. Via deze laatste was hij mogelijk een achter-achter-achterkleinzoon van Karel de Grote. Via zijn vaders kant is dat zeker. Otto I was namelijk, via Oda Billung (820-913), een kleinzoon van Aeda Pepijnsdochter van Italië (798-855). Zij was de dochter van Pepijn (777-810) (Karloman, koning van Italië), de zoon van Karel de Grote (748-814). Hendriks grootvader Liudolf van Saksen wordt als comes (graaf) meerdere keren in de bronnen genoemd. Hij had als zodanig de taak de koninklijke rechten in een bepaalde gouw (een graafschap), een comitatus uit te oefenen. De landgoederen van de Liudolfingen lagen op de westelijke uitlopers van de Harz in Leine en Nette met Gandersheim, Brunshausen, Grone en mogelijk Dahlum en Ahnhausen. Deze rijkdom dankte het geslacht voor een groot deel aan zijn nauwe band met het Karolingische koningen van het Oost-Frankische Rijk. Deze band was ontstaan doordat de voorouders van Liudolfs in de Saksenoorlogen van Karel de Grote partij hadden gekozen voor de Frankische, Karolingische kant. De belangrijkste plaatsen van hun heerschappij en de centra van hun familiale Memoria vormde de abdij voor vrouwelijke religieuzen, die eerst in Brunshausen, maar vanaf 881 in het nabijgelegen sticht Gandersheim gevestigd was. Van de nauwe relatie van de Liudolfingen met het sticht Gandersheim getuigen tal van schenkingen en stichtingen. Hendrik de Vogelaar huwde twee keer. In 906 huwde hij voor de eerste keer met Hatheburg, dochter van Erwin, graaf van Merseburg. Drie jaar later, na de geboorte van een zoon, Thankmar, werd dit huwelijk ontbonden, het huwelijk werd ongeldig verklaard. Op 19 september 909 huwde hij Mathilde van Ringelheim (van SAKSEN), een dochter van Diederik, graaf van Westfalen en Reginhilde. Hun kinderen waren: Otto I, de latere koning en keizer van het Heilige Roomse Rijk; Bruno de Grote, de latere aartsbisschop van Keulen; Hendrik, de latere hertog van Beieren; Gerberga, de latere vrouw van onder andere Lodewijk IV van Frankrijk; Hedwig, de moeder van Hugo Capet, de stichter van het Franse koningshuis van de Capetingen. Hendrik werd begraven in de abdij van Quedlinburg, die was gesticht door Mathilde. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk 19‑09‑909 te Wallhausen (Dl.) met
724. Mathilde van SAKSEN (van Ringelheim), geboren ca. 895, overleden 14‑03‑986 te Quedlinburg (Dl.).
Mathilde van Saksen, heilige, was de tweede vrouw van de Duitse koning Hendrik I de Vogelaar en was een afstammelinge van Widukind, de Saksische leider die c. 777 een opstand leidde tegen Karel de Grote.Haar ouders waren de West-Saksische graaf Diederik en zijn vrouw Reginhilde die van Friese en Deense afkomst was. Ze werd opgevoed door haar grootmoeder Mathilde, de abdis van het klooster van Herford en trouwde in 909 met Hendrik I te Wallhausen, dat haar gepresenteerd werd als bruidsschat. Hendrik I overleed in 936 en liet haar al zijn bezittingen na in Quedlinburg, Pöhlde, Nordhausen, Grone, en Duderstadt. Na zijn dood probeerde ze haar lievelingszoon Hendrik opvolger van haar man te laten worden, maar zonder succes. Het conflict werd opgelost toen Hendrik hertog van Beieren werd door haar ingrijpen. In 939 steunde ze Hendriks opstand tegen Otto, maar bemiddelde ook de verzoening in 941. Niet veel later werd Mathilde door Otto naar een klooster verbannen omdat ze de koninklijke schatkist zonder toestemming zou hebben gebruikt voor kloosterstichtingen en goede werken. Op voorspraak van haar schoondochter Edith mocht ze weer terugkeren aan het hof. Ze bleef actief in liefdadigheidswerk en stichtte meerdere kloosters en abdijen, zoals de abdij van Quedlinburg (936) en het klooster van Nordhausen. Ook was ze lekenabdis van de abdij van Nijvel. Ze overleed in het paleis van Quedlinburg in 968. Net als haar man is ze begraven in de abdij van Quedlinburg. Zij is patroonheilige van ouders en grote gezinnen en haar feestdag is op 14 maart. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 696. Gerberga van SAKSEN, geboren ca. 913.
2. 733. Hedwig van SAKSEN, geboren 914/920.
725. Karel III bijgenaamd De Eenvoudige of in Latijn Carolus Simplex der FRANKEN, koning van West-Francië, geboren 17‑09‑879, overleden 07‑10‑929 te Peronne (Fr.).
Karel III, uit het Karolingische Huis, was koning van West-Francië van 898 tot 922 en koning van Lotharingen van 911 tot 923. Hij heeft zijn bijnaam gekregen omdat hij altijd gewoon simpel en duidelijk was in communicatie, niet omdat hij dom zou zijn. Karel werd geboren als een postume zoon van Lodewijk II de Stamelaar en diens tweede echtgenote Adelheid van Parijs. Door zijn jonge leeftijd, de twijfels over de geldigheid van het huwelijk van zijn ouders (wegens mogelijke bloedverwantschap) en doordat politieke tegenstanders geruchten verspreidden dat Lodewijk helemaal zijn vader niet was, werd hij in eerste instantie gepasseerd voor het koningschap. Eerst koos men in 882 voor Karel III van Oost-Francië en in 888 werd er een koning gekozen die geen Karolinger was: Odo, graaf van Parijs. Karel verbleef in zijn jongste jaren veilig aan het hof van de machtige hertog Ranulf II van Poitiers. Op 28 januari 893 werd de dertienjarige Karel, met steun van Arnulf van Karinthië, door bisschop Fulco van Reims, Herbert I van Vermandois en Pepijn van Senlis, in Reims tot tegenkoning uitgeroepen. Maar toen Arnulf korte tijd later de kant van Odo koos, werd Karels positie onhoudbaar. In 895 moest Karel naar Bourgondië vluchten. Door bemiddeling van Zwentibold van Lotharingen werd er echter een overeenkomst bemiddeld: Karel erkende Odo als koning, en Odo wees Karel aan als zijn opvolger. In 896 hield Karel nog een bespreking met de koningen Lambert van Italië en Rudolf I van Bourgondië te Remiremont. Na de dood van Odo op 1 januari 898 werd Karel, zoals overeengekomen, koning van West-Francië. Hij had echter weinig macht, de hertogen en de belangrijke graven waren stuk voor stuk praktisch onafhankelijk en machtiger dan hun koning. De aanvallen van Vikingen waren een steeds terugkerend probleem in West-Francië. Maar toen de Vikingen in 911 de stad Chartres belegerden werden ze verslagen door Ebalus van Aquitanië, Richard I van Bourgondië en Robert van Parijs. Karel sloot daarop het akkoord van Saint-Clair-sur-Epte met de Vikingleider Rollo. De locatie van Saint-Clair-sur-Epte was gekozen omdat het halverwege Parijs en de kust lag. Als onderdeel van het verdrag werd aan Rollo het gebied dat later het hertogdom Normandië zou vormen, in leen gegeven. In ruil zou hij de toegang tot de Seine verdedigen tegen aanvallen door andere Vikingen. In 911 werd Karel ook in Lotharingen tot koning uitgeroepen omdat de Lotharingse edelen, na het overlijden van de Duitse koning Lodewijk IV het Kind, de keuze van de nieuwe Duitse koning (hertog Koenraad I van Frankenland), niet wilden steunen. Daarna noemt Karel zichzelf “rex Francorum” (koning van de Franken), en sprak daarmee de pretentie uit dat hij koning van het gehele oude Frankische Rijk zou moeten zijn. In 912 leverde Karel drie veldslagen tegen Koenraad, die Lotharingen niet wilde opgeven, en veroverde de Elzas. In het jaar 915 overleden Reinier I van Henegouwen en bisschop Radbod van Trier. Na het wegvallen van deze twee machtige edelen dacht Karel de autonomie van Lotharingen te kunnen inperken, maar wegens de weerstand van de Lotharingse adel kon hij zijn plannen niet doorvoeren. Als gevolg daarvan ging Karel steeds meer vertrouwen op zijn Lotharingse adviseur Haganon, mogelijk een neef van hem. Maar in West-Francië leidde de steeds grotere invloed van Haganon tot weerstand. In 919 vielen de Hongaren Karels koninkrijk binnen maar zijn vazallen negeerden zijn oproep om een gezamenlijk leger te vormen. In 920 werd Karels positie zo benauwd dat hij zijn toevlucht moest zoeken bij de bisschop van Reims. Giselbert II van Maasgouw verklaarde Lotharingen onafhankelijk van Karel maar uiteindelijk wist Karel de macht over Lotharingen te behouden wat blijkt uit het feit dat hij nog in 920 in staat was om een nieuwe bisschop van Luik te benoemen. Datzelfde jaar probeerde Karel nog te profiteren van het overlijden van koning Koenraad door een veldtocht naar het Oost-Frankische Rijk op te zetten. Hij kwam echter niet verder dan Worms. Op 11 november 921 moest Karel in Bonn een verdrag sluiten met Hendrik de Vogelaar waarbij de bestaande grenzen werden bevestigd en de koningen elkaar als gelijkwaardig erkenden – hoewel Hendrik geen Karolinger was. In 922 schonk Karel de abdij van Chelles aan Haganon. Dit klooster was traditioneel aan de hoge adel en de koningen verbonden, en daarom was deze schenking onverteerbaar voor de West-Frankische adel. Er brak een opstand uit en Robert van Parijs (broer van Odo) werd gekozen tot tegenkoning. Na enkele korte gevechten rond Reims en Laon moest Karel naar Lotharingen vluchten. Daar verzamelde hij een leger om tegen Robert te vechten. De schenking op 15 juni 922 van goederen te Egmond aan de Friese graaf Dirk I moet waarschijnlijk in dit licht worden gezien. Op 15 juni 923 werd Karel verslagen in een veldslag bij Soissons, hoewel Robert werd gedood. Roberts schoonzoon Rudolf I van Frankrijk werd gekozen tot koning. Karel werd uitgenodigd voor onderhandelingen in Saint-Quentin (Aisne) maar werd daar door Herbert II van Vermandois (een zwager van de dode koning Robert) gevangengenomen en opgesloten in Péronne (Somme). Karels vrouw Eadgifu vluchtte met haar zoon naar haar familie in Engeland. In 928 werd Karel nog voor korte tijd vrijgelaten omdat dit paste in de politieke doelen van Herbert, maar daarna weer opgesloten. Karel overleed het jaar daarop in gevangenschap en werd begraven in de St Fursy te Péronne. Karel huwde met Frederune van RINGELHEIM (? – 10 februari 917), de zus van de bisschop van Châlons-en-Champagne en mogelijk ook zus van Mathilde van Ringelheim. Zij kregen de volgende kinderen: Ermentrudis, gehuwd met Godfried, paltsgraaf van Lotharingen; Frederuna; Adelheid, gehuwd met Rudolf II van Vexin; Gisela, gehuwd met de Vikingaanvoerder Rollo; Rotrude; Hildegarde. Later trouwde Karel III (rond 917 – 919) met Eadgifu van Engeland (ook Hedwig van Wessex genaamd), dochter van Eduard de Oudere. Uit dit huwelijk is geboren: Lodewijk van Overzee (920 – 954), gehuwd met Gerberga van Saksen (914 – 984). Zijn weduwe Eadgifu hertrouwde in 951 met Herbert de Oude van Vermandois. Bij verschillende minnaressen had Karel de volgende kinderen: Arnulf; Drogo; Rorico (? – 20 december 976), bisschop van Laon, begraven in de St. Vincent te Laon; Alpais. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑04‑907 met Frederune van RINGELHEIM.
Gehuwd voor de kerk (2) 917/919 met Eadgifu van WESSEX.
Uit het eerste huwelijk:
1. 709. Ermentrudis van LOTHARINGEN.
Uit het tweede huwelijk:
2. 697. Lodewijk IV van FRANKRIJK, geboren 10‑09‑920 te Laon (Fr.).
726. Eadgifu van WESSEX, geboren ca. 890. Hedwig van Wessex (903 – na 26 september 951), oorspronkelijk: Eadgifu, was koningin van West-Francië. Zij was een dochter van koning Eduard van Engeland en diens tweede echtgenote Ælfflæd. Toen Karel in 923 werd gevangengenomen door Herbert II van Vermandois vluchtte Hedwig naar haar halfbroer, koning Aethelstan van Engeland. In 936 kon Hedwig met haar zoon terugkeren en werd Lodewijk tot koning gekroond. Hedwig werd abdis van het klooster van Notre-Dame in Laon. In 951 verliet ze het klooster om te trouwen met Herbert ‘de oude’ van Omois, een zoon van Herbert II van Vermandois. Haar zoon Lodewijk was hierover zo boos dat hij haar bezittingen afnam. Hedwig werd begraven in de Sint-Medardusabdij in Soissons. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) 917/919 met Karel III ‘de eenvoudige’ der FRANKEN.
Gehuwd (2) met Heribert de Oude van VERMANDOIS, graaf van Troyes, geboren ca. 907, overleden ca. 984.
Uit het eerste huwelijk: 1 kind.
693. Herbert II van VERMANDOIS, graaf van Vermandois (zie elders).
Gehuwd voor de kerk met
694. Adelheid van BOURGONDIë (zie elders)
727. Giselbert van CHALON, geboren ca. 900, overleden 08‑04‑956 te Parijs (Fr.). Giselbert van Chalon was een zoon van graaf Manasses I (ca. 870 – na 925) van Dijon en Chalon, zoon van Manasses van Dijon en Ermengarde van Chalon, en van Irmgard van Neder-Bourgondië, dochter van graaf Bosso van Provence. Vanaf 936 was hij graaf van Autun, Chalon, Dijon, Troyes en Beaune, en mede-hertog van Bourgondië. In 952 volgde hij zijn zwager Hugo de Zwarte (maar misschien was die zijn schoonvader) op als hertog van Bourgondië, maar hij gebruikte die titel niet maar noemde zichzelf “eerste graaf” van Bourgondië. Giselbert probeerde buiten de machtsstrijd in West-Francië te blijven maar was gedwongen om zich in 955 bij Hugo de Grote aan te sluiten. Hij stierf zonder zoon en zijn schoonzoon Otto, getrouwd met zijn dochter Luitgarde, volgde hem op. Zijn dochter Adelheid (ca. 928 – na 987) huwde met Robert I van Meaux. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 699. Adelheid Werra, geboren ca. 915.
728. Ehrenfried van BLIESGAU, geboren 23‑10‑870 te Bliesgau (D.), overleden 12‑11‑904 te Bliesgau (D.).
Gehuwd met
729. Adelgunde van BOURGONDIë, geboren 23‑10‑870 te Auxerre (Fr.), overleden 15‑01‑902 te Bliesgau (D.).
Uit dit huwelijk:
1. 700. Eberhard, geboren 25‑11‑910 te Bliesgau (D.).
730. Guillaume de PONTHIEU (van Montreuil), Graaf van Montreuil, Trenois en Boulogne, geboren dd‑mm‑911 te Saint-Riquier (Fr.), overleden dd‑mm‑980 te Ponthieu (Fr.).
Gehuwd met
731. Aliette van NORMANDIE, geboren dd‑mm‑908, overleden dd‑mm‑930.
Uit dit huwelijk:
1. 702. Hilduin I, geboren ca. 933.
695. Giselbert II van LOTHARINGEN (van Maasgouw) (zie elders)
Gehuwd voor de kerk ca. 928 met
696. Gerberga van SAKSEN (zie elders)
732. Hugo de GROTE, geboren dd‑mm‑897 te Fontaines-en-Sologne (Fr.), overleden 16‑06‑956 te Dourdan (Fr.).
Hugo de Grote was in zijn tijd de machtigste edelman in Frankrijk. Hij weigerde tot driemaal toe om koning te worden maar gaf er de voorkeur aan om zwakkere koningen op de troon te plaatsen en direct zijn eigen belangen te kunnen behartigen. Hugo was de zoon van Robert I van Frankrijk en Beatrix van Vermandois. Na het overlijden van zijn vader in de Slag bij Soissons in 923, werd hem de kroon aangeboden. Hij weigerde echter, en zijn zwager Rudolf I van Frankrijk werd toen tot koning gekozen. Hugo was toen markgraaf van Bretagne, graaf van Parijs, Troyes, Orléans, en lekenabt van Saint-Denis, Saint-Germain-des-Prés, Marmoutier, Saint-Martin te Tours, Carmery, Villeloin. In de volgende jaren werd hij hertog van Neustrië en verwierf hij ook nog de graafschappen Autun, Auxerre, Nevers, Sens, Chalon en Mâcon. Na het kinderloos overlijden van Rudolf in 936 weigerde Hugo opnieuw de kroon maar vroeg Lodewijk IV van Frankrijk, die als kind door zijn moeder in Engeland in veiligheid was gebracht, om koning te worden. Hugo bedong voor zichzelf natuurlijk een positie van uitzonderlijke macht en invloed, onder de nieuwe koning. In 938 werd hij benoemd tot mede-hertog van Bourgondië. Daarna kwam Hugo in conflict met Lodewijk, die probeerde een zelfstandige positie als koning te verwerven. Hugo sloot in 940 met Herbert II van Vermandois en met Willem I van Normandië een bondgenootschap tegen Lodewijk IV. Ze belegerden Reims en versloegen de koning toen die probeerde om de stad te ontzetten. In plaats van Lodewijk erkenden ze Otto I de Grote als koning. Uiteindelijk werd er in 942 te Wezet een vrede bemiddeld door Otto en zijn zuster Gerberga van Saksen, die met Lodewijk was getrouwd. Toen de Normandiërs Lodewijk in 945 gevangennamen, droegen ze hem over aan Hugo. En die liet Lodewijk pas in 946 vrij toen die de stad Laon aan hem had afgestaan. In dat jaar gebruikte Hugo de dood van Herbert II van Vermandois om diens erfenis te versnipperen over diens kinderen, zodat geen van hen nog zo machtig zou kunnen worden als hun vader. De Universele Synode van Ingelheim dreigde Hugo in 948 met excommunicatie als hij Lodewijk niet zou compenseren. De excommunicatie is ook een korte tijd daadwerkelijk uitgesproken maar Lodewijk kreeg Laon terug en geleidelijk verzoenden Hugo en Lodewijk zich met elkaar. Na het overlijden van Lodewijk in 954 weigerde Hugo opnieuw de kroon maar steunde het regentschap van Gerberga. In ruil daarvoor werd Hugo tot hertog van Bourgondië en Aquitanië benoemd. Een expeditie naar Aquitanië om zijn gezag als hertog te vestigen mislukte (beleg van Poitiers (955)), maar Bourgondië erkende hem wel als hertog. Hij werd begraven in de Kathedraal van Saint-Denis. Hugo was in zijn eerste huwelijk getrouwd met Judith, dochter van Rogier van Maine. In zijn tweede huwelijk was hij getrouwd met Eadhild, een zuster van koning Athelstan van Engeland. Als derde vrouw trouwde hij 14 september 937 Hedwig van Saksen, dochter van de Duitse koning Hendrik de Vogelaar en zuster van Otto I van Duitsland. Zij kregen de volgende kinderen: Beatrix, geboren rond 938, huwde met Frederik I van Lotharingen; Hugo, geboren rond 940, die later onder de naam Hugo Capet Koning van Frankrijk zou worden; Emma (ovl. na 968), getrouwd met Richard I van Normandië; Otto, geboren in 945, wordt hertog van Bourgondië en graaf van Auxerre; Odo, geboren in 948, noemt zich ook wel Hendrik. Bij een minnares kreeg hij nog een zoon Herbert, die werd benoemd tot bisschop van Auxerre. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) 14‑09‑937 met Hedwig van SAKSEN.
Gehuwd (2) met Eadhild van ENGELAND, overleden ca. 937.
Uit het eerste huwelijk:
1. 706. Hugo CAPET, geboren ca. 941 te Dourdan.
733. Hedwig van SAKSEN, geboren 914/920, overleden 19‑05‑965. Hadewich van Saksen was een dochter van Hendrik de Vogelaar, hertog van Saksen, uit diens tweede huwelijk met Mathilde van Ringelheim, die afstamde van hertog Wittekind. Haar geboortejaar is niet precies bekend. Wel is bekend dat zij jonger is dan haar broer Otto (geboren 912) en haar zus Gerberga (geboren 914) en ouder dan haar broer Hendrik, die vermoedelijk in 921 werd geboren. Bron: Wikipedia.
734. Willem III van AQUITANIë, geboren ca. 910, overleden 03‑04‑963 te Saint-Maixent-l’École (Fr.). Willem III van Aquitanië , bijgenaamd Vlashoofd (Latijn: Caput stupae; omdat hij lichtblond haar had) of de Vrome, was een zoon van Ebalus van Aquitanië en diens eerste echtgenote Aremburgis. Hij werd graaf van Poitiers, als Willem I, in opvolging van zijn vader, en vanaf 935, hertog van Aquitanië, als Willem III. In 935 volgde hij zijn vader op als graaf van Poitiers en eiste ook de titel van hertog van Aquitanië op. Die titel bleef echter in handen van de graaf van Toulouse. In 936 moest hij onder druk van Lodewijk IV van Frankrijk zelfs ook zijn bezittingen in Poitiers opgeven, ten gunste van Hugo de Grote. In jaren daarna vocht Willem voor Lodewijk tegen Hugo, onder andere in de verloren slag bij Laon. Toen in 942 een vrede werd bemiddeld tussen Lodewijk en Hugo, huldigde Willem Lodewijk als zijn koning en kreeg daarvoor Poitiers terug, en de functie van lekenabt van Saint-Hilaire-le-Grand. In 950 kwam hij weer in aanvaring met de koning die Hugo had benoemd tot hertog van Aquitanië. Lodewijk en Hugo probeerden Aquitanië te veroveren maar werden door Willem verslagen. In 955 werd hij graaf van Auvergne en van Limoges. Willem veroverde Vitry-sur-Loire op de graven van Anjou. Koning Lotharius en Hugo probeerden dat jaar Poitiers te veroveren wat mislukte, hoewel Willem wel in een veldslag werd verslagen (zie beleg van Poitiers (955)). Na de dood van Hugo werd die opgevolgd door de minderjarige Hugo Capet. Die was niet in staat om de aanspraken op het hertogdom door te zetten, en doordat Willem zich verzoende met Lotharius ontstond een periode van rust. Vanaf 959 had Willem de titel van graaf van het hertogdom van Aquitanië, in 962 werd hij formeel hertog van Aquitanië. Samen met zijn vrouw deed hij in 963 nog een schenking aan de abdij van Cluny. Willem is de oprichter van de hertogelijke bibliotheek in zijn paleis te Poitiers. Willem is begraven in de abdij van Saint-Cyprien. Hij huwde met Gerloc, dochter van Rollo van Normandië, en had bij haar twee kinderen: Willem IV (935 – 993); Adelheid (952-1004), gehuwd met Hugo Capet. Voor haar huwelijk liet Gerloc zich dopen en nam de naam Adela aan. Zij kreeg in 962 van koning Lotharius de bezittingen terug die Willem in 936 aan Hugo de Grote had moeten afstaan, om daar een klooster voor de heilige drie-eenheid te stichten. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
735. Adelheid (Gerloc) van NORMANDIë, geboren dd‑mm‑917, overleden na 969.
Uit dit huwelijk:
1. 707. Adelheid van AQUITANIE, geboren 945/952.
Generatie XXXVII
725. Karel III ‘de eenvoudige’ der FRANKEN (zie elders)
Gehuwd met
736. Frederune van RINGELHEIM (zie elders)
737. Boudewijn II (de kale) van VLAANDEREN, Graaf van Vlaanderen, Boulogne, St. Pol en Therouanne, geboren ca. 865, overleden 10‑09‑918, begraven te Gent (B.). St. Pieterskerk.
Boudewijn II van Vlaanderen was van 879 tot 918 graaf van Vlaanderen en van 896 tot 918 graaf van Boulogne. Zijn bijnaam was een bewuste verwijzing naar zijn grootvader de karolinger Karel de Kale en onderstreepte dat Boudewijn een afstammeling van Karel de Grote was, wat in die tijd nog een factor van politiek belang was. Boudewijn werd graaf als opvolger van zijn vader, Boudewijn I, en kreeg direct te maken met een periode van invallen van de Vikingen: 879 Terwaan; 880 Gent; 881 Doornik; 882 Kamerijk en Atrecht; 883 Boulogne, Sint-Omaars, Saint-Riquier, Veurne, Terwaan, Gent en Atrecht. Boudewijn moest in de moerassen van Sint-Omaars zijn toevlucht zoeken; 884 Boudewijn trouwde met een dochter van Alfred de Grote, vermoedelijk om zo meer steun tegen de Vikingen te krijgen; 885 de Vikingen bouwen een versterking in Condé; 886 de Vikingen bouwen een versterking in Kortrijk. Boudewijn wist langzaam het verloren terrein terug te winnen, maar de Vikingen werden pas verjaagd nadat ze in 892 bij de slag aan de Dijle (op de plaats waar nu Leuven ligt) door koning Arnulf van Karinthië waren verslagen. Boudewijn bouwde versterkingen om zijn graafschap tegen de Vikingen te kunnen beschermen in Ieper, Kortrijk, Sint-Winoksbergen, Sint-Omaars, Brugge en Gent. In 888 steunde Boudewijn de keuze van niet-Karolinger Odo I van Frankrijk tot koning van West-Francië. Hij kreeg echter direct een conflict met Odo over de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars. Odo achtervolgde Boudewijn tot aan Brugge maar kon de stad niet innemen. Als reactie daarop trok Boudewijn nog in datzelfde jaar naar Arnulf van Karinthië in Worms en vroeg hem om ook koning van West-Francië te worden, maar Arnulf sloeg die uitnodiging af. Toen in 892 de abt van Sint-Bertinus overleed, wachtte Boudewijn niet op de formele procedures maar bezette de abdij. Boudewijn was een van de edelen die in 893 de kroning van Karel de Eenvoudige, Karolinger, tot tegenkoning van West-Francië steunden maar tegelijkertijd zocht hij ook toenadering tot Zwentibold die in 895 tot koning van Lotharingen was benoemd. Door handig te opereren in het spanningsveld tussen Karel en Zwentibold wist Boudewijn zijn positie te versterken. In 896 verkreeg hij het graafschap Boulogne. Boudewijn liet zijn broer Rudolf Péronne en de Vermandois binnenvallen, die toen net aan Herbert I van Vermandois waren toegewezen. Herbert wist Rudolf echter in een hinderlaag te doden en het Vlaamse leger werd teruggedreven. Toen de koning in 900 bisschop Fulco van Reims, een bondgenoot van Herbert, benoemde tot abt van Sint-Bertinus, kon Boudewijn dit niet accepteren en hij liet Fulco vermoorden. Boudewijn werd daarop geëxcommuniceerd maar Karel de Eenvoudige was niet in staat om strafmaatregelen door te voeren. Omdat de politieke situatie voor Boudewijn nu niet erger kon worden, had hij geen belemmering meer om Artesië met inbegrip van de rijke abdij van Sint-Vaast te veroveren. Ook liet Boudewijn door een sluipmoordenaar Herbert van Vermandois vermoorden. Met zijn harde en gewelddadige politiek had Boudewijn in de jaren na 900 zijn positie en die van zijn graafschap veilig gesteld. De laatste periode van zijn bewind tot zijn dood in 918 is rustig verlopen. Boudewijn werd begraven in de abdij van Sint-Bertinus maar werd na de dood van zijn vrouw (929) bij haar begraven in de Sint-Pietersabdij van Gent. Boudewijn II was de zoon van Boudewijn I en van Judith van West-Francië. In 884 huwde hij Ælfthryth van Wessex (ook Aelftrud of Elfrida) (Wessex, 868 – 7 juni 929), dochter van Alfred de Grote, koning van Engeland van 871 tot 899, en van Ealhswith van de Gaini. Boudewijn en Aelftrud kregen de volgende kinderen: Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen; Adalolf (of Adelulf, Aethelwulf) (ca. 895 – 13 november 933), graaf van Boulogne en van Terwaan, lekenabt van Sint-Bertinus; Ealswid; Ermentrude. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑884 met
738. Ælfthryth van WESSEX, geboren dd‑mm‑868, overleden 07‑06‑929, begraven te Gent (B.). St. Pieterskerk.
Ælfthryth van Wessex (ook Elftrude of Elfrida) (Wessex, 868 – 7 juni 929) was een dochter van Alfred de Grote en van Aelhswyth van de Gaini. De kroniekschrijver Asser schreef hoe zij en haar broer aan het koninklijk hof van Wessex werden opgevoed. Ælfthryth bestudeerde de Psalmen en Angelsaksische boeken en vooral de Angelsaksische liederen, waar haar vader erg van hield. Ælfthryth was de over-overgrootmoeder van Mathilde van Vlaanderen, die getrouwd was met Willem de Veroveraar, de eerste koning van Engeland uit het Huis Normandië. Dit betekent dat na de Normandische verovering van Engeland en de dood van Willem I alle vorsten van Engeland afstammelingen waren van het Huis Wessex. Ælfthryth was dus degene die de vorsten uit het koninkrijk Wessex verbond met de Engelse koningen van na de Normandische verovering. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 713. Arnulf I, geboren ca. 889.
2. 710 Adelolf van BOULOGNE.
739 Meginhard IV van HAMALAND, geboren voor 898, overleden ca. 954. Meginhard IV van Hamaland was een zoon van Everhard Saxo van Hamaland en Zutphen volgde zijn oom Meginhard III als graaf van Hamaland op. Graaf Meginhard IV van Hamaland nam hoogstwaarschijnlijk in 938-939 als vazal van Hendrik I van Beieren deel aan de opstand van de hertogen Everhard III van Franken, Giselbert II van Maasgouw en Hendrik I van Beieren tegen koning Otto I (936-973), de broer van Hendrik I van Beieren. Na de nederlaag van Hendrik werd Meginhard IV net als leenheer genade betoond. Niet hijzelf kreeg zijn bezittingen terug, want bij zijn overlijden was hij ambtloos. Met zekerheid is vastgesteld dat de Eltense burcht aan zijn zoon Wichman kwam en de Zutphense burcht aan zijn zoon Everhard. De grafelijke titel werd hem echter blijvend ontnomen. In de meeste stukken wordt hij slechts edelman en vazal genoemd en alleen in een bul van paus Gregorius V “graaf”. Bij zijn overlijden tussen 952 en 956 was hij ambtloos. Hij werd begraven op de Elterberg. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Wichman IV. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 712. Gerberga, geboren ca. 912.
737 Boudewijn II (de kale) van VLAANDEREN (zie elders)
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑884 met
738. Ælfthryth van WESSEX (zie elders)
693. Herbert II van VERMANDOIS (zie elders)
Gehuwd voor de kerk ca. 906 met
694. Adelheid van BOURGONDIë (zie elders)
740. Pepijn van VERMANDOIS, geboren ca. 818, overleden na 850. Pepijn van Vermandois was een zoon van Bernard van Italië en van Cunigonde. Hij is de eerste van de graven van de Vermandois die twee eeuwen lang tot de belangrijkste feodale vorsten van Frankrijk hoorden. In 834 bevrijdde hij samen met andere Italiaanse edelen keizerin Judith van Beieren uit het klooster van Cortona waar ze was opgesloten door haar opstandige stiefzoons en bracht haar naar Lodewijk de Vrome in Aken. Als beloning werd hij in 836 benoemd tot graaf van St. Quentin, Senlis en Peronne. Net als veel andere getrouwen van Lodewijk de Vrome steunde hij na diens dood in 840 zijn jongste zoon Karel de Kale maar toen Lotharius I optrok naar Parijs koos Pepijn diens kant. Na het verdrag van Verdun werd hij blijkbaar weer zonder problemen vazal van Karel en behield zijn functies. Pepijn was getrouwd met een onbekende vrouw. Op grond van het gegeven dat zijn kinderen goederen in de Vexin erfden wordt verondersteld dat zij dochter was van een edelman Theoderic uit de Vexin, die achterkleinzoon was van Childebrand. Theoderics vader en grootvader heetten beiden Nibelung. Pepijn en zijn vrouw kregen de volgende kinderen: Bernard; Peppijn; Herbert I van Vermandois; mogelijk een dochter met de naam Cunigonde; mogelijk een onbekende dochter die in haar eerste huwelijk was getrouwd met Berengar van Bayeux en in haar tweede huwelijk met Wido van Senlis. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 717. Herbert I, geboren ca. 850.
741. Robert IV de Sterke van NEUSTRIë, hertog, geboren ca. 820, overleden 15‑09‑866 te Brissarthe (F.).
Zijn familie staat bekend als de Robertingen of Robertijnen en zijn naar hem genoemd. Zijn bijnaam “de Sterke” werd hem gegeven vanwege zijn militaire successen, vooral tegen de Vikingen. Robert was een zoon van Robert van Worms en Waldrada van Orléans. Robert was graaf van de Wormsgouw als opvolger van zijn broer Guntram. In 840 trok hij naar de omgeving van Orléans om de familiegoederen van zijn overleden moeder te gaan beheren. Als buitenstaander zou hij zich ontwikkelen tot een belangrijke medestander van Karel de Kale tegen de lokale aristocratie. Het werd benoemd tot markgraaf van Neustrië, ter verdediging tegen Bretagne en de Vikingen. In 852 werd Robert ook lekenabt van Marmoutier en een jaar later was hij als zendgraaf in Maine, Anjou en Touraine. In 855 werd hij benoemd tot hertog van het gebied tussen de Seine en de Loire. Toen Karel een jaar later zijn zoon Lodewijk de Stamelaar tot onderkoning in Neustrië benoemde, betekende dat een gevoelig verlies voor Robert. Karel compenseerde hem met de graafschappen Autun en Nevers. In 857 verdedigde Robert Autun tegen Lodewijk de Duitser, die probeerde te profiteren van het overlijden van Lotharius I. Robert gaf in 858 leiding aan een coalitie van edelen uit Bretagne en Neustrië die Lodewijk de Duitser vroeg om koning van West-Francië te worden. Deze poging mislukte echter. Robert wist zich op tijd weer te verzoenen met Karel en werd in 861 beloond met het graafschap Anjou. Toen Lodewijk de Stamelaar in 862 in opstand kwam tegen zijn vader, bleef Robert trouw aan Karel. Hij vocht tegen Lodewijk en tegen zijn bondgenoten: hertog Salomon van Bretagne en Pepijn II van Aquitanië. Zowel Robert als Salomon huurden Vikingen in om hun legers te versterken. Deze gevechten bleven de volgende jaren voortduren. Ook moest Robert in 863 wederom Autun verdedigen tegen Lodewijk de Duitser, die nu probeerde te profiteren van de dood van Karel van Provence. In 866 kwam Robert in actie tegen een inval van de Vikingen. De Vikingen verschansten zich in een kerk in Brissarthe. Omdat Robert dacht dat er een pauze in de gevechten was, trok hij zijn zware wapenrusting uit. Toen de Vikingen een snelle uitval deden was hij onbeschermd en kon makkelijk worden gedood. De naam van de vrouw van Robert is niet overgeleverd uit historische bronnen. Vaak wordt Adelheid (geb. ca. 820) genoemd, dochter van Hugo van Tours en weduwe van Koenraad I van Auxerre (overleden in 862). Aangezien Robert al kinderen had in 862, zou Adelheid zijn tweede vrouw zijn geweest. Adelheid moet in 862 al ouder zijn geweest dan 40, en zou toch nog twee kinderen met Robert hebben gekregen. De Franse genealoog Christian Settipani heeft vastgesteld dat de bron van de identificatie van Roberts vrouw teruggaat tot het onbetrouwbare twaalfde-eeuwse werk Chronicle of Saint-Benigne de Dijon die een samenvoeging bevat van Alberic of Trois-Fontaines. Het werk Europaische Stammtafeln identificeert Roberts vrouw als ene Agane. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
742. Gravin van Auxerre en Tours Adelais van TOURS, geboren ca. 810, overleden na 866. Adelheid van Tours (ook Adelais, Aelis) was een dochter van de graaf Hugo van Tours (gestorven 837) uit het huis van de Etichonen en Ava van Morvois (gestorven 839). Door haar twee huwelijken neemt zij een centrale plaats in de genealogieën van zowel de Welfen, de Konradijnen alsook de Robertijnen of meer bepaaldelijk de Capetingen. Haar zuster Ermengarde trad in oktober 821 in het huwelijk met keizer Lotharius I, waardoor haar familie in het centrum van de macht van de Karolingische wereld kwam te staan. Zelf sloot zij haar eerste huwelijk met de Welf Koenraad I van Auxerre, wiens zusters keizerin Judith (de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome) en koningin Imma (de echtgenote van Lodewijk de Duitser) waren. Wanneer haar huwelijk met Koenraad I plaatsvond is niet precies bekend. Koenraad en Adelheid kregen ten minste drie zonen: Koenraad II van Auxerre, graaf van Auxerre, in 866 markgraaf van Transjuranië, stamvader van de koningen van Bourgondië; Hugo Abbas, gestorven 886, in 865 graaf van Auxerre, in 866 markgraaf van Neustrië, graaf van Tours en Angers; Rudolf, gestorven voor 864, abt van Saint Riquier, in 849 abt von Jumièges; en ten slotte vermoedelijk ook Welf II (die mogelijk ook een zoon van Koenraads broeder Rudolf kan zijn geweest), In de periode tussen 842 en 850 was hij graaf in de Linzgau, tussen 852 en 858 graaf in de Alpgau, de waarschijnlijke stamvader van de Zwabische Welfen. Daarnaast kregen zij nog een dochter waarvan de naam niet met zekerheid bekend is. Zij huwde de later verbannen, Oost-Frankische graaf Udo van de Lahngouw. Zij was de grootmoeder van de toekomstige koning Koenraad I van Franken. Na Koenraads dood (na 862) zou Adelheid in 864 voor de tweede keer zijn getrouwd. Haar nieuwe echtgenoot zou Robert IV de Sterke, graaf van de Wormsgau, graaf van Tours en graaf van Parijs zijn geweest. Dit huwelijk eindigde na ruim twee jaar door de dood van Robert in de slag bij Brissarthe. Uit dit huwelijk zouden twee zonen zijn voortgekomen: Odo, gestorven 898, in 888 koning van Frankrijk geworden; Robert I, gestorven 923, in 922 koning van Frankrijk. Na de dood van haar tweede echtgenoot en de geboorte van haar tweede zoon Robert in het hetzelfde jaar komt Adelheid niet meer in de bronnen voor. Bron: Wikipedia.
Gehuwd (1) met Robert IV de Sterke van NEUSTRIë.
Gehuwd (2) met Koenraad I van AUXERRE.
Uit het eerste huwelijk:
1. 719. Robert I van FRANKRIJK, gedoopt 15‑08‑866.
Uit het tweede huwelijk:
2. 754. Koenraad II, geboren ca. 835.
743. Giselbert I van MAASGOUW, graaf van de Maasgauw, geboren dd‑mm‑825 te Aquitaine (Fr.), overleden na 885. Frankische edelman en stamvader van de Reiniers, een geslacht dat gedurende enkele eeuwen een belangrijke rol zou spelen in het Hertogdom Lotharingen. Giselbert was graaf van de Maasgouw in 841. Hij was een aanhanger van Karel de Kale geweest en toen Lotharius I na het verdrag van Verdun zijn koning werd, besloot hij naar West-Francië te trekken. Daar voegde hij zich uiteindelijk bij het kamp van Pepijn II van Aquitanië. In 846 heeft Giselbert Ermengarde, dochter van keizer Lotharius I, geschaakt en is in hetzelfde jaar met haar getrouwd in Aquitanië. Nadat Pepijn zijn positie verloor, zocht Giselbert zijn heil bij Lodewijk de Duitser. In 849 overleed Ermengarde en kon hij zich door bemiddeling van Karel de Kale verzoenen met Lotharius I. Het huwelijk werd erkend en Giselbert kon terugkeren naar de Maasgouw. Hij werd in 866 benoemd tot graaf van de Lommegouw. Giselbert was zoon van Giselbert van de Bidgouw (geb. ca. 800). Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑846 met
744. Irmingard der FRANKEN, geboren dd‑mm‑830 te Alsace (Fr.), overleden dd‑mm‑864 te Reims (Dl.).
Uit dit huwelijk:
1. 753. Adalbert I van BLIESGAU en de MAASGOUW, geboren dd‑mm‑847.
2. 721. Reinier I van HENEGOUWEN, geboren ca. 850.
745. Otto I van SAKSEN, hertog van Saksen, geboren ca. 850, overleden 30‑11‑912.
Otto I van Saksen , de Illustere, was hertog van hertogdom Saksen en legde de basis voor de macht van de Ottonen. Otto was een zoon van Liudolf van Saksen en van Oda van Billung. In 877 was hij graaf van de Thüringgau. In 880 volgde hij zijn broer Bruno op, die was gesneuveld tegen de Denen, als hertog van Saksen. Daarmee was hij de eerste die Saksen als erfopvolger bestuurde. Hij had uitstekende relaties met de verschillende koningen en verkreeg zo steeds grotere bevoegdheden en regeerde uiteindelijk praktisch als een zelfstandig vorst in Saksen. Hij was Arnulf van Karinthië zeer behulpzaam bij diens Italiaanse krijgstochten en werd volgens sommige bronnen in dat jaar tot stadhouder van Milaan benoemd. Otto werd ook de opvoeder van Arnulfs zoon Lodewijk IV. In 897 verwierf Otto nog het graafschap Eichsfeld. In 898 woonde hij de landdag van koning Zwentibold bij in Aken. En het jaar daarna steunde hij de mislukte oorlog van koning Arnulf tegen de Slaven. Daarna onderwierp hij op eigen kracht de aangrenzende Slavische stammen en legde hun een schatting op, en sloeg aanvallen van de Hongaren af. De invallen van de Hongaren leidden ertoe dat steeds meer Saksische en Thüringse edelen zich onder zijn bescherming stelden. In 908 werd Otto voogd van Hersfeld. In datzelfde jaar nam hij ook de eigendommen van de overleden markgraaf Burkhart van Thüringen in bezit, zonder daarover zelfs maar met het hof van de koning te overleggen. Nadat Lodewijk IV in 911 zonder erfgenaam overleed, werd aan Otto de koningskroon aangeboden maar hij weigerde wegens zijn leeftijd. In plaats daarvan steunde hij de kandidatuur van Koenraad I van Franken. Otto is begraven in de kloosterkerk van Gandersheim. Otto was gehuwd met Hedwig van Babenberg, zij kregen de volgende kinderen: mogelijk onbekende dochter (ca. 870) , gehuwd met graaf Ekkehard, grootouders van abt Burkhard van Sankt-Gallen; Thankmar, overleden voor Otto; Liudolf, overleden voor Otto, vader van Ekkehard, van hem stammen een aantal markgraven van Meißen af; Hendrik de Vogelaar; Barbara, gehuwd met Hendrik, de stamvader der Oostenrijkse markgraven (volgens andere bronnen de vader van Otto’s echtgenote); Oda (ca. 884 – 2 juli na 952), gehuwd (Worms, 897) met koning Zwentibold, (900) Gerard van de Metzgau en met (na 910) Eberhard van de Oberlahngau. Zij overleefde al haar echtgenoten die allen in veldslagen het leven lieten; Liutgard, 919-923 abdis van Gandersheim; mogelijk Irminburg, (ovl. voor 936), gehuwd met Siegfried, zoon van markgraaf Thietmar van Meißen. Bij een onbekende vrouw zou Otto nog een dochter hebben gehad, die trouwde met ene Wido uit Thüringen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk 869/870 met
746. Hedwig van BABENBERG, geboren ca. 850, overleden 24‑12‑903.
Uit dit huwelijk:
1. 723. Hendrik I de VOGELAAR, geboren ca. 876.
747. Diederik van RINGELHEIM, geboren ca. 870, overleden 08‑12‑917 te Memleben (Dl.).
Gehuwd met
748. Reginhilde van DENEMARKEN, geboren ca. 870, overleden ca. 917. Reginhilde was een “zeer edele” dochter van vermoedelijk Deens-Friese ouders. Dit is bekend uit oude biografieën over haar dochter, koningin Mathilde van Ringelheim, die haar vermelden als Reinhilda, Fresonum Danorumque genere progrediens. Reginhilde behoorde tot de Reginingen, een aanzienlijke adellijke familie. Haar ouders zijn niet bekend, maar haar vader is volgens sommige auteurs mogelijk (hypothetisch) Godfred Haraldson, een zoon van de Deense koning Harald Klak. Zij huwde rond 890 met de West-Saksische graaf Diederik, die tot de Immedingen behoorde, en een nazaat van Widukind was. Het huwelijk van Diederik met Reginhilde “symboliseerde als het ware de eeuwenoude vriendschappelijke verhouding tussen de Denen, Saksen en Friezen, die gekenmerkt werd door afkeer van de Frankische overheersers”. Omdat hun dochter Mathilde, de eerste Duitse koningin, die de toen als zeer prestigieus beschouwde Immedingen/Widukinden en Deense-Friese voorouders had, leidde dat in Frisia tot een “gerede acceptatie” van het Duitse koningschap. Uit haar huwelijk met Diederik werden de volgende kinderen geboren: Diederiksdr (Diederiksdochter, de oudste dochter, mogelijk was haar naam Brechtheid), gehuwd met Wichman de oude, uit het geslacht der oude Billungers, overleden 944, uit welk huwelijk onder andere Wichman II de jonge en zijn jongere broer Egbert Eenoog voortkwamen; Mathilde van Ringelheim, tweede vrouw van Hendrik de Vogelaar, moeder van onder andere keizer Otto I de Grote, de grondlegger van wat later het Heilige Roomse Rijk zou worden genoemd en van Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen, hertog van Lotharingen en aartskanselier van het Heilige Roomse Rijk; Amalrade was gehuwd met de Hamalander Everhard, tussen 944 en 966 graaf van Drenthe en Salland, hij was een zoon van Everhard Saxo; Diederik; Frideruna; Bia; Verondersteld: Rothbert; Verondersteld: Brechtheid (mogelijk bovengenoemde Diederiksdr.) Omstreeks 960 verwierf Egbert Eenoog, de tweede zoon van haar eerste dochter, vermoedelijk op basis van erfgoederen die indirect uit Reginhildes nalatenschap kwamen, de grafelijke rechten in Midden-Frisia (het huidige Friesland). Dat kan niet anders betekenen dan dat haar geslacht toen in mannelijke lijn was uitgestorven. Een mogelijk verwant van Reginhilde is graaf Reginbert. De bezittingen van Reginbert lagen in Hoekens en Herum bij Tzum in de omgeving van Franeker in Westergo. Reginbert wordt na de Friese graaf Gardolf (die in 885 samen met Gerulf en Godfried de Zeekoning in de val lokte) genoemd in Midden-Frisia in een schenking van 966 in een gebied bij de vroegere stroming de De Nagele; of hij de directe opvolger was is niet bekend. Waarschijnlijk was Reginbert in 945 nog graaf ergens in Frisia. Reginbert had ten minste een zoon, genaamd Gerbert. Bron: Wikiwand.
Uit dit huwelijk:
1. 724. Mathilde van SAKSEN (van Ringelheim), geboren ca. 895.
2. 736. Frederune, geboren ca. 887.
749. Lodewijk II ‘de stamelaar’ der FRANKEN, koning van West-Francië, geboren 11‑11‑846 te Frankfurt am Rhein (Dl.), overleden 10‑04‑879 te Compiegne (Fr.).
Lodewijk was een zoon van Karel de Kale en diens eerste vrouw Ermentrudis van Orléans. Hij was zwak en ziekelijk, en hield van vrede en rechtvaardigheid. Doordat hij stotterde had hij veel moeite om serieus genomen te worden als toekomstige koning. Ook had hij een slechte verstandhouding met zijn vader, die weigerde om hem een functie met werkelijke inhoud te geven. In 856 werd hij verloofd met een dochter van Erispoë en werd hij formeel benoemd tot onderkoning van Neustrië en graaf van Le Mans. Na een opstand in Bretagne werd de verloving echter verbroken en moest Lodewijk naar het hof van zijn vader vluchten. In 861 moest hij dat hof juist weer ontvluchten omdat hij zijn zuster Judith had geholpen weg te lopen met de latere Boudewijn I van Vlaanderen. Het volgende jaar begon Lodewijk een opstand tegen zijn vader met hulp van de Neustrische adel. Ook trouwde hij in 862 in het geheim met zijn eerste vrouw, tegen de wil van zijn vader. Later in 862 verzoenden Lodewijk en Karel zich, en Lodewijk werd benoemd tot gouverneur van Neustrië en graaf van Meaux. In 867 werd hij benoemd tot koning van Aquitanië maar vele bevoegdheden werden door zijn vader aan andere edelen gegeven, onder andere aan graaf Bosso van Provence. In 875 trouwde Lodewijk, onder druk van zijn vader, opnieuw, maar verstootte zijn eerste vrouw pas in 876-877. Na het overlijden van zijn vader in 877 gaf Lodewijk grote bezittingen weg aan de adel om zijn positie te verzekeren. Er ontstond bijna een burgeroorlog toen het leger dat uit Italië terugkeerde merkte dat het was misgelopen. Na bemiddeling door aartsbisschop Hincmar van Reims werd Lodewijk op 8 december door hem gekroond te Compiègne. De kroning werd op 8 september 878 herhaald door paus Johannes VIII te Troyes, die echter weigerde om Lodewijks tweede vrouw te kronen omdat hij hun huwelijk als ongeldig beschouwde. De kinderen uit het tweede huwelijk werden (in ieder geval door de kerk) lange tijd als onwettig beschouwd. Tijdens een samenkomst met zijn neef Lodewijk de Jonge van Oost-Francië tekende Lodewijk het verdrag van Voeren (Fr: Fourons) op 1 november 878 en bereidde (voordat een verdergaande samenwerking met de overige Karolingische vorsten werd bereikt) een veldtocht voor tegen de Vikingen aan de Loire en het opstandige zuiden van zijn rijk. Lodewijk moest echter ziek terugkeren naar Compiègne. Hij overleed te Compiègne op Goede Vrijdag 10 april 879 en werd op 11 april aldaar begraven in het klooster van Notre-Dame. Lodewijk werd opgevolgd door zijn twee zoons uit zijn eerste huwelijk. Lodewijk II huwde op 1 maart 862 met Ansgardis van Bourgondië (ca. 840 – 2 november 880/882), een dochter van graaf Harduin. Uit dit huwelijk werden geboren: Lodewijk III der Franken (ca. 863 – 5 augustus 882); Carloman der Franken (ca. 867 – 6 december 884); Gisela der Franken (ca. 870 – 12 december 884), gehuwd met Robert van Troyes; Hildegard (overleden na 896). Omstreeks 875 huwde Lodewijk II met Adelheid van Parijs (853 – ca. 10 november 901) (dochter van Paltsgraaf Adalhard). Uit dit huwelijk werden geboren: Irmtrud der Franken, (ca. 877 – ca. 910); Karel III ‘de Eenvoudige’ van West Francië (17 september 879 – Péronne, 7 oktober 929), dus na de dood van zijn vader geboren, gehuwd met Eadgifu van Engeland, dochter van Edward de Oudere. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) 01‑03‑862 met Ansgardis van BOURGONDIë, geboren ca. 840, overleden 02‑11‑880. Of 02-11-882.
Gehuwd voor de kerk (2) ca. 875 met
750. Adelheid van PARIJS, geboren ca. 853 te Laon (Fr.), overleden 10‑11‑901. Adelheid van Parijs was een dochter van paltsgraaf Adalhard van Parijs. Zij werd in februari 875 de tweede echtgenote van koning Lodewijk II (de Stamelaar) van West-Francië. Het huwelijk werd niet door de kerk erkend. Adelheid stierf in 901. Zij is begraven bij haar man, in het klooster van Notre-Dame te Compiègne. Bron: Wikipedia.
Uit het tweede huwelijk:
1. 725. Karel III ‘de eenvoudige’, geboren 17‑09‑879.
751. Eduard ‘de oudere’ van ENGELAND, koning van de Angelsaksen, geboren ca. 875 te Wessex, overleden 17‑07‑924 te Farndon.
Eduard de Oudere (Oudengels: Eadweard se Ieldra) was een Engelse koning. Hij werd koning in 899 na de dood van zijn vader, Alfred de Grote. Zijn hof was in Winchester, voorheen de hoofdstad van Wessex. Hij veroverde de oostelijke Midlands en East Anglia op de Denen in 917 en werd heerser van Mercia in 918 na de dood van Æthelflæd, zijn zus. Al zijn oorkonden, op twee na, gaven zijn titel weer als “koning van de Angelsaksen” (Anglorum Saxonum rex). Hij was de tweede koning van de Angelsaksen omdat deze titel voor het eerst gedragen werd door Alfred. Op de munten van Eduard staat “EADVVEARD REX”. De kroniekschrijvers schreven dat heel Engeland “Eduard accepteerde als koning” in 920. Maar het feit dat York zijn eigen munten bleef maken doet vermoeden dat de autoriteit van Eduard niet werd geaccepteerd in het door de Vikingen geregeerde Northumbria. Eduards eponiem “de Oudere” werd voor het eerst gebruikt door Wulfstan in zijn werk Life of St Æthelwold (tiende eeuw) om hem te onderscheiden van de latere koning Eduard de Martelaar. Onder zijn vader was Edward al een legeraanvoerder en versloeg in 893 de Denen in Fareham. Na de dood van Alfred werd zijn opvolging betwist door zijn neef Aethelwold die Wimborne Minster en Christchurch (Dorset) bezette. Toen Edward hem aanviel, vluchtte hij echter naar de Denen in Northumbria en riep zich daar tot koning uit. Edward werd op 8 juni 900 tot koning van Wessex gekroond, mogelijk in Kingston upon Thames of in Winchester, en stichtte in 901 de New Minster in Winchester en liet zijn vader daar herbegraven. Datzelfde jaar viel Aethelwold met een Deense vloot Essex binnen en probeerde steun te krijgen van Denen in East Anglia. Het volgende jaar bezette hij Cricklade en Braydon maar werd verslagen en gedood in de slag van Holme. Nu zijn positie was verzekerd begon Edward aan een consequent en geduldig beleid om de macht over heel Engeland in handen te krijgen. Hij reorganiseerde de kerk en creëerde een aantal nieuwe bisdommen maar kreeg ook een reprimande van de paus dat hij meer op zijn religieuze plichten moest letten. Hij onderhield betrekkingen met heersers op het vasteland, wat blijkt uit het huwelijk van zijn dochter met Karel de Eenvoudige. Zijn zoon Aethelstan zette deze politiek van buitenlandse huwelijken voor zijn halfzusters actief door. Edward overleed in 924 op een veldtocht tegen rebellen uit Wales en Mercia, en werd begraven in de New Minster van Winchester. Edward was een zoon van Alfred de Grote en Ealhswith van de Gaini (852 – Winchester, 5 december 905). Edward was drie keer getrouwd: ca. 893 trouwde hij met Egwyna (-ca. 901) van onbekende herkomst. Volgens sommige bronnen was zij een concubine van eenvoudige komaf maar haar kinderen kregen de koninklijke voornamen en worden in aktes voor Edwards kinderen uit andere huwelijken genoemd, en een van haar zoons zou na Edward nog koning worden. Daarmee is het zeer aannemelijk dat de relatie tussen Edward en Egwyna een wettig huwelijk was. Zij kregen de volgende kinderen: Aelfred (ca. 893 – ca. 901); Æthelstan, koning als opvolger van zijn vader, groeide op aan het hof van Ethelred II van Mercia en Lady Ethelflaed van Wessex (dochter van Alfred de Grote).Hij groeide dus op samen met zijn nicht Aelfwynn, en de neven Alfred en Arnulf. (The Anglo-Saxon Chronicle); Eadgyth, trouwde op 30 januari 926 te Tamworth met Sithric, koning van de Denen in York. Na zijn dood in 927 werd ze non in de abdij van Polesworth en daarna abdis van Tamworth, waar ze is begraven. Ze werd heilig verklaard, haar feestdag is op 15 of 19 juli. Ca. 901 trouwde Edward met Aelflaed (878 – 920), dochter van Aethelhelm van Bernicia (ca. 859 – 12 juni 897). Aethelhelm was een belangrijke hoveling van Alfred de Grote, ealdorman van Wiltshire die in 887 gezant was van Alfred naar Rome, in 892 land van Alfred ontving bij North Newnton en in 893 samen met andere graven de Denen versloeg bij Buttingdon aan de Severn. Edward en Aelflaed kregen de volgende kinderen: Edfleda, non, begraven in de abdij van Wilton; Aethelfleda, non, begraven in de abdij van Romsey; Eadgifu (Hedwig van Wessex), getrouwd met Karel de Eenvoudige en met Herbert III van Vermandois; Ethelweard (- Oxford, 9 augustus 924), overleed 16 dagen na zijn vader, begraven in Winchester; Eadwine (- 933), vermoedelijk in opstand tegen Aethelstan en verdronken op de vlucht naar Vlaanderen. Begraven in de abdij van Sint-Bertinus; Aethelhild, non, begraven in de abdij van Wilton; Eadhild (- 937), trouwde ca. 926 met Hugo de Grote. Ter gelegenheid van de verloving stuurde die rijke giften aan Aethelstan, waaronder specerijen, juwelen, kostbare paarden, drie relieken en een gouden kroon; Eadgyth (Editha van Wessex), 929 getrouwd met Otto I de Grote; Aelgifu, vermoedelijk getrouwd met Boleslav II van Bohemen. Bekend is dat Aethelstan Eadgyth en Aelgifu naar Otto had gestuurd om een bruid te kiezen. Otto koos Eadgyth en vond ook een passende echtgenoot voor Aelgifu. Algemeen wordt Boleslav als die echtgenoot gezien maar die was nog maar een klein kind toen beide zusters naar Duitsland kwamen. Ook Lodewijk, graaf van de Thurgau wordt genoemd als haar echtgenoot. Ca. 920 trouwde Edward met Eadgifu (- 26 augustus 968), dochter van Sigihelm, heer van Meopham, Cooling en Lenham, in Kent. In 957 nam haar kleinzoon Edgar van Engeland haar bezittingen af. Eadgifu werd begraven in de kathedraal van Canterbury. Edward en Eadgifu kregen de volgende kinderen: Edmund I van Engeland, koning als opvolger van Aethelstan; Edburga van Winchester; Eadgifu, getrouwd met een vorst uit Aquitanië; Edred, koning als opvolger van Edmund. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 895 met
752. Aelflaed van BERNICA, geboren ca. 878, overleden ca. 920.
Uit dit huwelijk:
1. 726. Eadgifu van WESSEX, geboren ca. 890.
2. Eadhild, overleden ca. 937. Gehuwd met 732. Hugo de GROTE.
753. Adalbert I van BLIESGAU en de MAASGOUW, geboren dd‑mm‑847, overleden dd‑mm‑929.
Kind:
1. 728. Ehrenfried van BLIESGAU, geboren 23‑10‑870 te Bliesgau (Dl.).
754. Koenraad II van AUXERRE, hertog van het gebied tussen de Jura en de Alpen vanaf 866, geboren ca. 835, overleden dd‑mm‑876. Koenraad was een zoon van graaf Koenraad I van Auxerre en Adelheid, dochter van Hugo van Tours en Ava van Morvois. Samen met zijn vader had hij in 859 de kant van Karel de Kale gekozen in zijn conflict met Lodewijk de Duitser. Hierdoor verloor hij zijn bezittingen in Zwaben en Beieren. Ze werden door Karel voor hun verliezen gecompenseerd: vader Koenraad werd graaf van Auxerre en zoon Koenraad volgde hem in 863 op. Korte tijd later viel hij echter in ongenade bij Karel en zocht zijn toevlucht bij Lotharius II. Die gaf hem de opdracht om de opstandige hertog Hugbert te verslaan, wat Lotharius zelf al meer dan vijf jaar niet was gelukt. Koenraad versloeg Hugbert in 866 bij Orbe en kreeg als titels: hertog van het gebied tussen de Jura en de Alpen, lekenabt van Saint-Maurice. Koenraad was gehuwd met Waldrada. Zij kregen de volgende kinderen: Rudolf I van Bourgondië; Adelheid, (ca. 870 – 929), gehuwd met Richard I van Bourgondië; mogelijk een derde kind, als ouder van Adelheid, de vrouw van Lodewijk de Blinde. (Veel bronnen vermelden dat Adelheid een dochter zou zijn van Rudolf I, maar dan zou ze een volle nicht zijn van Lodewijk en dat zou een huwelijk onmogelijk maken, daarom wordt uitgegaan van een derde kind van Koenraad en Waldrada). Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
755. Judith van FRIULI, geboren ca. 838.
Uit dit huwelijk:
1. 729. Adelgunde van BOURGONDIë, geboren 23‑10‑870 te Auxerre (Fr.).
756. Hilduin II de PONTHIEU, Graaf van Montrieul, geboren dd‑mm‑890, overleden 13‑08‑945 te Bayeux (Fr.).
Gehuwd met
757. Noëlle de DAMMARTIN, geboren dd‑mm‑895 te Dammartin (Fr.).
Uit dit huwelijk:
1. 730. Guillaume (van Montreuil), geboren dd‑mm‑911 te Saint-Riquier (Fr.).
758. Rollo Ragnvaldsson ‘Robert’ van NORMANDIë, geboren ca. 846 te Maer (N.), overleden dd‑mm‑933 te Rouen (Fr.).
Rollo de Noorman, later gedoopt als Robert, was een Vikingkrijgsheer. Rollo zou een zoon zijn van Rognvald Eysteinsson en Ragnhilda. Na de dood van zijn vader moest hij vluchten uit Noorwegen. Hij is eerst naar familie op de Orkney-eilanden getrokken, en daarna naar familie op de Hebriden. In deze tijd is hij met een onbekende Keltische vrouw getrouwd. Uiteindelijk vestigde hij zich in Deens Engeland (Danelaw). Van daaruit gaf hij leiding aan een gezamenlijk Deens-Noors-Engelse plundertocht in Groter-Friesland en langs de benedenloop van de Rijn. In 885 was hij een van de aanvoerders van de Vikingen tijdens het beleg van Parijs. Nadat het beleg was opgeheven leidde hij een plundertocht door Bourgondië. In 896 doodde hij graaf Berengar van Bayeux (markgraaf van Neustrië), die eerdere Vikingaanvallen had afgeslagen, en nam diens dochter Poppa tot vrouw. In 911 werd Rollo tijdens een nieuwe rooftocht verslagen bij Chartres. Koning Karel de Eenvoudige besloot echter zaken met Rollo te doen en gaf hem met het Verdrag van Saint-Clair-sur-Epte het gebied rond de Seine-monding in leen, met Rouen als hoofdstad. Rollo nam daarmee de verplichting op zich om de rivier (en dus de stad Parijs) te verdedigen tegen andere Vikingen. Rollo liet zich dopen, scheidde van Poppa en trouwde met Gisela – een dochter van Karel. Volgens de overlevering was er een groot protocollair probleem: om leenman te worden moest Rollo knielen voor de koning en zijn voet kussen maar hij weigerde dat te doen. Bij wijze van compromis zou een van zijn ondergeschikten dat doen, maar die wilde ook niet knielen maar bukte, pakte de voet van de koning en tilde die zover op dat de koning zijn evenwicht verloor en achterover viel. Rollo trouwde in 919 weer met Poppa nadat Gisela was overleden. Rollo heeft zich goed aan de afspraak gehouden om de Seine tegen andere Vikingen te verdedigen. Maar wel bleef hij zelf oorlog voeren en plundertochten houden in de rest van West-Francië. Hij breidde zijn macht uit tot de rivier de Vire maar bracht na verloop van tijd wel rust in zijn eigen graafschap. Daardoor konden de kloosterlingen van Rouen terugkeren naar hun kloosters, met hun relieken en kostbaarheden. In 923 hield Rollo nog een plundertocht, samen met de Vikingen die zich aan de Loire hadden gevestigd. Koning Rudolf, Herbert II van Vermandois en Hugo de Grote probeerden hem te onderwerpen maar werden in 924 door Rollo verslagen. Rudolf was gedwongen om Rollo ook de omgeving van Bayeux en Caen in leen te geven. Daarmee kreeg Normandië ongeveer zijn huidige vorm. In 925 hield Rollo een veroverings- en plundertocht naar Vlaanderen, Amiens en Noyon. Koning Rudolf en Herbert van Vermandois vielen daarop Normandië binnen, maar werden door Rollo tegengehouden. Wel kreeg hij toen te maken met een opstand in de regio rond Bayeux en een tegenaanval van Arnulf I van Vlaanderen. Die veroverde Eu en verbrandde de versterking met allen die daarin waren. Door bemiddeling van Hugo de Grote werd een vrede gesloten waarbij Rollo al zijn Vlaamse veroveringen weer afstond. Rollo was weliswaar gedoopt maar bleef zijn leven lang zijn oude geloof trouw en voedde ook zijn kinderen daarin op. Volgens de overlevering liet hij voor zijn dood 100 christelijke gevangenen doden, ter ere van de Noorse goden en verdeelde hij 100 pond goud over een aantal kerken, blijkbaar om zich zo dubbel te verzekeren van een goed hiernamaals. Rollo is begraven in de kathedraal van Rouen. Rollo was driemaal gehuwd. Uit zijn eerste huwelijk met een onbekende Keltische vrouw kreeg hij: mogelijk Kadline, die met een Schotse koning zou zijn getrouwd; mogelijk Niederga. Ongeveer 886 trouwde hij Poppa (ca. 870 – na 919), dochter van Berengar van Bayeux. Rollo scheidde van haar in 912 maar ze hertrouwden in 919. Zij kregen de volgende kinderen: Willem I van Normandië, die zijn vader opvolgde als graaf van Normandië. Zijn afstammeling Willem de Veroveraar veroverde in 1066 Engeland; Gerloc (917 – na 969), na haar doop Adela genoemd, trouwde in 935 met Willem III van Aquitanië. Het huwelijk met Gisela, buitenechtelijke dochter van Karel de Eenvoudige, bleef kinderloos. Bron Wikipedia.
Gehuwd met
759. Poppa van BAYEUX, geboren dd‑mm‑872 te Evreux (Fr.), overleden dd‑mm‑925.
De herkomst van Poppa (in de bronnen als Popa geschreven) is niet met zekerheid geweten, daar er drie overleveringen voorhanden zijn, van dewelke reeds in de 11e eeuw was geweten, dat ze elkaar tegenspraken: de het dichtst bij de gebeurtenissen aansluitende getuigenis over Poppa (respectievelijk de hier naamloze moeder van Willem Langzwaard) stamt uit de 10e eeuw en is een klaaglied over de dood van Willem, die volgens deze bron aan de andere kant van de zee (“transmarinus”) als kind van een (toen nog) heidense vader en een christelijke moeder werd geboren. De historicus Jean Renaud verdedigt op basis van deze vermelding, dat Poppa een concubine van Rollo was, die als schaapherderin van de Hebriden kwam. Volgens de Chronico Rotomagensi en de Annales Rotomagensi (11e eeuw) was Poppa de dochter van graaf Guido (Gui, Wido) van Senlis en zus van graaf Bernard van Senlis, die Rollo na de dood van zijn echtgenote Gisla in 913 huwde en wiens beider zoon Willem Langzwaard is. In deze overlevering duikt Bayeux als plaats van herkomst van Poppa niet op. Deze vindt men enkel in de derde overlevering terug. Dudo van Saint-Quentin, de eerste kroniekschrijver van Normandië, bericht in zijn in de periode 1015-1026 geschreven De moribus et actis primorum Normanniae ducum, dat Rollo met Poppa, de dochter van graaf Berengar, was getrouwd en dat Willem hun zoon was, maar vermeldt ook, dat Bernard van Senlis de broer van de moeder van Willem Langzwaard zou zijn geweest, een combinatie die niet mogelijk is, daar Bernard van Senlis niet de zoon van Berengar was. Dudo van Saint-Quentin kreeg deze informatie grotendeels – zoals hij zelf schrijft – als mondeling bericht van Raoul d’Ivry, graaf van Bayeux en door zijn moeder Sprota een halfbroer van Rollo’s oom Richard I. De berichten van Dudo staan niet geheel foutloos bekend, waardoor ze door enkele onderzoekers over het algemeen als weinig betrouwbaar worden gezien en tot en met Rollo’s woonachtig-zijn in Normandië, al zeker tot het jaar 911, als fantasieproducten afgedaan, waartoe ook de geschiedenis van Poppa “van Bayeux” uit de jaren 880 behoort. De latere kroniekschrijvers Willem van Jumièges (- na 1070), Ordericus Vitalis (- 1142) en Wace (- na 1174) baseerden zich op Dudo, maar weken in de details ten dele aanvullend af. Volgens Willem van Jumièges (Gesta Normannorum Ducum) was Poppa de dochter van een edele genaamd Berengar en werd ze door Rollo bij de verovering van Bayeux ontvoerd, die zich daarna met haar “volgens de zeden van de Denen” (“more danico”) met haar verbond, waarbij hij als nakomelingen uit deze verbintenis buiten Willem ook een dochter genaamd Gerloc vermeldt. Ordericus Vitalis vermeldt dat Rollo Bayeux had veroverd, graaf Berengar van Bayeux gedood en diens echtgenote en dochter Poppa had ontvoerd. Elders dateert hij de verovering van Bayeux in 886 en vermeldt dat Rollo met Poppa was getrouwd. De tegenspraken in de drie overleveringen waren reeds in de 11e eeuw opgevallen. Willem van Jumièges berichtte (bij het vermelden van de roof van Poppa in 886 en het bericht over Rollo’s weduwenaarschap en huwelijk met Poppa in 913), dat Rollo Poppa heeft verstoten, maar later opnieuw met haar is getrouwd. Robert van Torigni combineert de informatie, eraan voorbijgaand dat Poppa dan de dochter van Berengar van Bayeux en kleindochter van Guido van Senlis zou zijn geweest. Ook in het huidige onderzoek vindt men talrijke pogingen vat te krijgen op de tegenstrijdigheden door interpretatie van de gegevens, zoals: Bernhard van Senlis zou niet de broer, maar de zwager van Berengar zijn geweest, d.i. de echtgenoot van een tante langs moederskant van Willem – hetgeen het begrip “avunculus” zou uitbreiden naar een aangetrouwde oom. Dudo van Saint-Quentin heeft Poppa met Sprota, de concubine van Willem omgewisseld, die in werkelijkheid uit Bretagne afkomstig is. Berengars weduwe trouwde met graaf Guido van Senlis, waardoor Poppa zijn stiefdochter werd. Bernard van Senlis was hierdoor als halfbroer van de moeder de “halfoom” van moederskant van Willem. Dudo’s informatie (en die van zijn navolger) zou zijn af te wijzen, terwijl het klaagleid en de kronieken uit Rouen daarentegen de daadwerkelijke feiten zouden weergeven: Rollo zou rond 905 vader van Willem zijn geworden, waarvan de moeder mogelijk Popa heette, dochter van graaf Guido van Senlis en zus van graaf Bernard van Senlis (waarmee het bestaan van een eerdere echtgenote genaamd Gisla eveneens wordt afgewezen). Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 731. Aliette van NORMANDIE, geboren dd‑mm‑908.
2. 735. Adelheid (Gerloc), geboren dd‑mm‑917.
719. Robert I van FRANKRIJK (zie elders)
Gehuwd met
720. Beatrix van VERMANDOIS (zie elders)
723. Hendrik I de VOGELAAR (zie elders)
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑909 te Wallhausen (Dl.) met
724. Mathilde van SAKSEN (zie elders)
760. Ebalus van AQUITANIë, geboren ca. 873, overleden ca. 935. Ebalus, bijgenaamd Mancer, was hertog van Aquitanië. Ebalus werd in 890 graaf van Poitiers en hertog van Aquitanië als opvolger van zijn vader Ranulf II van Poitiers, maar raakte in 892 zijn bezittingen kwijt aan Aymar van Angoulême die hem verdreef met hulp van Odo I van Frankrijk. Hij vond in 893 zijn toevlucht bij Geraldus van Aurillac en verbond zich daarna met Willem de Vrome van Auvergne, die in die periode de feitelijke heerschappij over Aquitanië verwierf. In 902 veroverde Ebalus Poitou met een leger van Willem, en werd als graaf erkend door Karel de Eenvoudige met wie hij als kind was opgegroeid. Hij reorganiseerde het bestuur en gaf functies als lekenabt en burggraaf aan vertrouwde vazallen. In 904 veroverde hij ook Limousin en in 911 was Ebalus een van de aanvoerders bij de overwinning op de Vikingen bij Chartres. Toen in 927 de zoons van Willem de Vrome kinderloos overleden, benoemde de laatste Ebalus tot erfgenaam. Na diens overlijden werd hij hertog van Aquitanië, graaf van Berry, van Auvergne en Velay, en lekenabt van Saint-Hilaire. Koning Rudolf I van Frankrijk ontnam Ebalus in 929 de heerschappij over Berry. In 932 gaf Rudolf bovendien de titels van Aquitanië en Auvergne aan de graaf van Toulouse, en maakte van de Marche (tussen Limousin en Poitou) een onafhankelijk graafschap. Ebalus deed in 934 een schenking aan de abdij van Saint-Cyprien. Ebalus was een onechte zoon van Ranulf II van Poitiers. Ebalus was in 891 (in oktober 890 waren ze verloofd) gehuwd met Aremburgis en voor februari 911 met Emiliana (- ca. 934). Ebalus en vermoedelijk Emiliana waren ouders van: Willem III (900-963), hertog van Aquitanië; Ebalus, bisschop van Limoges (- Saint-Michel-en-l’Herm, 26 februari 977). Abt van Saint Maxent en Saint Hilaire, 944 bisschop van Limoges, trad in 963 terug en werd abt van Saint-Michel-en-l’Herm. Hij werd gevangengenomen en zijn ogen werden uitgestoken door graaf Eli I van Périgord. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
761. Aremburgis NN.
Uit dit huwelijk:
1. 734. Willem III, geboren ca. 910.
758. Rollo Ragnvaldsson ‘Robert’ van NORMANDIë (zie elders)
Gehuwd met
759. Poppa van BAYEUX (zie elders)
Generatie XXXVIII
747. Diederik van RINGELHEIM (zie elders
Gehuwd met
748. Reginhilde van DENEMARKEN (zie elders)
762. Boudewijn I (de ijzeren) van VLAANDEREN, Graaf van Vlaanderen, Boulogne en St. Pol, geboren ca. 840 te Laon (Fr.) ? Overleden 02‑01‑879 te St. Omer (Fr.), begraven te St. Omer (Fr.) in de abdij van St. Bertinus, St. Omer, Nord-Pas-De-Calais.
Boudewijn is bekend als grondlegger en eerste graaf van het graafschap Vlaanderen. Hij schaakte op kerstmis 861 Judith van West-Francië, dochter van de koning van West-Francië, Karel de Kale. De 17-jarige Judith was al twee keer weduwe: zowel van koning Æthelwulf van Wessex als van diens zoon koning Æthelbald. Haar vader wilde haar natuurlijk een derde keer gunstig uithuwelijken, maar ze vluchtte met Boudewijn. Het stel werd daarbij geholpen door Judiths broer Lodewijk de Stamelaar, die steeds in conflict was met zijn vader. Ze vluchtten naar het noorden. Maar Karel de Kale stuurde brieven aan Rorik van Dorestad en bisschop Hunger van Utrecht dat zij de vluchtelingen geen onderdak mochten geven. Karel liet het paar door bisschoppen excommuniceren. Het paar reisde via Lotharingen naar Rome en bepleitte hun zaak bij paus Nicolaas I, waarop de excommunicatie door de paus ongedaan werd gemaakt. Twee jaar lang schreef paus Nicolaas brieven naar de woedende vader, Karel de Kale, waarin hij voor verzoening pleitte. Op 13 december 863 volgde het officiële huwelijk te Auxerre met de uiteindelijke toestemming van Karel, alhoewel hij niet bij het huwelijk aanwezig was. Boudewijn was vaak te gast aan het Karolingisch hof en kende Lodewijk, later bekend als Lodewijk de Stamelaar, zoon van keizer Karel en broer van Judith. Lodewijk verving zijn vader tijdelijk toen die probeerde het graafschap Provence bij Frankrijk te voegen. Toen Lodewijk Judith in een klooster te Senlis opzocht, nam hij Boudewijn mee. Een huwelijk tussen beiden gaf Judith de kans om aan het kloosterleven te ontsnappen, terwijl Boudewijn lid werd van de Karolingische dynastie. Ook Lodewijk trouwde later zonder toestemming van zijn vader en zijn jongere broer Karel. Hincmar, de aartsbisschop van Reims, tekende het verhaal van de vlucht en het huwelijk op. Hij excommuniceerde Judith ook en beriep zich daarvoor op de canon 10 van het Romeins concilie van 721. Die slaat echter op roof van een vrouw met geweld en aangezien zij instemde kon er geen sprake zijn van roof. Als onderdeel van de verzoening kreeg Boudewijn het bestuur over de pagus Flandrensis, het gebied rond Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge. Dit was in de ogen van Karel waarschijnlijk een onbetekenende functie: Vlaanderen lag in een uithoek van zijn koninkrijk en werd geteisterd door de Vikingen. Boudewijn bleek echter een succesvol bestuurder. Hij wist de invallen van de Vikingen te stoppen en bouwde daarvoor versterkingen in Arras, Gent en Brugge. In Brugge bouwde hij een kerk die aan Donatianus van Reims werd gewijd en gaf relieken van de heilige aan de kerk. In Veurne stichtte hij een Benedictijner klooster, waaraan hij relieken van heilige Walburgis schonk. In 870 werd zijn bezit uitgebreid en was hij heer van geheel Vlaanderen en Ternois. Hetzelfde jaar werd hij lekenabt van de Sint-Pietersabdij in Gent. In 877 steunde hij Lodewijk de Stamelaar bij de opvolging van Karel de Kale. Kort daarna trok hij zich terug en werd monnik in de abdij van Sint-Bertinus, waar hij ook werd begraven. Boudewijn en Judith van West-Francië hadden vier kinderen: Karel, geboren. ca. 864, jong gestorven; Boudewijn; Rudolf van Kamerijk; vermoedelijk nog een dochter, want kronieken van het klooster van Waulsort vermelden dat bij de moord op Rudolf van Kamerijk een zekere Walter, zoon van Rudolfs zuster, hem probeerde te wreken. Gunhilda, gehuwd in 877 met Wilfred I el Velloso, graaf van Urgel en Barcelona, wordt ook vaak als dochter van Boudewijn en Judith genoemd, maar dit is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van een middeleeuwse tekst. Zij was afkomstig uit de omgeving van Barcelona. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk 13‑12‑862 te Auxerre (Fr.) met
763. Judith der FRANKEN, koningin van Wessex, geboren oktober 844, overleden na 870.
Judith van West-Francië, ook wel Judith Martel genoemd, was een Frankische prinses, gehuwd met twee opeenvolgende koningen van Wessex en uiteindelijk met de eerste Graaf van Vlaanderen. Judith was het eerste kind van keizer Karel de Kale (823-877) en diens eerste echtgenote Ermentrudis van Orléans (830-869). Daarmee was ze een zuster van Lodewijk de Stamelaar (846-879). Ze was een achterkleinkind van Karel de Grote en kreeg haar naam van haar grootmoeder Judith van Beieren. Op 1 oktober 856, op twaalfjarige leeftijd, werd ze door haar vader uitgehuwelijkt aan de 51-jarige koning Aethelwulf van Wessex, zelf vader van vier zonen. Hij was een man met hoog aanzien, een christen en een bekwaam legeraanvoerder die de Vikingen in 851 een verpletterende nederlaag had toegebracht in Surrey. Karel en Aethelwulf ontmoetten elkaar toen de laatste, samen met zijn toen zesjarige zoon Alfred, op weg was naar Rome. Bij zijn terugkeer in juni 856 verloofde Aethelwulf zich met Judith en ze huwden op 1 oktober van hetzelfde jaar in de Paltskapel van Verberie-sur-Oise. Gezien Parijs en Tours hetzelfde jaar door de Vikingen werden afgebrand, had Karel belang bij het huwelijk van zijn dochter met een overwinnaar van de Vikingen. Aethelwulf nam zelf risico bij dit huwelijk. Als Judith hem zonen zou baren kon dit leiden tot broederstrijd. Aethelwulf stierf al op 13 januari 858 en het huwelijk bleef kinderloos. In datzelfde jaar 858 huwde ze voor de tweede keer, nu met Aethelwulfs zoon koning Aethelbald, dus met haar eigen stiefzoon. Aethelbald overleed al in 860. Judiths laatste huwelijk werd later nietig verklaard op grond van bloedverwantschap (niet letterlijk, maar omdat ze zijn stiefmoeder was), en zij werd teruggezonden naar haar vader. Judith was na haar huwelijk met Aethelwulf tot gemalin van de koning gekroond, zodat zij op hetzelfde niveau kwam als de koning. Dat zorgde later voor wrevel bij de Saksische bevolking. Voor de derde maal trouwde ze met Boudewijn I met de IJzeren Arm, die haar rond Kerstmis 861 uit het klooster in Senlis had ontvoerd. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 737. Boudewijn II (de kale), geboren ca. 865.
764. Alfred ‘de grote’ van WESSEX, koning van Wessex en koning der Angelsaksen van 871 tot 899, geboren 848/849, overleden 26‑10‑899 te Winchester.
Alfred staat bekend om zijn verdediging van de Angelsaksische koninkrijken van Zuid-Engeland tegen de Denen, waardoor aan hem het epitheton “de Grote” wordt toegekend. Alfred was de eerste koning van Wessex die zichzelf de “koning van de Angelsaksen” noemde. Details van zijn leven worden beschreven in een werk van de 10e-eeuwse Welshe geleerde en bisschop Asser. Alfred was een geleerd man, hij moedigde onderwijs aan, en hij verbeterde het rechtssysteem en de militaire structuur van zijn koninkrijk. Hij wordt beschouwd als een heilige door sommige katholieken, maar werd nooit officieel heilig verklaard. De Anglicaanse Gemeenschap vereert hem als een christelijke held, met een feestdag op 26 oktober. Afbeeldingen van hem worden vaak gevonden in gebrandschilderd glas in parochiekerken van de Anglicaanse Kerk. Alfred werd geboren in een tijd dat Engeland verdeeld was in meerdere Angelsaksische koninkrijken. De Denen waren in grote delen van het oosten en midden van Engeland (de ‘Danelaw’) aan de macht en de Noren waren aanwezig in het noordwesten van het land. Als jongste zoon was Alfred voorbestemd om geestelijke te worden. Dat was vermoedelijk de reden van zijn goede opleiding, die zijn bijzondere belangstelling voor geloof en literatuur stimuleerde. In 854 reisde Alfred met zijn vader Æthelwulf naar Rome en bezocht met hem, op de terugweg, het hof van de Franse koning Karel de Kale. Maar bij terugkomst weigerden zijn oudere broers, die als regent hadden opgetreden tijdens hun afwezigheid, de macht terug te geven en in 856 werd Æthelwulf afgezet als koning. Tijdens de korte regeerperioden van zijn twee oudste broers, Æthelbald van Wessex en Æthelberht van Wessex, werd Alfred niet genoemd. Zijn openbare leven begon pas toen zijn derde broer, Æthelred I van Wessex, in 866 de troon van het Koninkrijk Wessex besteeg. Het is gedurende deze periode dat bisschop Asser hem met de unieke titel “secundarius” aanduidt, een positie die verwant kan zijn aan die van de Keltische tanist, een erkende opvolger die nauw verbonden is aan de regerende monarch. Het is mogelijk dat deze regeling door de vader van Alfred, of door de Witan werd getroffen om te waken tegen het gevaar van een omstreden opvolging mocht Æthelred in de strijd vallen. De regeling om een opvolger als koninklijk prins en militair bevelhebber te kronen is ook bekend onder andere Germaanse stammen, zoals de Zweden en Franken, stammen aan wie de Angelsaksen nauw waren verwant. In 868 vochten de broers een vergeefse strijd om de Denen uit het aangrenzende Koninkrijk Mercia te weren. Daarna bleef Wessex vervolgens bijna twee jaar lang van aanvallen gespaard, omdat Alfred de Vikingen een schatting betaalde om het koninkrijk Wessex met rust te laten. De Denen concentreerden zich in deze periode op de verovering van het koninkrijk East Anglia, een doel dat zij in 870 wisten te verwezenlijken. Met de komst van het Grote zomerleger onder leiding van de Deense koning Bagsecg was het echter met de relatieve rust in Mercia en Wessex gedaan. Bacsegc voegde zich met zijn troepen bij het Grote heidense leger dat in 865 onder leiding van Ivar de Beenderloze en Halfdan Ragnarsson aan de Engelse oostkust was geland. Vanaf 31 december 870 begon een half jaar van heftige strijd met de Denen. Voor het koninkrijk Wessex was het nu erop of eronder: 31 december 870: Æthelred en Alfred versloegen de Denen in Berkshire. 4 januari 871: Æthelred en Alfred vielen de Denen aan bij Reading. Ze werden daar echter teruggedreven waarbij aan beide zijden grote verliezen worden geleden. 8 januari 871: de slag bij de niet meer bekende plaats Ashdown in Berkshire. Volgens de overlevering hadden de Angelsaksische troepen een gunstige positie maar besloot Æthelred om voor de slag nog een mis bij te wonen. Alfred besloot om niet op hem te wachten omdat hij bang was dat de Denen hun positie zouden verbeteren. Alfred viel aan en toen op een cruciaal moment Æthelred alsnog verscheen, wonnen de Angelsaksen de slag. Aan beide zijden vielen veel slachtoffers, waaronder de Deense koning, Bagsecg en vijf van diens jarls. 22 januari 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Basing in het noorden van Hampshire. 22 maart 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Merton (het is niet bekend waar deze plaats ligt). Hier werd Æthelred gedood en Alfred de nieuwe koning. Tijdens de begrafenis versloegen de Denen de Angelsaksen nog een keer. Mei 871: de Angelsaksen werden verslagen bij Wilton in Wiltshire waarbij ook Alfred aanwezig was. Na de campagne van 871 begreep Alfred dat zijn militaire situatie niet kansrijk was en sloot hij in ruil voor een groot geldbedrag een vrede voor 5 jaar. Na het verstrijken van deze periode vielen de Denen prompt weer aan en trokken in een boog om het Engelse leger heen naar Dorset. In 877 stelden de Denen onderhandelingen voor maar veroverden ondertussen wel Exeter. Alfred belegerde ze daar en een Deense vloot werd door een storm overvallen. De Denen moesten zich daarna terugtrekken naar Mercia. In januari 878 veroverden de Denen Chippenham, een residentie van Alfred waaruit hij met een kleine groep strijders ternauwernood wist te ontsnappen. Alfred vestigde zich na Pasen op Athelney, een droog gebied tussen grote kustmoerassen, en bestreed de Denen van daaruit met een strijdmacht die hij vormde uit lokale milities. Uit deze periode stamt de populaire legende dat Alfred incognito onderdak krijgt van boeren en op het brood moet letten dat de boerin aan het bakken is. Alfred laat in gedachten verzonken het brood verbranden en krijgt vervolgens vreselijk op zijn kop van de boerin. Ook zou Alfred, vermomd als minstreel, het kamp van de Denen zijn binnengegaan om zo hun plannen te weten te komen. Een Deense expeditie werd bij Cannington vernietigend verslagen door de lokale Saksische milities. De rest van het Deense leger werd door Alfred verslagen bij Edington (Somerset). De Denen die konden vluchten werden door de honger gedwongen om uit de bossen tevoorschijn te komen en zich over te geven. Alfred sloot met de Denen het verdrag van Wedmore, waarbij zij de Danelaw (het gebied in het noorden en oosten van Engeland, inclusief Londen) behielden. De Deense aanvoerders lieten zich dopen. In 884 viel een Deense vloot (uit Denemarken) aan in Kent. De Engelse Denen sloten zich bij hen aan. Alfred ging in de tegenaanval en heroverde in 886 Londen. Er werd een nieuw vredesverdrag gesloten, waarbij Alfred Kent en Londen behield. Ook werden uitgebreide afspraken gemaakt om het vreedzaam naast elkaar leven van Denen en Angelsaksen te waarborgen, zoals regelingen voor weergeld bij moord, verbod om elkaars bevolking te dwingen om dienst te nemen in het leger, afspraken over rechtszaken, verbod om vee of slaven te kopen zonder dat betrouwbare getuigen borg stonden voor de herkomst daarvan, en het recht om over en weer contact te hebben en handel te drijven. In 893 vielen twee vloten uit Denemarken met strijders en kolonisten (met vrouwen en kinderen) opnieuw Kent aan. In 894-895 werd een van deze legers verslagen door Alfreds zoon Edward. Alfred zelf trok naar Exeter dat door de Engelse Denen werd belegerd, en ontzette de stad. Het tweede Deense leger trok langs de Thames landinwaarts maar werd bij de grens met Wales verslagen door een leger onder leiding van lokale Saksische edelen. De Denen trokken zich uiteindelijk terug in Chester. Een jaar later dwongen voedseltekorten de Denen om zich terug te trekken naar Essex. Daarna trokken de Denen met hun schepen de Lea (een zijrivier van de Thames) op en bouwden een fort, 30 km ten noorden van Londen. Aanvallen op het nieuwe Deense fort mislukten maar Alfred wist wel de rivier te blokkeren zodat de Deense vloot opgesloten zat. Uiteindelijk trokken de Denen zich terug. In 897 had Alfred de controle over bijna geheel Engeland. De Denen hadden alleen nog de macht in East Anglia en de kuststreken rond York. Gedurende zijn regering waren de Welshe aanvoerders zijn bondgenoten tegen de Denen. Alfred zou ook goede contacten met Ierland hebben gehad. Alfreds succes tegen de Denen is vooral te danken aan zijn organisatievermogen. Zo creëerde hij een staand leger door een soort roterende dienstplicht in te voeren, waarbij dus altijd een deel van de weerbare bevolking onder de wapenen was. Dit was een hele verbetering ten opzichte van de oude situatie waarbij het leger pas werd geformeerd als er een concrete dreiging of zelfs aanval was, en waarbij het ook gebruikelijk was om versterkingen niet te bemannen. Het systeem had wel kinderziekten zoals bleek toen in 893 het leger dat aan het einde van zijn termijn was, abrupt stopte met de belegering van een stad en naar huis ging, voordat Alfreds aflossing was aangekomen. Ook begint Alfred met georganiseerde zeestrijdkrachten, echter nog zonder veel succes. Wel wordt Alfred daardoor beschouwd als de grondlegger van de Britse marine. Alfred sticht een aantal burchten die ook zijn bedoeld als kern van stedelijke ontwikkeling. Het is niet zo dat Alfred het districtenstelsel (shires) heeft uitgevonden maar hij heeft het systeem wel consequent doorgevoerd in de gebieden die hij op de Denen had veroverd. Hij plaatste shires (graafschappen) onder het gezag van een earl (Oud-Engels ealdorman of ‘oudste’). Hij benoemde ook ‘sheriffs’ die zijn gezag ter plaatse moesten uitoefenen. De witenagemot, een vergadering van de rijksgroten, besprak de staatszaken en moest uit de nakomelingen van Alfred een opvolger kiezen. Alfred liet een nieuw wetboek samenstellen in de volkstaal, op basis van het traditionele Saksische recht maar ook gebaseerd op de tien geboden en ethische regels uit de bijbel. Alfred had goede contacten met de paus, correspondeerde met de patriarch van Jeruzalem en had contact met de kalief van Bagdad. Alfred had een goede ontwikkeling en intellectuele ambities en leerde op latere leeftijd zelfs Latijn. De oorlogen met de Denen hadden echter een zware slag toegebracht aan de kloosters en aan de wetenschap. Alfred stichtte daarom enkele kloosters en een hofschool, waarvoor hij talentvolle leraren uit het buitenland liet overkomen. Hij liet een aantal belangrijke Latijnse teksten vertalen, en heeft daar zelf ook een belangrijke bijdrage aan geleverd: Dialogen van Gregorius, Cura pastoralis (Herdelijke zorg) door Gregorius de Grote; Historiae Adversus Paganos Libri Septem (Algemene geschiedenis) door Orosius; Confessiones van Augustinus; Historia ecclesiastica gentis Anglorum volk door Beda, in een verkorte versie; De consolatione philosophiae door Boethius -vrij bewerkt. Daarnaast heeft Alfred vermoedelijk opdracht gegeven, en misschien meegewerkt aan, de Angelsaksische Kroniek, een beschrijving van Saksische martelaren en een vertaling van de eerste 50 psalmen. Alfred stierf op 26 oktober van het jaar 899 in Wantage en werd begraven in de Old Minster in Winchester. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Eduard de Oudere. Het lichaam van Alfred werd later overgebracht naar de New Minster. Op de plaats van de New Minster is later nog de Kathedraal van Winchester gebouwd. Alfreds graf is verloren gegaan en er zijn bij archeologisch onderzoek wel stoffelijke resten gevonden die aan Alfred worden toegeschreven, maar dat is zeer twijfelachtig. Alfred wordt als heilige vereerd in de Anglicaanse en de Oosters-orthodoxe Kerk. Alfred trouwde in 868 te Winchester met Ealhswith van de Gaini (overleden te Winchester, 5 of 8 december 905). Ealhswith stichtte de Maria-abdij in Winchester en werd daar na de dood van haar man non. Zij is daar begraven en later herbegraven in de kathedraal van Winchester. Zij was dochter van Æthelred Mucil, ealdorman van Gainis in Mercia, en Eadburga uit het koningsgeslacht van Mercia. Zij en Alfred kregen de volgende kinderen: Æthelflæd trouwde met Æthelred II, ealdorman van Mercia; Eadmund, jong overleden; Eduard de Oudere (871-924); Elfreda; Æthelgiva, non en vanaf 888 abdis van de abdij van Shaftesbury, daar ca. 896 overleden en begraven; Ælfthryth van Wessex trouwde met graaf Boudewijn II van Vlaanderen; Æthelweard (ca. 880 – 16 oktober 922, begraven in de kathedraal van Winchester). Vader van Turketul, kanselier van koning Æthelstan van Engeland, en van Ælfwin en Æthelwin die voor Æthelstan vochten en sneuvelden in de slag bij Brunanburh in 937. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
765. Ealswith van de GAINI, geboren ca. 852 te Mercis, overleden 05‑12‑905 te Winchester.
Ealhswith of Ealswitha was de dochter van een adellijk persoon uit het koninkrijk Mercia, Æthelred Mucil, ealdorman van de Gaini, en diens vrouw Eadburh. Zij was via haar moeder gerelateerd aan het koninklijk huis van Mercia, Na Alfreds dood in 899 werd Ealhswith een non. Zij stierf op 5 december 905 en ligt begraven in de abdij van Sint Mary, Winchester, Hampshire. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 738. Ælfthryth, geboren dd‑mm‑868.
2. 751. Eduard ‘de oudere’ van ENGELAND, geboren ca. 875 te Wessex.
766. Everhard Saxo van HAMALAND, graaf van Hamaland, geboren ca. 830, overleden ca. 898. Everhard wordt voor het eerst vermeld als hij in 881 deelneemt aan een mislukte poging om Vikingen te verdrijven uit Nijmegen. Hij werd gevangengenomen en tegen een losgeld vrijgelaten. In 885 was hij een van de edelen die de aanslag op Godfried de Noorman te Spijk uitvoerden. Everhard werd beloond door Karel de Dikke met de functie van dux (militair opperbevelhebber, ook wel Hertog) van de verdediging Friesland. Een van de andere edelen die ook beloond werden voor hun rol in deze moord was Gerulf. Gerulfs zoon Waldger probeerde in het rivierengebied een eigen graafschap te creëren, rondom Tiel. Dit leidde tot toenemende spanningen met Everhard. Uiteindelijk werd Everhard in 898 door Waldger vermoord. Na de dood van Everhard werd zijn broer Meginhard (III) benoemd door koning Arnulf in zijn plaats als dux. De ouders van Everhard waren mogelijk Meginhard II (*?-voor 880), graaf van Hamaland, en Evesa (*?-na 881). Meginhard II had een broer Wichman II, die de vader is van Egbert Billung. Everhard had een broer, Meginhard III (ca. 915), gehuwd met Hildegard?, dux in 898 die hem in Hamaland als graaf opvolgde, en een zoon Meginhard IV, die eveneens graaf van Hamaland werd. Everhard Saxo had verder nog een zoon Everhard, tussen 944 en 966 graaf van Drenthe en Salland. Hij was gehuwd met Amalrade, een dochter van Reginhilde en de West-Saksische graaf Diederik. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 739. Meginhard IV, geboren voor 898.
767. Bernhard van ITALIë, geboren ca. 797, overleden 17‑04‑818.
Bernhard was een onwettige zoon van koning Pepijn van Italië en volgde zijn vader op als koning van Italië in 810. Bernhard werd op de leeftijd van ongeveer dertien jaar wees, toen zijn vader Pepijn in 810 stierf aan een ziekte, opgelopen bij het beleg van Venetië. Bernhard werd hierna opgevoed in de abdij van Fulda. In 812 werd hij meerderjarig en werd hij benoemd tot gouverneur van Italië, begeleid door abt Adelhard van Corbie, adviseur en neef van de Frankische keizer Karel de Grote. Een jaar later werd hij in Aken tot koning van Italië gekroond, als opvolger van zijn vader – wat bijzonder is omdat hij een onwettige zoon was. Hieruit bleek dat hij door zijn grootvader Karel De Grote zeer gewaardeerd werd. In de eerste jaren van zijn bestuur was hij een trouwe vazal van Karel de Grote en diens opvolger keizer Lodewijk de Vrome. In 815 onderzocht hij de moorden in een conflict tussen paus Leo III en diens tegenstanders uit adellijke Romeinse families. Toen hij in de zomer van 816 opnieuw in Aken was, kreeg hij de opdracht om de nieuwe paus Stephan IV bij diens reis naar keizer Lodewijk te begeleiden. In 817 stelde Lodewijk de Vrome de Ordinatio Imperii op, een document dat de troonopvolging in het rijk moest regelen. Bernhard werd bij het opstellen daarvan niet geraadpleegd. Eigenlijk was zijn machtspositie hinderlijk voor Lodewijks drie zonen. Bernhard vreesde dat hij zijn positie zou verliezen. Daarop werden er aan zijn hof plannen gemaakt voor het uitroepen van een onafhankelijk koninkrijk. Bernhard bezette met zijn troepen de belangrijkste passen van de westelijke Alpen, zonder dat hij de bedoeling leek te hebben om de keizer aan te vallen. Het ging hier eerder om een defensieve actie, omdat Bernhard er zich goed van bewust was dat zijn leger militair niet opgewassen was tegen dat van de keizer. Lodewijk de Vrome mobiliseerde alle dienstplichtige mannen en trok met een leger naar Chalon-sur-Saône. Bernhard begreep dat zijn positie onhoudbaar was, zeker toen enkele van zijn aanhangers hem verlieten. Bernhard kreeg bericht dat Lodewijk hem wilde begenadigen. Bernhard ging naar Lodewijk in Chalon en daar bleek dat hij geen keuze had dan zich met zijn aanhangers over te geven. In 818 werd Bernhard te Aken ter dood veroordeeld maar de straf werd verzacht tot het uitsteken van de ogen (met een roodgloeiend mes). Twee dagen na de straf bezweek Bernhard alsnog na een ondragelijk lijden. De aanhangers van Bernhard verloren allen hun bezittingen en titels, de leken werd de ogen uitgestoken en de geestelijken werden opgesloten. Sommigen, onder meer de gerespecteerde bisschop Theodulf van Orléans, stierven daarna verdacht snel. Lodewijk was daarna bevreesd voor nieuwe opstanden en dwong zijn nog steeds trouwe halfbroers om in het klooster te treden. Lodewijk werd gekweld door wroeging over de dood van Bernhard en Theodulf. Zijn gedrag in de nasleep van deze crisis, inclusief een publieke schuldbelijdenis, deed ernstige afbreuk aan zijn prestige als vorst. Bernhard was getrouwd met Kunigonde van Laon. Zij stichtte het nonnenklooster van San Allessandro in Parma. Volgens sommige bronnen zou ze de dochter zijn van Heribert van Orange, zoon van Willem van Gellonne, maar deze theorie is alleen gebaseerd op de prominente, en anders moeilijk te verklaren, plaats van de naam Heribert onder de graven van Vermandois, de afstammelingen van hun zoon. Bernard en Kunigonde waren ouders van Pepijn van Saint-Quentin. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
768. Kunigonde van LAON, geboren ca. 800, overleden na 835.
Uit dit huwelijk:
1. 740. Pepijn van VERMANDOIS, geboren ca. 818.
769. Robert III van WORMS, geboren voor 790, overleden voor 834. Robert III van Worms ,ook Rutpert, was een zoon van Robert van Haspengouw, uit het bekende geslacht der Robertijnen. Robert was in 807 graaf van de Wormsgouw en de Oberrheingau, keizerlijk gezant in Mainz en een vooraanstaand hoveling van Lodewijk de Vrome. Hij was gehuwd met Waldrada van Orléans, erfdochter van graaf Hadrianus van Orléans (en daardoor kleindochter van Gerold van Vintzgouw) en Waldrada van Hornbach. Zij erfde in 822 omvangrijke goederen in de omgeving van Orléans. 19 december 834 deed Waldrada samen met haar zoon Guntram een schenking voor het zielenheil van Robert aan de Abdij van Lorsch. Robert en Waldrada waren ouders van: Oda, gehuwd met Werner, graaf van de Wormsgouw; Guntram; dochter, gehuwd met Megingoz I, graaf van de Wormsgouw; Robert de Sterke (ca 820-866). Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
770. Waldrada van ORLÉANS, geboren ca. 789, overleden ca. 834.
Uit dit huwelijk:
1. 741. Robert IV de Sterke van NEUSTRIë, geboren ca. 820.
771. Hugo II van TOURS, geboren ca. 775 te Tours (Fr.), overleden 20‑10‑837 te Ticino (Zwitserland), begraven te Monza. Hugo van Tours , ook Hugo de Angstige, was een belangrijke bestuurder en hoveling onder Lodewijk de Vrome en diens zoon Lotharius I. Hij was zoon van Liutfried II van Sundgouw, kleinzoon van hertog Luitfried van de Elzas. Hugo is begraven in Monza. Hugo had uit zijn familiebezit grote bezittingen in de Elzas. Hij begon zijn loopbaan als graaf van Tours en Sens en voogd van St Julien te Auxerre. In 811 maakte hij met bisschop Haido van Basel en hertog Aio van Friuli, deel uit van een Frankisch gezantschap naar Constantinopel om daar de Pax Nicephori te bevestigen. In 824 leidt hij een veldtocht naar Bretagne en in 826 begeleidde hij keizerin Judith naar de doop van de Deense koning Harald Klak in Ingelheim. In 827 kreeg Hugo de opdracht om samen met Matfried I van Orléans en Pepijn I van Aquitanië een leger te formeren om een inval in de Spaanse Mark onder leiding van de Islamitische generaal Abu Marwan af te slaan. Matfried en Hugo talmden net zo lang totdat de dreiging voorbij was. Hieraan dankte hij zijn bijnaam. In februari 828 werden hem daarom op een hofdag in Aken al zijn functies ontnomen. Daarna werd Hugo een van de voornaamste hovelingen van Lotharius I. Hij was een van diegenen die hem aanzetten tot opstand tegen zijn vader. Als straf verloor hij al zijn bezittingen in West-Francië. Om hem daarvoor te compenseren werd hij door Lotharius hertog van Locate (bij Milaan) gemaakt. Hugo kwam in Ticino om bij een aardbeving. Hij liet zijn bezittingen na aan St. Johannes de Doper te Monza. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
772. Ava van MORVOIS, gravin van de Elzas, geboren dd‑mm‑778, overleden 04‑11‑839 te Tours (F.).
Uit dit huwelijk:
1. 742. Adelais, gravin van Auxerre en Tours, geboren ca. 810.
2. 775. Irmgard, geboren dd‑mm‑800.
3. Hugo III de TOURS, graaf van Bourges, geboren ca. 800. Gehuwd voor de kerk ca. 820 met Bava d’OSTREVANT, geboren ca. 805, dochter van Adalbert II d’OSTREVANT en Régine de FRANCIE.
773. Giselbert van de BIDGOUW, geboren ca. 800.
Kind:
1. 743. Giselbert I van MAASGOUW, geboren dd‑mm‑825 te Aquitaine (Fr.).
774. Lotharius I van BEIEREN, Rooms keizer, geboren dd‑mm‑795 te Altdorf (Dl.), overleden 29‑09‑855 te Prüm (Dl.).
Tot 840 regeerde hij samen met zijn vader. Hij was koning van Italië van 818 tot 855 en koning van Midden-Francië van 840 tot 855. Hij probeerde om als keizer het oppergezag over het gehele Frankische Rijk te behouden maar moest na de dood van zijn vader uiteindelijk instemmen in een deling met zijn broers. De regio Lotharingen is naar hem genoemd. In 815 werd Lotharius benoemd tot gouverneur van Beieren. Bij de Ordinatio Imperii van 817 werd hij benoemd tot medekeizer van zijn vader en eerste erfgenaam. Onder het keizerlijk gezag werden zijn broers Pepijn en Lodewijk benoemd tot koningen van Aquitanië en Beieren. Hun neef Bernhard was al koning van Italië. Na de mislukte opstand van Bernhard in 818 werd Lotharius ook koning van Italië. Hij hervormde het bestuur in zijn koninkrijk en werd in 823 opnieuw gekroond door paus Paschalis I. In 824 verklaarde Lotharius dat hij als keizer boven de paus stond. Na de dood van Ermengarde van Haspengouw, de moeder van Lotharius in 818, was Lodewijk de Vrome op aandrang van zijn hofhouding hertrouwd in 819 met Judith van Beieren. Op haar aandringen wees Lodewijk hun zoon Karel geboren in 823 in 829 ook een eigen gebied toe. Lotharius en zijn broers zagen hierin een inbreuk op de Ordinatio Imperii en zagen hierin bovendien een teken van de toenemende macht van Judith en haar gunstelingen in het hof. Opgestookt door hun ooms en neven die allemaal grieven hadden tegen hun vader Lodewijk en door een aantal ontevreden edelen, besloten ze om een greep naar de macht te doen:
- 831 Nadat Lodewijk de Duitser en Pepijn hun vader gevangen hebben genomen, trekt Lotharius met een groot leger naar het noorden en roept een rijksdag bijeen in Nijmegen. Maar Lodewijk de Vrome heeft Pepijn en Lodewijk de Duitser een groter deel in de erfenis beloofd en ook de lokale edelen zijn trouw aan Lodewijk de Vrome. Op de Rijksdag moeten de zoons hun vader weer als koning erkennen. Lotharius wordt begenadigd maar houdt alleen Italië over, en gaat daar in ballingschap.
- 832 Na conflicten met Lodewijk de Duitser en Pepijn, benoemt Lodewijk de Vrome Karel de Kale tot koning van Aquitanië en wijst de rest van het keizerrijk aan Lotharius toe.
- 833 Lotharius kiest voor een machtsgreep en marcheert naar het noorden. De legers van Lodewijk de Vrome aan de ene kant en de drie opstandige broers aan de andere kant, ontmoeten elkaar bij Colmar. Er wordt dagenlang onderhandeld maar ondertussen hebben de broers, met hulp van de paus, een deel van het leger van Lodewijk omgekocht of overgehaald om hun kant te kiezen. Lodewijk beveelt zijn resterende troepen niet meer te vechten en wordt gevangengenomen. Uit boosheid over het gedrag van Lotharius en de vernederingen die de broers Lodewijk de Vrome laten ondergaan, kiezen steeds meer edelen in Neustrië en Austrasië de kant van Lodewijk de Vrome. Lotharius wordt gedwongen om zich terug te trekken op Bourgondië.
- 834 Lotharius wil in onderhandelingen met zijn broers de situatie van de Ordinatio Imperii herstellen, waarbij hij als keizer dus boven zijn broers zal staan. Pepijn en Lodewijk zijn hier niet van gediend; zij willen de hun in 831 toegezegde koninkrijken behouden en als zelfstandige koningen regeren. Lotharius moet zich in Blois onderwerpen, Pepijn en Lodewijk verdrijven Lotharius naar Italië en maken hun vader weer keizer.
- 835 De belangrijkste partijgangers van Lotharius verliezen bij de synode van Diedenhoven hun functies of overlijden in Italië tijdens een epidemie.
- 838 Pepijn sterft
- 839 Lotharius kiest door bemiddeling van Judith nu de kant van Lodewijk de Vrome
- 840 Lotharius erkent Karel als koning van Aquitanië. Het keizerrijk wordt ruwweg verdeeld in een oostelijk deel (met Italië) voor Lotharius, en een westelijk deel voor Karel. Lodewijk de Duitser houdt alleen de macht in Beieren. Lodewijk de Vrome zendt op zijn sterfbed de keizerlijke tekenen van waardigheid aan Lotharius, die daarna het keizerschap over het hele rijk opeist.
- 841 Karel en Lodewijk sluiten een bondgenootschap tegen Lotharius (eed van Straatsburg). Lotharius verbindt zich met zijn neef Pepijn II van Aquitanië, die ondanks het koningschap van Karel de feitelijke machthebber in Aquitanië is. Op 25 juni worden Lotharius en Pepijn echter verslagen bij Fontenay in Bourgondië. Lotharius vlucht naar Aken en onderneemt van daaruit rooftochten maar moet ook Aken opgeven. Lotharius verbindt zich daarop met de Saksische boeren maar hun verzet wordt door Lodewijk en de Saksische adel onderdrukt. Uiteindelijk trekt Lotharius zich terug op Lyon. In dit jaar geeft hij Walcheren in leen aan de Vikingen om zo nieuwe bondgenoten te werven, dit leidt tot een langdurige aanwezigheid van de Vikingen in Friesland.
- 842 begin van onderhandelingen (door delegaties) bij Mâcon op een eiland in de Saône
- 843 vredesverdrag: het Verdrag van Verdun. Deze deling betekent het einde van het Frankische Rijk en legt de basis voor het ontstaan van Frankrijk, Duitsland en Italië. Ook de kortstondige hereniging onder Karel de Dikke kon deze ontwikkeling niet tegenhouden.
Bij het verdrag van Verdun heeft Lotharius zijn broers op bijna alle punten moeten toegeven. Maar aan de andere kant had hij nog wel de keizerstitel en alle gebieden die daarmee verband hadden zoals de hoofdstad Aken, de dalen van de Maas en de Moezel waar de bezittingen van zijn voorouders lagen, en Italië met de controle over de paus en de associatie met het oude Rome. In 844 benoemt hij zijn zoon Lodewijk tot koning van Italië en in 850 maakt hij hem medekeizer. In het noorden is hij gedwongen om meer gebieden aan de Vikingen in leen te geven. In 855 roept hij zijn zoons bij zich in de Abdij van Prüm en verdeelt zijn rijk onder hen:
- Lodewijk krijgt Italië
- Karel het grootste deel van Bourgondië en de Provence: de oorsprong van het koninkrijk Provence
- Lotharius II het noordelijke deel van Bourgondië en de rest van het Middenrijk, dat later naar hem Lotharingen zal worden genoemd
Daarna wordt Lotharius monnik in de abdij en sterft 6 dagen later. Het graf van Lotharius is in 1860 ontdekt in de Abdij van Prüm. Prüm lag toen in het koninkrijk Pruisen en met financiële steun van koning Wilhelm I werd een nieuwe graftombe voor Lotharius gebouwd waarin hij nu nog begraven is. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk 15‑11‑821 te Thionville (Fr.) met
775. Irmgard van TOURS, geboren dd‑mm‑800, overleden 20‑03‑851 te Erstein (D.). De heilige Irmgard of Ermengarde was de dochter van graaf Hugo van Tours. Zij zou abdis van de abdij van Bolzano worden. 15 november 821 trad zij echter in Thionville in het huwelijk met keizer Lotharius I en daarna werd ze voogdes van Bolzano. Een van haar kinderen was een dochter, Rotrude. In 849 stichtte zij samen met haar dochter in Erstein (Elzas) een vrouwenklooster. Rotrude werd de eerste abdis van het klooster. Irmgard kreeg vanuit Rome een groot aantal relieken geschonken voor het klooster. Sindsdien waren alle rijksvorstinnen ook abdis van dit klooster. Irmgard is begraven in Erstein. Haar feestdag is op 20 maart. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 744. Irmingard der FRANKEN, geboren dd‑mm‑830 te Alsace (Fr.).
776. Liudolf van SAKSEN.
Gehuwd met
777. Oda van BILLUNG.
Uit dit huwelijk:
1. 745. Otto I, geboren ca. 850.
778. Heinrich van BABENBERG, markgraaf van Saksen; hertog van Franken, geboren ca. 820, overleden 28‑08‑886 te Parijs (Fr.), begraven te Soissons (Fr.). Hendrik van Babenberg (ook wel Hendrik van Neustrië) was de belangrijkste legeraanvoerder van Lodewijk III de Jonge en Karel de Dikke. Hendrik was markgraaf van Saksen en hertog van Franken. Hij was een zoon van Poppo I van Grabfeld en Williswind, een dochter of kleindochter van Cancor. Zijn jongere broer was Poppo van Thüringen. Zijn belangrijkste kasteel was de Babenberg waar het geslacht van de Babenbergers naar is genoemd, op de plaats van het kasteel is de stad Bamberg ontstaan. In 861 nam Hendrik deel aan de mislukte opstand van Koenraad van Beieren tegen Lodewijk de Duitser. Dit bleef blijkbaar zonder ernstige gevolgen voor Hendrik want in 866 trad hij op als legeraanvoerder voor Lodewijk III tegen Moravië. In 871 kwam hij echter weer in conflict met Lodewijk toen die een vazal van Hendrik de ogen liet uitsteken, en zo inbreuk maakte op Hendriks bevoegdheden. Na de dood van Lodewijk de Duitser trad Hendrik pas in 880 weer op de voorgrond als aanvoerder tegen de opstandige Hugo, hertog van de Elzas. Nadat Karel de Dikke koning van geheel Oost-Francië was geworden, werd Hendrik zijn legeraanvoerder. In 882 trok hij in opdracht van de keizer aan het hoofd van een Frankisch leger snel op tegen Godfried de Noorman die met een leger van Vikingen bij Asselt in de Maasvallei was gelegerd. De geplande verrassingsaanval mislukte echter. Daarna was hij een van de leiders hij de belegering van Asselt. Voordat het tot een echte veldslag kwam, werd er echter een akkoord gesloten waarbij de inval van Godfried werd afgekocht met een geldbedrag en met graafschappen in Friesland. Het jaar daarop bevocht Hendrik de Vikingen echter alweer in de omgeving van Prüm. In 884 stond hij aan de leiding van een leger dat Saksen tegen de Noormannen verdedigde. Aan zijn zijde bevond zich ook bisschop Arn van Würzburg. Hij bevrijdde in deze campagne het bezette Duisburg en de gebieden van de Nederrijn. In 885 rekende Hendrik definitief af met Godfried de Noorman en Hugo van de Elzas. Zijn soldaten vermoordden samen met de lokale graven Gerulf en Everhard Saxo, Godfried tijdens een feestelijke bijeenkomst in Spijk. Hugo werd gevangengenomen. Zijn ogen werden uitgestoken. Toen Karel de Dikke in 884 ook koning van West-Francië was geworden, werd Hendrik na de dood van Ragenold van Neustrië in 885 ook met de verdediging van Neustrië tegen de Vikingen belast. Hij werd tot markgraaf van Neustrië benoemd. In 886 probeerde hij Parijs te ontzetten toen die stad door de Vikingen werd belegerd. Hendrik moest zich terugtrekken maar toen Karel de Dikke zich met versterkingen bij hem voegde, trok hij weer naar Parijs. Hendrik werd toen tijdens een schermutseling gedood. Hij lag begraven in de abdij van Sint-Medardus te Soissons waar ook veel leden van het Merovingische koningshuis lagen begraven. Hendrik was zoon van Poppo I van Grabfeld en een onbekende vrouw. Hij was getrouwd met Ingeltrudis, mogelijk een dochter van Eberhard van Friuli en Gisela, dochter van Lodewijk de Vrome en Judith van Beieren. Zij hadden de volgende kinderen: Hedwig van Babenberg, getrouwd met Otto I van Saksen, de stamhertog van Saksen, en de moeder van Hendrik de Vogelaar; Adalbert (854 – 9 september 906), overviel en doodde op 23 februari 906 hertog Koenraad de Oudere van Thüringen. Namens de koning kreeg hij een vrijgeleide voor besprekingen maar hij werd gevangengenomen en onthoofd, als straf voor het breken van de rijksvrede; Adalhard (-903) gevangengenomen door de familie van hertog Koenraad van Thüringen en gedood; Hendrik, gesneuveld in 902/903; Adelinde, (ca. 855 – na 915), gehuwd met Eticho I van de Ammergau, maakt omstreeks 910 een pelgrimstocht naar Jeruzalem, begraven in het klooster van Buchau; volgens sommige reconstructies ook Berengar van Bayeux. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
779. Ingeltrude van FRIULI, geboren ca. 836, overleden ca. 867. Ingeltrude was een kleindochter van keizer Lodewijk de Vrome, een dochter van Eberhard van Friuli en Gisela, een dochter van Lodewijk. Ze trouwde rond 850 met Hendrik van Babenberg. Hun dochter, Hedwig van Babenberg, getrouwd met hertog Otto I van Saksen, werd in 876 de moeder van koning Hendrik de Vogelaar, de grondlegger van de Ottoonse dynastie. Ingeltrude van Friuli is de ontbrekende schakel tussen de Karolingische en de Ottoonse dynastie. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 794. Berengar van BAYEUX, geboren ca. 850 te Neustrië.
2. 746. Hedwig, geboren ca. 850.
780. Reginhard van RINGELHEIM, gedoopt ca. 845.
Gehuwd met
781. Mathilde van MERSEBURG, gedoopt ca. 845.
Uit dit huwelijk:
1. 747. Diederik, geboren ca. 870.
782. Karel II (de kale) der FRANKEN, Keizer van het H. Roomse Rijk. Hertog der Alemannen. Vorst van Andorra. Graaf van Urgel. Geboren 13‑06‑823 te Frankfurt an der Main (Dl.), overleden 06‑10‑877 te Brides-Les-Bains, Avrieux (Zwi.), begraven te Parijs (Fr.). St. Denis.
Karel de Kale (Frans: Charles le Chauve), koning van West-Francië (840/843-877), tot keizer gekroond van Heilige Roomse Rijk (875-877) als Karel II, met de grenzen van zijn land vastgesteld door het Verdrag van Verdun in 843, was de jongste zoon van keizer Lodewijk de Vrome en zijn tweede vrouw Judith van Beieren. Karel werd geboren als jongste zoon van keizer Lodewijk de Vrome, de enige uit diens tweede huwelijk met Judith van Beieren. Karel werd opgevoed in het klooster van Reichenau door Walahfrid Strabo, een bekende intellectueel van zijn tijd. In 817 had Lodewijk zijn rijk al verdeeld tussen de drie zoons uit zijn eerste huwelijk door de Ordinatio Imperii. Judith zette zich uit alle macht in om ook haar zoon Karel een erfdeel te geven, en werd daarbij gesteund door een invloedrijke factie van hovelingen. In die periode kreeg Karel zijn bijnaam “de Kale”, wat in deze context “zonder bezit” betekent. In 839 had Judith succes en kreeg Karel, Allemannië toegewezen, vermoedelijk omdat hij dat jaar 16 werd en als meerderjarig werd beschouwd. Dit was een inbreuk op het evenwicht van de Ordinatio Imperii, wat leidde tot onvrede bij zijn halfbroers – vooral bij Lotharius I, die het meest werd benadeeld door de nieuwe verdeling. De halfbroers van Karel en andere tegenstanders van Judith, Karel en hun factie aan het hof, hebben voortdurend geruchten verspreid dat Karel het kind zou zijn uit overspel van Judith met Bernhard van Septimanië. Bernhard was de leider van Judiths factie aan het hof. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk 13‑12‑842 te Quierzy-Sur-Oise (Fr.) met
783. Ermentrude van ORLÉANS, geboren ca. 830, overleden 06‑10‑869 te abdij van Hasnon, begraven te Parijs (Fr.). Kathedraal St. Denis.
Ermentrudis van Orléans was een dochter van Odo van Orléans en Engeltrude van Parijs, dochter van Leuthard I van Parijs en Grimhilde. Nadat haar broer Willem in 866 in conflict met Karel was gedood, verliet zij Karel en trok zich terug in de abdij van Hasnon. Zij was beroemd om haar borduurwerk. Ze ligt begraven in de Kathedraal van Saint-Denis. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 763. Judith, geboren ca. 844.
2. 749. Lodewijk II ‘de stamelaar’, geboren 11‑11‑846 te Frankfurt am Rhein (Dl.).
784. Adalhard van PARIJS (Angoulème, Perigord), geboren ca. 830, overleden 10‑10‑890. Na 10-10-890. Adalhard van Parijs was een belangrijk edelman in West-Francië in de tweede helft van de negende eeuw. Adalhard erfde de villa Sennecy van zijn oom Eberhard (van moeders zijde) maar dit bezit werd in beslag genomen door Karel de Kale. omdat Eberhard zich bij de overdracht niet aan de juiste regels zou hebben gehouden. Adelhard was gezant van de koning in Bourgondië. Zijn dochter trouwde in 875 met Lodewijk de Stamelaar, de kroonprins van West-Francië. Dit huwelijk werd wegens te nauwe bloedverwantschap een tijd lang niet door de geestelijkheid erkend. In 877 was Adalhard gedurende het verblijf van Karel de Kale in Italië paltsgraaf en regent van West-Francië. In 882 werd hij graaf van Parijs, als opvolger van zijn oom Leuthard II van Parijs. Adalhard was zoon van Wulfhard van Angoulême, graaf van Flavigny, en Suzanna, dochter van Bego van Toulouse. De naam van Adalhards vrouw is niet bekend. Hij was vader van: Wulfhard, (ca. 855 – 6 september 880-893), sticht de abdij van Flavigny en wordt daar in 875 abt; Adelheid van Parijs. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 750. Adelheid, geboren ca. 853 te Laon (Fr.).
764. Alfred ‘de grote’ van WESSEX (zie elders)
Gehuwd met
765. Ealswith van de GAINI (zie elders)
785. Aethelhelm van BERNICA, geboren ca. 859, overleden 12‑06‑897. Aethelhelm was een belangrijke hoveling van Alfred de Grote, ealdorman van Wiltshire die in 887 gezant was van Alfred naar Rome, in 892 land van Alfred ontving bij North Newnton en in 893 samen met andere graven de Denen versloeg bij Buttingdon aan de Severn. Het koninkrijk Bernicia was een koninkrijk dat in de 6e eeuw gesticht werd door de Angelen in het noordoosten van het huidige Engeland en het zuidoosten van Schotland. Mogelijk bestond er voor de komst van de Angelen reeds een Brits-Keltisch koninkrijk in dit gebied genaamd Bryneich. Bernicia omvatte het gebied van de huidige provincies Northumberland, Durham, Berwickshire en East Lothian. In de vroege 7e eeuw vormde het samen met Deira het koninkrijk Northumbria. In 604 werden Bernicia en Deira voor het eerst door Aethelfrith samengevoegd en, met uitzondering van een paar periodes, bleven ze samen. De uitzondering waren: De periode 633 – 634, toen Northumbria grote chaos kende na de dood van koning Edwin, toen Cadwallon ap Cadfan van Gwynedd binnenviel. na de dood van Cadwallon in 634 werden ze weer een. De periode 644 – 664, toen Deira zich losmaakte. In 651 had Oswiu van Northumbria Oswine van Deira gedood en Aethelwald op de troon gezet. Aethelwald bleek geen goede koning te zijn voor Oswiu; hij onderhandelde met Penda van Mercia en hielp hem toen Penda een aantal keer Northumbria binnenviel. Mercia stopte na de slag om Winwaed. Aethelwald werd afgezet, en Oswiu plaatste zijn zoon Alchfrith op de troon. Het jaar 670, toen Aelfwine, broer van de kinderloze Ecgfrith op de troon van Deira kwam. Aelfwine werd echter gedood in gevecht tegen Mercia in 679, en sindsdien was er geen aparte koning meer voor noch Bernicia noch Deira. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
786. Elswyth van KENT, geboren ca. 840.
Uit dit huwelijk:
1. 752. Aelflaed, geboren ca. 878.
743. Giselbert I van MAASGOUW (zie elders).
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑846 met
744. Irmingard der FRANKEN
787. Koenraad I van AUXERRE, geboren ca. 800, overleden 16‑02‑863. Koenraad I van Auxerre was via zijn zuster Judith een zwager van Lodewijk de Vrome en oom van Karel de Kale. Via zijn zuster Imma was hij de zwager van Lodewijk de Duitser. Koenraad is de stamvader van de Bourgondische tak van de Welfen. Koenraad was een zoon van graaf Welf van Altdorf en daarmee kleinzoon van Rothard van de Argengau. Zijn moeder was Eigilwich die in 826 abdis werd van de Abdij van Chelles. Eigilwich was dochter van de Saksische edelman Isanbarth en zijn vrouw Theodrada. Theodrada was dochter van Bernard en werd in 810 abdis van Notre Dame te Soissons. Koenraad was een belangrijke vertrouweling van Lodewijk de Vrome. Oorspronkelijk was hij graaf van de Argengau. Hij verwierf grote bezittingen in Zwaben. In 830 was hij ook hertog van Alemannië en voogd van de Abdij van Sankt Gallen, en werd in dat jaar (als aanhanger van de keizer) gedwongen om in het klooster te treden tijdens de eerste opstand tegen Lodewijk de Vrome. In 833-834 deelde hij de gevangenschap van keizer Lodewijk. In 839 wordt hij vermeld als graaf van de Argengau, Alpgau, Rheingau, Eritgau en Zürichgau. Hij was ook lekenabt van de Abdij van Sint-Germanus van Auxerre. In 842 was Koenraad namens Karel de Kale en Lodewijk de Duitser een van de drie onderhandelaars in de onderhandelingen voor het verdrag van Verdun. In 844 werd hij ook graaf van de Linzgau. Daarmee bestuurde hij vrijwel het gehele gebied rondom het Bodenmeer. In 849 werd hij graaf van Parijs (onder Karel de Kale dus), Koenraad bleef echter een belangrijke adviseur van Lodewijk de Duitser. Toen Karel en Lodewijk in 859 echter met elkaar in conflict kwamen, moest Koenraad een keuze maken en koos het kamp van Karel. Hij verloor zijn bezittingen in Alemannië en Beieren maar kreeg van Karel het graafschap Auxerre. Dit vormde later de basis voor de Bourgondische bezittingen van de Welfen. Koenraad was getrouwd met Adelheid van Tours, dochter van Hugo van Tours en Ava van Morvois (ca. 820 – 866). Zij hadden de volgende kinderen: Welf (ca. 825 – voor 879), graaf van de Linzgau, Argengau en Alpgau als opvolger van zijn vader toen die graaf van Parijs werd, maar verloor zijn titels toen hij in 859 de keuze van zijn vader volgde. Werd gecompenseerd met de functie van lekenabt van de Abdij van Sainte-Colombe te Sens en de Abdij van Saint-Riquier. Hij was getrouwd met Willa van Buchau, erfdochter van Ato van Hegau; Koenraad II; Hugo, maakte een indrukwekkende carrière en werd o.a. graaf van Tours en Auxerre, bisschop van Keulen, markies van Neustrië en lekenabt van meerdere abdijen; Rudolf; Judith (?), getrouwd met Udo, graaf van de Lahngouw, zoon van Gebhard, graaf van de Lahngouw en kleinzoon van Odo van Orléans en Engeltrude van Parijs.Adelheid zou zijn hertrouwd met Robert I van Francië. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
742. Adelais van TOURS, gravin van Auxerre en Tours (zie elders)
788. Eberhard van FRIULI, geboren ca. 810, overleden 16‑12‑866. Eberhard was een van de belangrijkste Frankische edelen van zijn tijd. Zijn naam wordt op verschillende manieren gespeld; alternatieven zijn onder andere Everard, Evrard, Erhard, Eberhard of Eberard; in de gelatiniseerde vorm Everardus, Eberardus of Eberhardus. Hij schreef zijn eigen naam als “Evvrardus”. Als legeraanvoerder wist Eberhard een inval van de Bulgaren in Italië af te slaan. Daarop werd hij in 828 benoemd tot hertog van Friuli. Vervolgens is hij een trouwe bondgenoot van Lodewijk de Vrome in de conflicten tussen Lodewijk en zijn zoons, en trouwde in 836 met een dochter van Lodewijk, Gisela. Hierdoor verwierf hij grote bezittingen in Noord-Frankrijk, waaronder de koninklijke villa van Cysoing, en bezittingen in Italië. In 836 was Eberhard aanwezig op de Rijksdag in Diederhofen en in 839 bemiddelde hij het Verdrag van Worms tussen Lodewijk en zijn zoons. Ook na de dood van Lodewijk bleef Eberhard zich inzetten voor de vrede en was in 843 een van de bemiddelaars van het verdrag van Verdun. Daarna nam hij de leiding van de verdediging van Italië tegen de Saracenen op zich. In 851 wist hij de Saracenen een zware nederlaag toe te brengen. Eberhard probeerde persoonlijk om krijgsgevangen tot het christelijk geloof te bekeren, in Rome werd een dankdienst gehouden. In 858 was hij nog een ambassadeur van Lodewijk II van Italië bij Lodewijk de Duitser. In 863 legde hij zijn functie als hertog neer. In 866 maakte hij een testament in Treviso. Dit beschrijft goederen in Lombardije, Zwaben, de omgeving van Rijsel, Henegouwen en de Condroz, maar ook juwelen, relieken en boeken. Eberhard werd opgevoed aan de hofschool van Karel de Grote. Hij verzamelde een grote bibliotheek en gaf opdrachten aan Lupus van Ferrières en Sedulius Scotus om Latijnse werken voor hem te schrijven. Ook stond hij in correspondentie met de bekende theologen en kerkelijke leiders, Godschalk van Orbais, Hrabanus Maurus en Hincmar van Reims. In 854 bracht hij het gebeente van de heilige Calixtus van Rome over naar Cysoing en stichtte daar samen met zijn vrouw een abdij die aan de heilige was gewijd. Van Eberhard was bekend dat hij graag meezong in het koor. Eberhard en Gisela waren beroemd om hun vrome leven en hun goedheid. Eberhard heeft een groot aantal horigen hun vrijheid gegeven. Eberhard is heilig verklaard, hij werd begraven in de Sint-Calixtusabdij te Cysoing. Gisela werd na de dood van Eberhard abdis van San Salvatore te Brescia. Zij heeft mozaïeken geschonken aan de basiliek van Aquileia, waar ze ook zelf op voorkomt. Eberhard was zoon van Unruoch II van Ternois en Engeltrude van Parijs, dochter van Bego van Toulouse. Hij was getrouwd met Gisela (ca. 820 – na 874), dochter van Lodewijk de Vrome en Judith van Beieren. Zij kregen de volgende kinderen: Eberhard, jong overleden; Ingeltrude, vermoedelijk vrouw van Hendrik van Babenberg; Unruoch III van Friuli, volgt in 866 zijn vader op als hertog van Friuli, gehuwd met Ava van Monza; Rudolf (ovl. 1 mei 892), lekenabt van Sint-Calixtus te Cysoign en Sint-Vaast te Arras, graaf van het graafschap Artesië en Ternaasland; Berengarius I van Friuli, koning van Italië; Adelhard, abt van Sint-Calixtus te Cysoign; Alpais, jong overleden, begraven in de Sint-Calixtusabdij te Cysoing; Heilwig, (ovl. na 895), in eerste huwelijk getrouwd met Hucbold van Ostrevant, in tweede huwelijk met Rogier van Laon; Gisela, (ovl. april 863), non in San Salvatore te Brescia; Judith, gehuwd met Koenraad II van Auxerre. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑836 met
789. Gisela der FRANKEN, geboren ca. 820, overleden na 874.
Uit dit huwelijk:
1. 755. Judith, geboren ca. 838.
2. 799. Ingeltrude, geboren ca. 836.
790. Helgaud III de PONTHIEU.
Kind:
1. 756. Hilduin II, geboren dd‑mm‑890.
791. Guy van SOISSONS, geboren dd‑mm‑875, overleden dd‑mm‑950.
Kind:
1. 757. Noëlle de DAMMARTIN, geboren dd‑mm‑895 te Dammartin (Fr.).
792. Rognvald I Eysteinsson de HEIDMARK, jarl (gekozen hoofdman) van More en Romsdal, geboren dd‑mm‑830 te Vestfold (N.), overleden dd‑mm‑894 te Giske (N.). Rognvald Eysteinsson was een Noors edelman en wordt beschouwd als stichter van het Viking-koninkrijk van de Orkney-eilanden. Rognvald was een trouwe vazal van Harald Mooihaar. Hij was jarl van M¢re en Romsdal nadat Harald de macht in Noorwegen had verworven. Rognvald zou de edelman zijn die Harald had geholpen zijn haar af te knippen (Harald had gezworen zijn haren niet te knippen tot hij heel Noorwegen zou beheersen) en hem zijn bijnaam gaf. Hij had een versterking in Ålesund. Hij ging met Harald op campagne in Schotland en ontving de Shetlands en de Orkneys als genoegdoening voor de dood van zijn zoon Ivar. Hij stierf in een brand toen hij in zijn kasteel werd overvallen door Halfdan en Gudrod, zoons van Harald Mooihaar. Rognvald is een onzekere figuur omdat zijn verhouding tot Harald Mooihaar chronologisch niet helemaal kloppend is te maken met de moderne historische inzichten die Harald wat later plaatsen, maar er wordt in bronnen niet aan zijn persoon getwijfeld. Rognvald was zoon van Eystein Glumra (ca. 800 – 846), jarl van Oppland en Hedmark. Volgens de Orkneyinga saga was die zoon van jarl Ivar, zoon van Halfdan, zoon van Sveidi de zeekoning. Rognvald was getrouwd met Ragnhilda Hrolfsdottir (ca. 848 – 892). Zij waren volgens sommige bronnen ouders van Rollo, de stamvader van de graven van Normandië. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
793. Ragnhild HROLFSDOTTIR, geboren ca. 848 te Vestfold (N.), overleden ca. 892.
Uit dit huwelijk:
1. 758. Rollo Ragnvaldsson ‘Robert’ van NORMANDIë, geboren ca. 846 te Maer (N.).
794. Berengar van BAYEUX, geboren ca. 850 te Neustrië, overleden ca. 896. Berengar van Bayeux was markgraaf van Neustrië en graaf van Bayeux en Rennes. Van Berengar is bekend dat hij met wisselend succes tegen de Vikingen heeft gevochten. Hij heeft de Vikingen verslagen bij Bayeux en bij Le Mans. Maar volgens de overlevering is zijn dochter Poppa (ca. 880 – na 919) ontvoerd door Rollo en kon hij niet anders doen dan hun huwelijk te accepteren, hoewel dit huwelijk natuurlijk ook een bewuste politieke toenaderingspoging kan zijn geweest. Berengar zou uiteindelijk in gevechten met Rollo zijn gedood. De afkomst van Berengar is onduidelijk maar waarschijnlijk was hij een zoon van Hendrik van Babenberg, die hij dan na zijn dood als markgraaf zou hebben opgevolgd. Zijn moeder was dan Ingeltrude van Friuli. Berengar trouwde in zijn eerste huwelijk met een onbekende dochter van Gurwent van Rennes, en in zijn tweede huwelijk met een onbekende dochter van Pepijn van Vermandois. Berengar was vader van: Judicael Berengar, uit zijn eerste huwelijk; Poppa, vermoedelijk uit zijn tweede huwelijk. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
795. Judith de RENNES, geboren ca. 850.
Uit dit huwelijk:
1. 759. Poppa, geboren dd‑mm‑872 te Evreux (Fr.).
796. Ranulf II van POITIERS, geboren ca. 850, overleden 05‑08‑890. Ranulf II van Poitiers was een praktisch onafhankelijke hertog van Aquitanië. Ranulf werd in 866 graaf van Poitou als opvolger van zijn vader Ranulf I van Aquitanië. In 868 werd hij door de opstandige Bernhard van Septimanië uit Poitou verjaagd en vluchtte hij met zijn broers naar Lodewijk de Stamelaar die toen koning van Aquitanië was. Pas in 878 wist hij Poitou weer terug te krijgen. Ranulf gaf op zijn beurt Lodewijks zoon Karel de Eenvoudige een veilig onderdak en zorgde voor zijn opvoeding. In 882 leverde hij strijd tegen de Vikingen bij Brillac en werd verslagen. Ranulf werd in 887 benoemd tot hertog van Aquitanië. Hij steunde Guido van Spoleto in zijn poging om koning van West-Francië te worden. Toen Odo I van Frankrijk koning was geworden weigerde Ranulf hem te erkennen, en riep zichzelf uit tot koning van Aquitanië. Hij creëerde een stelsel van burggraafschappen om zijn gebied te kunnen verdedigen. In 889 probeerde Odo om Ranulf door een veldtocht te onderwerpen maar Ranulf wist deze aanval af slaan. Ranulf stierf op 5 augustus 890 volgens sommige bronnen in gevecht met de Vikingen, volgens andere bronnen omdat hij vergiftigd was in opdracht van Odo. Ranulf was zoon van Ranulf I van Aquitanië en Bilchildis van Maine. Hij was gehuwd met Ermengarde, maar zijn zoon Ebalus Manzer was geboren uit een buitenechtelijke relatie met een onbekende vrouw. Ebalus bijnaam Manzer heeft aanleiding gegeven tot speculatie onder genealogen. Manzer is een bijnaam die in Zuid-Frankrijk nog een enkele keer voorkomt, en steeds bij een bastaard. Het woord heeft echter geen betekenis in een lokale taal van die tijd, maar wel in het Hebreeuws waar het bastaard zou betekenen. Hieraan wordt soms de speculatieve conclusies verbonden dat Ebalus moeder van Joodse afkomst zou zijn. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 760. Ebalus van AQUITANIë, geboren ca. 873.
Generatie XXXIX
782. Karel II (de kale) der FRANKEN (zie elders)
Gehuwd voor de kerk 13‑12‑842 te Quierzy-Sur-Oise (Fr.) met
783. Ermentrude van ORLÉANS (zie elders)
797. Ethelwulf van WESSEX, geboren ca. 795, overleden 13‑01‑858, begraven te Winchester.
Æthelwulf, ook Ethelwulf of Edelwolv was koning van Wessex (839 – 856) en van Kent (825 – 856), Essex en Sussex. Hij was zoon van Egbert van Wessex en Redburga. In 825 veroverde hij Kent voor Wessex, en werd daar koning onder het oppergezag van zijn vader. In 839 volgde hij zijn vader op als koning van Wessex, dat in die tijd het gehele zuidelijke kustgebied van Engeland omvatte: van Cornwall tot Essex. Hij werd gekroond in Kingston upon Thames. Al snel gaf hij het bestuur over het oostelijk deel van zijn rijk aan zijn oudste zoon Æthelstan en huwde zijn nog erg jonge dochter Æthelswith met Burgred van Mercia. Æthelwulf bereikt in 850 een akkoord over een grensgeschil met Mercia. Daarna wordt hij geconfronteerd met een inval van de Vikingen onder Rorik van Dorestad, die Canterbury en Londen wisten te veroveren en daarna Mercia versloegen. Æthelwulf versloeg de Vikingen in 851 bij Oakly of Ockly. Hij moest wel toestaan dat East Anglia onder controle van de Vikingen bleef. Ook versloeg hij in 853, samen met Mercia, Cyngen ap Cadell van het koninkrijk Powys. In 853 stuurde hij zijn jongste zoon Alfred, die zes jaar oud was en vermoedelijk was voorbestemd voor een geestelijk ambt, naar Rome. In 855 (vermoedelijk na het overlijden van zijn vrouw) ging hij ook zelf naar Rome en deed kostbare schenkingen aan de kerk, o.a. gouden kelken en vergulde zilveren kandelaars aan de St. Pieter en erkende ook de opperheerschappij van de paus. Na zijn terugkeer in 856 werd hij geconfronteerd door zijn zoons die tijdens zijn afwezigheid hadden geregeerd en steun hadden van de adel en de geestelijkheid. Æthelwulf koos voor onderhandelingen en er werd een compromis bereikt waarbij de macht werd gedeeld. Begin 858 overleed hij in Londen. Æthelwulf overleed in Londen maar werd begraven in Steyning (Sussex). In de kerk daar is zijn vermoedelijke grafsteen nog te zien. Het graf werd echter verplaatst naar de Old Minster in Winchester en toen die werd afgebroken, werden zijn resten verplaatst naar de huidige kathedraal van Winchester.
Van Æthelwulf zijn twee huwelijken gedocumenteerd, maar er wordt aangenomen dat hij drie keer getrouwd is geweest en ook nog een minnares heeft gehad. Anders zijn leeftijdsverschillen tussen zijn kinderen en de manier waarop hun onderlinge verhouding wordt beschreven, niet te verklaren:
- veronderstelde eerste vrouw:
- Osburga (ca. 810 – 855?), dochter van Oslac van Wight
- Judith van West-Francië, een dochter van Karel de Kale, die op 1 oktober 856 te Verberie-sur-Oise, 12 jaar oud, met de toen bijna 60-jarige Æthelwulf trouwde. Zij hadden geen kinderen. Volgens Frankisch gebruik werd ze “koningin” genoemd in plaats van “vrouw van de koning” wat onder de Angelsaksen gebruikelijk was. Deze meer formele status leidde tot veel weerstand onder de adel. Na de spoedige dood van Æthelwulf nam diens oudste zoon Æthelbald haar tot vrouw. Ook dit huwelijk bleef zonder kinderen en werd later ongeldig verklaard wegens (aangetrouwde) bloedverwantschap. Judith werd teruggezonden naar haar vader en werd uiteindelijk van zijn hof geschaakt door Boudewijn I van Vlaanderen die later met haar trouwde.
- minnares:
- Æthelberht (ca. 835 – 866). Kon na de dood van Æthelbald koning worden, vermoedelijk omdat de overgebleven wettige zoons nog te jong waren.
Gehuwd voor de kerk ca. 840 met
798. Osburga van WIGHT, geboren ca. 810, overleden ca. 855.
Uit dit huwelijk:
1. 764. Alfred ‘de grote’, geboren 848/849.
799. Aethelred MUCEL, ealdorman van de Gaini, overleden ca. 866. Æthelred Mucel was an Anglo-Saxon noble from Mercia who was the father of Ealhswith, the wife of Alfred the Great. Æthelred witnessed several charters between 867 and 895; he may be the same man as an ealdorman called ‘Mucel’ who witnessed Mercian charters between 836 and 866. It is possible he was the son of another Mucel who witnessed Mercian charters from 814 to the 840s. He is described by Asser as an ealdorman of the Gaini, a tribe after whom Gainsborough in Lincolnshire is believed to be named. In his biography of Alfred the Great, Asser says that in 868 Alfred “was betrothed to and married a wife from Mercia, of noble family, namely the daughter of Æthelred (who was known as Mucel), ealdorman of the Gaini. The woman’s mother was called Eadburh, from the royal stock of the king of the Mercians. I often saw her myself with my very own eyes for several years before her death. She was a notable woman, who remained for many years after the death of her husband a chaste widow, until her death”. The Gaini are otherwise unknown, but were probably one of the tribal divisions of the Mercians. Æthelred had at least two children with Eadburh. They were:
- Ealdorman Æthelwulf (died 903)
- Ealhswith (died 5 December 902), who in 868 married Alfred the Great, by whom she had five children who survived to adulthood.
Een ealdorman is een term uit Angelsaksisch Engeland die gebruikt werd om de bestuurder van een gouw aan te duiden. Deze titel bleef in gebruik vanaf de 8e eeuw tot de Deense overheersing in de 11e eeuw. De term ontstond in het Angelsaksische koninkrijk Wessex en verdween tijdens de regering van de Deense vorst Knoet, die de term verving door het Scandinavische Earl. Deze ealdormen hadden een zeer hoge status en kwamen zeker in de 8e en 9e eeuw uit de directe kring rond de vorst. Hun benoeming was echter niet erfelijk, zoals de vergelijkbare Frankische hertogen en graven na het einde van het Karolingische rijk, maar een benoeming van de koning, die hen ook kon verwijderen van hun post. Als bestuurder van een shire traden ze op als militair bevelhebber van de lokale militie, de fyrd, en als opperrechter. oor deze grote macht kwam het voor dat enkele ealdormen zelf een claim op de troon ontwikkelden, zeker wanneer ze verwant waren met een lokale dynastie, zoals gebeurde in Mercia in de 7e eeuw. De term zelf verdween tijdens de regering van Knoet, die wel de functie, als bestuurder van een shire, behield, maar er een nieuwe, Scandinavische, naam aan gaf; eorl. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
800. Eadburth NN.
Uit dit huwelijk:
1. 765. Ealswith van de GAINI, geboren ca. 852 te Mercis.
801. Pepijn van ITALIë, geboren april 773, overleden 08‑07‑810.
Pepijn van Italië, bij geboorte oorspronkelijk Karloman, was de tweede zoon van Karel de Grote met zijn vrouw Hildegard (na Karel de Jongere en bastaardzoon Pepijn de Gebochelde). Hij was koning (bestuurder en militair bevelhebber) van Italië binnen het rijk van zijn vader. In 781 bezocht Karel Italië, officieel als bedevaartganger, maar mede om er orde op zaken te stellen en het land beter onder Karolingisch gezag te brengen. Hij benoemde er op 15 april zijn zoon Karloman (Pepijn) als koning. Hij brak met opzet met de traditie door hem tot koning van Italië te maken en niet van het nog maar net veroverde Lombardije, hoewel Karloman zich wel vestigde in de oude hoofdstad van de Longobarden, Pavia. Deze benoeming maakte deel uit van de politiek van Karel om het bestuur en de militaire organisatie van zijn rijk te decentraliseren, zodat ook tijdens zijn afwezigheid het rijk adequaat kon worden verdedigd. Karloman was bij zijn benoeming 8 jaar oud en zijn taken werden uitgevoerd door belangrijke hovelingen, zoals abt Adelard van Corbie en hertog Erik van Friuli. Na de mislukte opstand van Karlomans halfbroer Pepijn met de Bult in 792, viel die in ongenade. Karloman werd door de paus opnieuw gedoopt met de naam Pepijn. De belangrijkste gebeurtenissen tijdens het bewind van Pepijn: 791 veldtocht tegen de Avaren langs de Drava; 793 onderdrukt een opstand van Benevento; 795-6 oorlog tegen de Avaren. Met hulp van de Kroatische leider Vojnomir wist hij door te dringen in het gebied tussen Tisa en Donau (nu Hongarije) waar het Avaarse hoofdkwartier, de Ring, gelegen was. Het werd verwoest. Pepijn keerde terug met zoveel goud en zilver dat Einhard beweert dat dit de meest winstgevende onderneming van de Franken ooit was; 797 veldtocht tegen de Slaven aan de oostgrens; 799 neemt deel aan de veldtocht tegen de Saksen; Verovert Corsica op de Moren; 810 Onderwerpt Istrië en de steden aan de Dalmatische kust, slaagt er niet in Venetië te veroveren. In 806 verdeelde Karel de Grote zijn rijk onder zijn zoons in de Divisio regnorum om na zijn dood onenigheid onder zijn erfgenamen te voorkomen. Aan het al bestaande gebied van het Italiaanse koninkrijk voegde hij Beieren, Karinthië en de helft van Alemannië toe. Vreemd genoeg werd er niet gezegd wat er met de keizerstitel ging gebeuren, mogelijk omdat er daarover met Byzantium nog steeds onenigheid was. Het zou echter allemaal anders lopen. Pepijn stierf voortijdig in 810, na een ziekte (vermoedelijk malaria). Met instemming van Karel de Grote volgde diens bastaardzoon Bernhard hem op als koning van Italië. Ook Pepijns oudere broer, Karel, stierf voortijdig. De keizer maakte daarom zijn derde wettige zoon Lodewijk tot zijn enige erfgenaam, met inbegrip van de keizerstitel. De bedoeling was dat Bernhard van Italië -die dus als opvolger voor de keizerstitel gepasseerd werd- zijn oom net zo trouw zou dienen als Pepijn zijn vader gediend had, maar dat bleek al snel een vrome wens. Mogelijk is Pepijn twee huwelijken aangegaan. Een eerste echtgenote zou Bertha van Toulouse zijn, mogelijk een dochter van Willem van Gellone. Een tweede partner was mogelijk Chrothais, via vader Bernhard een kleindochter van Karel Martel. Wel had hij (onwettige?) kinderen: Bernhard van Italië, (797 – Aken, 14 april 818). Opvolger van zijn vader als koning van Italië. Na zijn verzet tegen Lodewijk de Vrome afgezet en (onbedoeld) gedood; Aeda, (geb. 798), gehuwd met de Saksische edelman Billung, ouders van Oda, de vrouw van Liudolf van Saksen; Adelheid/Adèle, echtgenote van Lambert I, graaf van Nantes en hertog Spoleto. Er zijn veel speculaties over de identiteit van de minnares(sen) van Pepijn, maar geen van deze speculaties heeft historische gronden. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 767. Bernhard, geboren ca. 797.
802. Guillaume de GELLONE (d’Aquitaine), geboren ca. 754, overleden 28-05-812 0f 814.
Willem met de Hoorn ook wel: Willem de Hoorndrager, Willem met de Korte Neus, Willem of Wilhelmus van Aquitanië, Guilhem, Guillaume au Cornet, Guillaume d’Orange (niet te verwarren met Willem van Oranje) Guillaume de Gellone was een legendarische middeleeuwse persoon. Hij was hertog van Aquitanië, graaf van Toulouse en ook de eerste archont (vorst) van Orange. Hij is een heilige van de Rooms-Katholieke Kerk en beschermheilige van de wapensmeden. Hoeveel van de verhalen over deze legendarische figuur op feit of fictie berusten is niet precies te zeggen. Hij zou in 752 geboren zijn als zoon van ene Theodoric, graaf van Autun. Zijn moeder zou Aldana geweest zijn, een buitenechtelijke dochter van Karel Martel. Zijn zwager was Fulgaud van Rouergue, gehuwd met zijn zuster Senegonde. Hij was een neef en paladijn van Karel de Grote. Die stelde hem aan als voogd over zijn minderjarige zoon Lodewijk de Vrome, die koning van Aquitanië was. Willem mocht zich daarom tot de meerderjarigheid van Lodewijk hertog van Aquitianië noemen. Ook vocht Willem in het zuiden van Frankrijk tegen de Moren. Bij een van die gevechten sloeg een Moor hem een stuk van zijn neus af, wat hem de bijnaam “Guillaume au Court Nez” (Willem met de Korte Neus) opleverde. Het verhaal is dat dit verbasterde naar “Guillaume au Cornet” (Willem met de Hoorn). Tijdens zijn strijd tegen de Moren veroverde hij in 793, op verzoek van het Concilie van Narbonne, ook de stad Orange, zodat bisschop Salicus daar kon terugkeren. Dit gebied werd hem later door Karel de Grote in leen gegeven, waarmee hij de eerste vorst van Orange werd. Willem was gehuwd met Cunegonde en met Guibourg of Witberg, en werd de vader van graaf Béra van Barcelona en gravin Helenburg van Orange van Cunegonda. Met Guibourg kreeg hij Gotzelm en graaf Bernhard van Septimanië. Willem sprak onder meer Arabisch, daarom kon hij als gezant voor Karel de Grote naar Jeruzalem. Hij keerde terug met de sleutel van het Heilige Graf, die hij Karel kon overhandigen bij zijn kroning tot keizer in 800. Tijdens een volgende missie ging hij onder de naam Isaac, zoals hij door de joodse gemeenschap werd genoemd, naar Bagdad, en kwam terug met de gevechtsolifant Abul-Abbas, een cadeau voor Karel de Grote van de kalief van Bagdad. Nadat zijn vrouw, mogelijk de dochter van een Moorse vorst, in 804 overleden was, trok Willem zich terug in de Abdij Val Gellone, die hij had gesticht in de orde der Benedictijnen van zijn vriend Benedictus van Aniane. Na die terugtrekking werd zijn zoon Bèra zijn gouverneur. Toch kwam Willem bij een opstand in Parijs nog eenmaal Karel de Grote te hulp. Willem overleed op 28 mei 812 of 814 in het door hem gestichte Abdij Val Gellone. Het plaatsje waar dit klooster lag, is na Willems dood naar hem vernoemd: Saint-Guilhem-le-Désert. Hij werd aan het begin van de 11e eeuw zalig verklaard en in 1066 heilig verklaard door Paus Alexander II. Zijn gebeente spoelde bij een overstroming in 1817 weg uit de abdij van Gellone. De botten die daarna resteerden zijn nog aanwezig in een reliekschrijn in de abdij. Willems daden worden onder andere beschreven in La Geste de Garin de Monglane, een middeleeuws Frans heldendicht, in Willehalm, een onvoltooid epos van de Duitse middeleeuwse dichter Wolfram von Eschenbach, en in Spiegel Historiael, de 13e-eeuwse kroniek van Jacob van Maerlant. ‘Willem van Oringen’ komt ook voor in ‘De historie vanden Vier Heemskinderen, waar zijn vader Amerijn van Nerboen wordt genoemd. Bèra, de opvolger van Willem als gouverneur, kreeg onenigheid met enkele halfbroers, die het het niet eens waren met zijn beleid. Zij klaagden hem aan bij het hof in Aken en wonnen het geschil. Bèra werd door Lodewijk de Vrome verbannen naar Rouen, waar hij zou overlijden. Enkele jaren later werd Bernard van Septimanië benoemd tot graaf van Toulouse. Zijn broer Gotzelm werd zijn gouverneur. Hun halfzus Helenburg erfde Orange en trouwde met Gosselin van Provence, zoon van Leibulf die aan de zijde van Willem had gevochten.
Ten onrechte werd deze Willem soms als stamvader van de Oranje-Nassaus gezien. Er is wel een relatie tussen de titel die hij voerde en de tegenwoordige titel, prins van Oranje. Willem van Gellone was, doordat hij het gebied Orange in leen verkreeg van Karel de Grote, de eerste archont = vorst van Orange. Zijn dochter Helenburg trouwde met Gosselin van Provence uit het geslacht Van de Baux uit de Provence. Keizer Frederik I Barbarossa verhief Orange in 1181 tot prinsdom op verzoek van gravin Tiburga II van Orange die getrouwd was met de berooide graaf Bertrand III van de Baux. Bertrand werd de eerste echte prins van Orange. In 1386 trouwde de laatste telg van de Baux, erfprinses Maria van de Baux-Orange (†1417), met Jan III van Chalon-Arlay (†1418) uit het Vrijgraafschap. Jan werd de eerste prins van Orange uit het huis Chalon-Arlay. Hun kleinzoon Willem van Chalon-Arlay (1414-1475) was de eerste van het huis Chalon-Arlay die zich prins Willem van Orange mocht noemen. Toen in 1530 de laatste mannelijke telg van Chalon-Arlay, Filibert van Chalon kinderloos sneuvelde, liet hij zijn bezittingen, inclusief Orange, na aan zijn Bredase neef, Reinhart of Reinardus van Nassau-Breda, de zoon van zijn zus Claudia van Chalon en Hendrik III van Nassau-Breda, die zich daarna René van Chalon noemde, waarmee Orange met de prinstitel in de handen van de Nassaus kwam. René was via zijn moeder dus verwant met het geslacht Baux en daarmee met Willem met de Hoorn. Willem de Zwijger van Nassau-Dillenburg die het van René erfde, was neef via zijn vaderskant. Willem de Zwijger was de oudste zoon van Willem I van Nassau-Dillenburg, de broer van René’s vader Hendrik. Geen bloedverwant dus van Willem met de Hoorn. Hij erfde de bezittingen van de Chalons, al ging dat met de nodige moeite gepaard, inclusief de titel ‘prins van Oranje’. Door dit misverstand werd in 1815 nog de door koning Willem I ingestelde Militaire Willems-Orde op advies van de Hoge Raad van Adel naar Willem de Hoorndrager vernoemd. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk ca. 789 met
803. Kunegonde van WITBURG, geboren ca. 765, overleden ca. 835.
Uit dit huwelijk:
1. 768. Kunigonde van LAON, geboren ca. 800.
804. Robert II van HASPENGOUW, graaf van Wormsgau en Oberrheingau, geboren ca. 765, overleden 12‑07‑807. Robert II van Haspengouw was een zoon van graaf Thuringbert en kleinzoon van Robert I van de Haspengouw en Williswinda. Hij was graaf van Wormsgau, Rijngouw en de Haspengouw, en heer van Dienheim, als opvolger van zijn neef Heimrich. Robert was een belangrijke hoveling van Karel de Grote en wordt veel in aktes genoemd. Hij overleed na terugkeer van een missie naar het Midden-Oosten. Eerste huwelijk met Theoderata (ca. 770 – 789), zij kregen als zoon Robert van Worms, de oudst bekende voorvader van de Robertijnen. Tweede huwelijk met Isengarde. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
805. Theoderata NN, geboren ca. 770, overleden dd‑mm‑789.
Uit dit huwelijk:
1. 769. Robert III van WORMS, geboren voor 790.
806. Hadrianus van ORLÉANS, geboren ca. 755.
Gehuwd met
807. Waldrada van HORNBACH, geboren ca. 760.
Uit dit huwelijk:
1. 817. Odo, geboren ca. 780.
2. 770. Waldrada, geboren ca. 789.
808. Luitfrid van SUNDGOUW, geboren dd‑mm‑707.
Gehuwd met
809. Edith ALSACE, geboren dd‑mm‑719.
Uit dit huwelijk:
1. 771. Hugo II van TOURS, geboren ca. 775 te Tours (F.).
810. Gerard I van PARIJS, graaf van Parijs, geboren ca. 728, overleden dd‑mm‑779. Zoon van Luitfried I van de Elzas en Edith. Hij was de stamvader van de Girardijnen. Volgens verschillende bronnen trouwde hij met een zekere Rotrude, die heel goed een dochter van Carloman, zoon van Karel Martel kan zijn geweest. Uit dit huwelijk werden drie zonen geboren: Étienne van Parijs (geb. 754 – ┼811/815); Leuthard I van Parijs (? – ┼813); Bego van Parijs (? – ┼816). Gerard werd in zijn functie van Graaf van Parijs opgevolgd door zijn zoon, Étienne van Parijs. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
811. Rotrudis der FRANKEN, geboren ca. 750.
Uit dit huwelijk:
1. 772. Ava van MORVOIS, geboren dd‑mm‑778.
2. 855. Leuthard I, geboren ca. 760 te Fesensac (Fr.).
3. 857 Bego van TOULOUSE, geboren ca. 765.
812. Lodewijk I (de Vrome) der FRANKEN, geboren 11‑04‑778 te Chasseneuil, Poitiers (Fr.), overleden 20‑06‑840 te Ingelheim am Ruhr (D.), begraven te Metz (Fr.)in de abdij Van St. Arnulph.
Lodewijk de Vrome, ook wel de Eerlijke en de Joviale, was de koning van Aquitanië vanaf 781. Hij was ook koning der Franken en medekeizer (als Lodewijk I) met zijn vader, Karel de Grote, vanaf 813. Als de enige overlevende volwassen zoon van Karel de Grote en Hildegard, werd hij de enige heerser der Franken na het overlijden van zijn vader in 814, een positie die hij bekleedde tot zijn overlijden, met uitzondering van de periode 833-834, waarin hij was afgezet. Tijdens zijn bewind in Aquitanië werd Lodewijk belast met de verdediging van de zuidwestelijke grens van het rijk. Hij veroverde Barcelona op de moslims in 801 en liet de Frankische autoriteit gelden over Pamplona en de Basken ten zuiden van de Pyreneeën in 812. Als keizer nam hij zijn volwassen zonen – Lotharius I, Pepijn I van Aquitanië en Lodewijk de Duitser – op in de regering en zocht naar een geschikte verdeling van het rijk tussen hen. Het eerste decennium van zijn bewind werd gekenmerkt door tragedies en vernederingen, met name de brutale behandeling van zijn neef Bernhard van Italië. In de jaren 830 werd zijn rijk verscheurd door een burgeroorlog tussen zijn zonen, verergerd door pogingen van Lodewijk om zijn zoon Karel de Kale op te nemen in zijn opvolgingsplannen. Hoewel zijn bewind eindigde op een hoge noot, met orde grotendeels hersteld, werd het gevolgd door drie jaar burgeroorlog. Lodewijk wordt over het algemeen ongunstig vergeleken tegenover zijn vader, maar hij werd dan ook geconfronteerd met heel andere problemen. Terwijl Karel de Grote in Noord-Spanje op veldtocht was, beviel zijn vrouw Hildegard, hetzij op 11 april, in juni of augustus 778 in de palts van Chasseneuil bij Poitiers van een tweeling. Na Karels terugkeer werden ze als Lodewijk en Lothar gedoopt. De Karolingische koningsnamen Karel, Karloman en Pepijn waren al aan Karels eerder geboren zonen vergeven, zodat er besloten werd terug te grijpen op de namen van de belangrijkste Merovingische koningen Chlodowech I, oftewel Clovis, en Chlotarius I. De kleine Lothar overleed al in 779, maar Lodewijk overleefde. Ten tijde van de geboorte van Lodewijk begon Karel de Grote een politiek van decentralisatie van bestuur en militair bevel vorm te geven. Doel daarvan was om in alle strategische grensgebieden een permanent aanwezige macht te hebben, onafhankelijk van de verblijfplaats van Karel zelf. Hiertoe creëerde Karel koninkrijken voor zijn zoons, die daar moesten gaan wonen en het bestuur en het militaire bevel op zich moesten nemen. Lodewijk, drie jaar oud, werd in 781 koning van Aquitanië en daarmee belast met de confrontatie met de Omajjaden van Andalusië, onder regentschap van een hofhouding van ervaren hovelingen, bestuurders en bevelhebbers, die zijn taken voor hem waarnamen. Lodewijk ontving als kind goed onderwijs, hij sprak vloeiend Latijn en beheerste ook Grieks. Hij werd verder opgevoed volgens de gebruiken en wetten van Aquitanië. In 797 verwierf Lodewijk Barcelona nadat de Arabische gouverneur van die stad in opstand was gekomen en toen zijn opstand mislukte de stad liever aan de Franken overdroeg. In 799 ging Barcelona verloren maar in 800 leidde Lodewijk met Willem met de Hoorn en zijn zoon Bera, een leger van Aquitaniërs, Basken, Visigoten (uit Septimanië en de Provence) en belegerde Barcelona, de stad valt uiteindelijk in 801. Hiermee ontstond de Spaanse Mark. In 806 regelde Karel de Grote zijn erfenis. Volgens deze verdeling zou Karel de Jongere vermoedelijk koning worden boven zijn broers en kreeg hij de kern van het rijk, Pepijn kreeg Italië en gedeelten van Zuid-Duitsland en Lodewijk kreeg Aquitanië, een gedeelte van Bourgondië en de Provence. In 812 bedwong Lodewijk een Baskische opstand. Hij ging voor zijn vader minstens een keer op campagne tegen Benevento in Zuid-Italië. Door het overlijden van zijn beide oudere broers, Pepijn en Karel de Jongere, was Lodewijk de enige overgebleven erfgenaam. Op 11 september 813 kwamen de rijksgroten te Aken bijeen en waren zij getuige van de feestelijke verheffing van de zoon van Karel de Grote tot mederegent en exclusieve erfgenaam van het Rijk, met de daaraan verbonden konings- en keizerstitels. In 814 werd Lodewijk koning van de Franken als opvolger van zijn vader. Hij regeerde bijna het gehele rijk zelf, alleen Italië had met Bernhard van Italië, een zoon van Pepijn, nog een eigen koning. Het beleid van Lodewijk werd sterk bepaald door de invloed van zijn hovelingen (waaronder veel van zijn vertrouwelingen uit Aquitanië) en zijn echtgenotes. Hij begon een intensieve periode van wetgeving en staatkundige en kerkelijke hervorming. Lodewijk verplichtte alle kloosters de leefregels van Benedictus te volgen en hij moderniseerde de rechtspraak. Hij stuurde al zijn ongetrouwde (half)zusters naar het klooster om zo machtsvorming rondom toekomstige zwagers bij voorbaat te voorkomen. Zijn onwettige halfbroers liet hij met rust maar zijn neven (behalve Bernhard) dwong hij ook om in het klooster te treden, hoewel die juist bijzonder trouw waren geweest. Zijn belangrijkste raadslieden waren graaf Bernhard van Septimanië en Ebbo, de zoon van zijn min en dus een soort broer, die hij in 816 aartsbisschop van Reims werd. Hij hield ook ministers van zijn vader zoals Elisachar (abt van St Maximin te Trier) en Hildebold (aartsbisschop van Keulen) aan. In 815 maakte hij zijn zoons, Lotharius en Pepijn respectievelijk gouverneur van Beieren en gouverneur van Aquitanië. In 816 ten slotte werd Lodewijk door paus Stephanus, te Reims, tot keizer van het Westen gekroond. Op aandringen van zijn tweede echtgenote, Judith, benoemde Lodewijk in 829 hun zoon Karel tot hertog (niet koning, dus formeel geen inbreuk op de Ordinatio Imperii) van Allemannië (Elzas, Zwaben, Raetië en een deel van Bourgondië). Dit ging natuurlijk ten koste van het erfdeel van Lotharius. Op aandrang van Wala van Corbie, een achteroom van Lodewijk de Vrome, die weer uit het klooster was gelaten, en andere edelen die waren verdrongen door gunstelingen van Judith, begonnen de broers Lotharius, Pepijn en Lodewijk een opstand tegen hun vader en vooral ook tegen de invloed, die Judith op Lodewijk had. Ebbo en Hildwin steunden de opstand net als een aantal bisschoppen. Bernhard van Septimanië, de belangrijkste hoveling en een bondgenoot van Judith, werd beschuldigd van overspel met Judith – hij zou misschien zelfs de vader van Karel zijn. In 830 overtuigde Wala Pepijn van het gevaar van Bernhard van Septimanië. Pepijn trok met een leger naar Parijs en ontmoette met zijn leger zijn broer Lodewijk de Duitser even ten noorden van Parijs. Hun vader, Lodewijk de Vrome, keerde terug van weer een campagne tegen Bretagne (juist begonnen om door een externe vijand te bestrijden de eenheid te bewaren) en ging naar Compiègne. Daar werd hij door Pepijn gevangengenomen. Judith werd in Poitiers gevangengezet en Bernhard van Septimanië vluchtte naar Barcelona. De oudste broer en eerste erfgenaam, Lotharius, trok in 831 met een groot leger naar het noorden en riep in Nijmegen een rijksdag bijeen. Lodewijk de Vrome had Pepijn en Lodewijk de Duitser echter een groter deel in de erfenis beloofd dan Lotharius aanbood en ook de lokale edelen bleven trouw aan Lodewijk de Vrome. Op de rijksdag moesten de zoons hun vader weer als koning erkennen. Lotharius werd begenadigd, maar werd wel naar Italië verbannen. Judith moest een eed zweren dat zij onschuldig was. Wala en andere belangrijke edelen en geestelijken die achter de opstand zaten, werden verbannen. Het gebied van Pepijn werd uitgebreid tot aan de Somme. Het gebied van Lodewijk de Duitser werd uitgebreid tot aan de Rijn. Karel kreeg het tussenliggende gebied van de Moezel tot aan de Provence. Lotharius hield alleen Italië over. In 832 werd Pepijn aan het hof ontboden, waar hij kil werd ontvangen, als gevolg waarvan hij het hof zonder toestemming van zijn vader verliet. Lodewijk de Vrome was bang voor een opstand en stuurde een leger naar Aquitanië. Ondertussen trok Lodewijk de Duitser Zwaben (wat volgens de regeling van 831 binnen zijn gebied viel) binnen met Slavische bondgenoten. Lodewijk de Vrome onderwierp Lodewijk de Duitser bij Augsburg en Pepijn bij Limoges. Hij was zo boos dat hij Pepijn en Lodewijk al hun gebieden ontnam. Vervolgens benoemde hij Karel tot koning van Aquitanië en wees de rest van het keizerrijk aan Lotharius toe. Lotharius koos echter voor een machtsgreep, verbond zich met Pepijn en Lodewijk de Duitser en marcheerde in 833 naar het noorden. De legers van Lodewijk de Vrome aan de ene kant en de drie opstandige broers aan de andere kant, ontmoetten elkaar bij Colmar. Er werd dagenlang onderhandeld maar ondertussen hadden de broers, met hulp van de paus, een deel van het leger van Lodewijk omgekocht of overgehaald om hun kant te kiezen. Lodewijk beval zijn resterende troepen uiteindelijk om niet meer te vechten om een kansloos bloedbad te voorkomen, en werd gevangengenomen en opgesloten in de Sint-Medardusabdij te Soissons. De plaats van de veldslag, die niet doorging, ging de geschiedenis in als het Lügenfeld (niet van leugen, maar van lueg – hinderlaag – die de drie zoons hier tegen hun vader gespannen hadden door zijn soldaten om te kopen). Karel de Kale werd opgesloten in de Abdij van Prüm en Judith in Tortona. Lodewijk de Vrome werd door een synode (onder voorzitterschap van Ebbo) in Soissons afgezet en moest te Compiègne een openbare schuldbekentenis doen. Hij werd in Reims symbolisch van de drempel van de kerk verbannen. Lodewijk de Duitser (inmiddels getrouwd met Emma, een zuster van Judith) begon onder invloed van zijn familie en schoonfamilie weer toenadering tot Lodewijk de Vrome te zoeken. Uit boosheid over het gedrag van Lotharius en de vernedering van Lodewijk de Vrome kozen ook steeds meer edelen in Neustrië en Austrasië de kant van Lodewijk de Vrome. Lotharius werd gedwongen om zich terug te trekken op Bourgondië. In 834 wilde Lotharius de situatie van de Ordinatio Imperii van 817 herstellen, waarbij hij als keizer dus boven zijn broers zou staan. Pepijn en Lodewijk waren hier niet van gediend, want zij wilden vasthouden aan de verdeling van 831 (zonder Karel) en als zelfstandige koningen regeren, zij verdreven Lotharius naar Italië en maakten hun vader weer keizer. In 835 verloren de belangrijkste partijgangers van Lotharius tijdens de synode van Diedenhoven hun ambten en een aantal van hen overleed tijdens een epidemie in Italië. De crisis was voorbij, maar Lodewijk zou de rest van zijn regering voortdurend in conflict blijven met zijn zoons. De laatste jaren van het bewind van Lodewijk werden gekenmerkt door steeds wisselende allianties met zijn zonen, waarbij die geregeld titels en gebieden kregen en weer kwijtraakten. Ook in deze jaren vonden gewapende confrontaties met zijn zoons plaats. De aanvallen van de Vikingen werden heftiger. Op 20 juni 840 overleed Lodewijk na een ziekte in de palts van Ingelheim, op een eiland in de Rijn. Lodewijk ligt begraven in de abdij van St Arnulph te Metz. Na drie jaar spanning en strijd zouden zijn zoons uiteindelijk zelf bepalen hoe het rijk werd verdeeld. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑mm‑795 met
813. Ermengarde van HASPENGOUW. Ermengarde van HASPENGOUW, geboren dd‑mm‑778 te Hesbaye (Fr.), overleden 03‑10‑818 te Angers (Fr.).
Ermengarde van Haspengouw werd ook Irmingard genoemd. Haar vader Ingram van de Haspengouw kon haar in 794 uithuwelijken aan Lodewijk de Vrome, die op dat moment nog maar derde in lijn voor de troonopvolging van Karel de Grote was. Dat veranderde toen Lodewijks beide oudere broers Pepijn en Karel respectievelijk in 810 en 811 overleden. Zo werd Ermengarde in 814 koningin der Franken en in 816 keizerin van het Westen. Zij behartigde aan haar hof de belangen van haar familie en onderhield banden met de kerkhervormers uit Aquitanië. Er zijn speculaties dat haar relatie met Lodewijk pas na de kroning een volwaardig huwelijk was. Ze is overleden op reis met haar man, na een ziekbed van drie dagen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd voor de kerk (2) 01‑02‑819 te Aken (Dl.) met
816. Judith van BEIEREN, ook Judith Welf of ook Judita van Aldorf (ca. 805 – Tours (Frankrijk), 19 april 843), was de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome der Franken. Ze is begraven in de Basiliek van Sint-Maarten te Tours.
Judith werd als tweede vrouw van Lodewijk gekozen na een soort schoonheidswedstrijd, maar haar belangrijke familieconnecties in Zwaben, Beieren en Saksen zullen ook een rol hebben gespeeld. Zij ontving bij haar huwelijk het klooster San Salvatore bij Brescia. Zij had een grote invloed op het beleid van Lodewijk en speelde steeds een belangrijke rol om de positie van haar zoon Karel te versterken en om hem van bondgenoten en troepen te voorzien. Zij begunstigde vooral de Saksische abdijen. Zo bezat de Abdij van Corvey nog 700 jaar lang een kostbaar kruis dat Judith had geschonken en werd er tot 1803 ieder jaar “Judithsbrood” uitgedeeld aan de armen. In februari 819 trouwde ze te Aken met Lodewijk de Vrome. Ze werd moeder van Gisela van Francië (820–5 juli 874) en Karel II de Kale van West-Francië. Haar zuster Emma trouwde in 827 met Lodewijk de Duitser (en werd zo dus tevens haar stiefschoondochter). Ze was de grootmoeder van Judith van West-Francië, naar haar genoemd en gehuwd met de eerste graaf van Vlaanderen, Boudewijn I. Zij was dochter van graaf Welf van Altdorf, op zijn beurt zoon van Rothard van de Argengau(?). Haar moeder was Eigilwich, die in 826 abdis werd van de Abdij van Chelles. Eigilwich was dochter van de Saksische edelman Isanbarth en Theodrada, op haar beurt dochter van Bernard (Karolingen) en in 810 abdis van Notre Dame te Soissons geworden. Judith van Beieren staat in de geschiedenisboeken beschreven als heerszuchtig en wellustig en zelfs overspelig, maar hiervoor zijn geen bewijzen. Bron: Wikipedia.
Uit het eerste huwelijk:
1. 774. Lotharius I van BEIEREN, geboren dd‑mm‑795 te Altdorf (Dl.).
2. 866. Rotrude, geboren ca. 795.
Uit het tweede huwelijk:
3. 789 Gisela, geboren ca. 820.
4. 782. Karel II (de kale), geboren 13‑06‑823 te Frankfurt an der Main (Dl.).
771. Hugo II van TOURS (zie elders)
Gehuwd met
772. Ava van MORVOIS (zie elders)
814. Poppo I van BABENBERG, graaf van Grabfeld, geboren ca. 790, overleden ca. 840. Poppo I van Grabfeld was een vooraanstaande Frankische edelman in het begin van de 9e eeuw en de grondlegger van de dynastie van de Babenbergers. Poppo wordt voor het eerst vermeld in 819. Hij was graaf van Grabfeld, Saalgau en Tullifeld, en markgraaf van Friesland. In 838 leidde hij samen met Gebhard van de Lahngouw, Adalbert van Metz en Otgar van Mainz, aartsbisschop van Mainz, het verzet tegen Lodewijk de Duitser die tegen Lodewijk de Vrome in opstand was gekomen. In 839 wordt hij nog genoemd bij een goederenruil maar als Lodewijk de Duitser zijn landsheer is geworden, verliest hij zijn vooraanstaande positie. Poppo wordt genoemd als zoon van Bubo en Williswind. Bubo wordt in 797 vermeld bij een goederenruil. Bubo was zoon van Walah (zoon van Franco en Eulalia) en Eggiwiz (dochter van Theodo en Ada). Williswind was vermoedelijk een dochter of kleindochter van Cancor. Zij zijn ouders van: Poppo II, hertog van de Sorbenmark en de Beierse Nordmark; Hendrik van Babenberg, de belangrijkste legeraanvoerder van Lodewijk III de Jonge en Karel de Dikke. Sommige bronnen stellen dat Poppo en Williswind niet de ouders maar de grootouders van Poppo II en Hendrik waren, maar dat lijkt moeilijk te verenigen met de chronologie. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
815. NN van SAKSEN, geboren ca. 800.
Uit dit huwelijk:
1. 778. Heinrich, geboren ca. 820.
788. Eberhard van FRIULI (zie elders)
Gehuwd voor de kerk dd‑mm‑836 met
789. Gisela der FRANKEN (zie elders)
812. Lodewijk I (de Vrome) der FRANKEN (zie elders)
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑mm‑795 met
813. Ermengarde van HASPENGOUW.
Gehuwd voor de kerk (2) 01‑02‑819 te Aken (Dl.) met
816. Judith van BEIEREN. Judith van BEIEREN, geboren ca. 805, overleden 19‑04‑843 te Tours (Fr.), begraven te St. Martin, Tours (Fr.). Judith van Beieren, ook Judith Welf of ook Judita van Aldorf (ca. 805 – Tours (Frankrijk), 19 april 843), was de tweede vrouw van Lodewijk de Vrome der Franken. Ze is begraven in de Basiliek van Sint-Maarten te Tours. Judith werd als tweede vrouw van Lodewijk gekozen na een soort schoonheidswedstrijd, maar haar belangrijke familieconnecties in Zwaben, Beieren en Saksen zullen ook een rol hebben gespeeld. Zij ontving bij haar huwelijk het klooster San Salvatore bij Brescia. Zij had een grote invloed op het beleid van Lodewijk en speelde steeds een belangrijke rol om de positie van haar zoon Karel te versterken en om hem van bondgenoten en troepen te voorzien. Zij begunstigde vooral de Saksische abdijen. Zo bezat de Abdij van Corvey nog 700 jaar lang een kostbaar kruis dat Judith had geschonken en werd er tot 1803 ieder jaar “Judithsbrood” uitgedeeld aan de armen. In februari 819 trouwde ze te Aken met Lodewijk de Vrome. Ze werd moeder van Gisela van Francië (820-5 juli 874) en Karel II de Kale van West-Francië. Haar zuster Emma trouwde in 827 met Lodewijk de Duitser (en werd zo dus tevens haar stiefschoondochter). Ze was de grootmoeder van Judith van West-Francië, naar haar genoemd en gehuwd met de eerste graaf van Vlaanderen, Boudewijn I. Zij was dochter van graaf Welf van Altdorf, op zijn beurt zoon van Rothard van de Argengau(?). Haar moeder was Eigilwich, die in 826 abdis werd van de Abdij van Chelles. Eigilwich was dochter van de Saksische edelman Isanbarth en Theodrada, op haar beurt dochter van Bernard (Karolingen) en in 810 abdis van Notre Dame te Soissons geworden. Judith van Beieren staat in de geschiedenisboeken beschreven als heerszuchtig en wellustig en zelfs overspelig, maar hiervoor zijn geen bewijzen. Bron: Wikipedia.
817. Odo van ORLÉANS, geboren ca. 780, overleden dd‑06‑834. Odo van Orléans, ook Udo, was een vooraanstaande hoveling van Karel de Grote en Lodewijk de Vrome. Odo was zoon van Hadrianus van Orléans (zoon van Gerold van Vintzgouw) en Waldrada van Hornbach. Zijn vader was zwager van Karel en daardoor was Odo een volle neef van Lodewijk, via diens moeder. Hij had dus uitstekende connecties en was daarbij ongevaarlijk omdat hij geen aanspraken op de troon had, de ideale combinatie voor een carrière aan het hof. Hij was een trouwe aanhanger van Lodewijk de Vrome en een gunsteling van diens tweede vrouw Judith van Beieren. In 810 was hij keizerlijk gezant naar Oost-Saksen en werd gevangengenomen door de Wilzen (een Slavische stam). Een jaar later maakte hij deel uit van delegatie die vrede sloot met de Denen. In 821 werd hij benoemd tot graaf van de Lahngouw. In 826 werd hij opperschenker van de palts te Ingelheim. Een jaar later werd hij graaf van Orléans als opvolger van Matfried, die samen met Hugo van Tours was afgezet wegens lafheid. Odo werd een bondgenoot van Bernhard van Septimanië. In mei 830 werd Odo verslagen door de opstandige Pepijn I van Aquitanië. Door Lotharius I werd hij verbannen naar Italië. Matfried werd hersteld als graaf van Orléans. In oktober van datzelfde jaar wist Lodewijk de Vrome de macht terug te winnen en herstelde hij Odo in zijn ambt. In zijn poging om zijn macht te doen gelden krijgt hij te maken met veel verzet over zijn politiek ten aanzien van kerkelijke bezittingen. In 834 gaf Odo leiding aan een veldtocht van de strijdkrachten uit Neustrië die trouw waren aan Lodewijk, tegen de aanhangers van Lotharies: Matfried en Lambert van Nantes. Bij de grens met Bretagne wordt Odo bij een verrassingsaanval verslagen. Zelf komt hij om het leven en met hem sneuvelen zijn broer Willem, Wido van Maine en Theodo, abt van St Martin te Tours en keizerlijk kanselier. Odo wordt als schuldige aan deze nederlaag beschouwd. Odo was getrouwd met Engeltrude, dochter van Leuthard I van Parijs en Grimhilde. Zij kregen de volgende kinderen: Irmintrudis, eerste vrouw van Karel de Kale; Willem, in 866 gedood in Bourgondië; Gebhard. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
818. Engeltrude van PARIJS, geboren ca. 790.
Gehuwd (1) met 817. Odo van ORLÉANS.
Gehuwd (2) met 824. Unruoch II van TERNOIS.
Uit het eerste huwelijk:
1. 783. Ermentrude, geboren ca. 830.
Uit het tweede huwelijk:
2. 810. Eberhard van FRIULI, geboren ca. 810.
819. Wulfhard van ANGOULèME, graaf van Flavigny, geboren ca. 810, overleden ca. 870.
Gehuwd met
820. Suzanna van TOULOUSE, geboren ca. 795.
Uit dit huwelijk:
1. 784. Adalhard van PARIJS (Angoulème, Perigord), geboren ca. 830.
821. Ceowulf van KENT, geboren ca. 820.
Kind:
1. 786. Elswyth, geboren ca. 840.
822. Welf I van ALTDORF, graaf van Altdorf, geboren dd‑mm‑770, overleden 03‑09‑824.
Gehuwd met
823. Eigilwich van SAKSEN, geboren ca. 778, overleden ca. 833. In 826 werd zij abdis werd van de Abdij van Chelles. Eigilwich was dochter van de Saksische edelman Isanbarth en zijn vrouw Theodrada. Theodrada was dochter van Bernard en werd in 810 abdis van Notre Dame te Soissons. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 816. Judith van BEIEREN, geboren ca. 805.
2. 787. Koenraad I van AUXERRE, geboren ca. 800.
824. Unruoch II van TERNOIS, markgraaf van Friuli, geboren ca. 780, overleden voor 853 te Bertin (Fr.). Unrouch van Ternois was een hoge Frankische edelman. Hij maakte deel uit van de rijksadel van Karel de Grote. Hij wordt gezien als de stamvader van de Unruochingen. De familie komt uit Alemannië maar had ook grote bezittingen in het noorden van Neustrië. Hij had in 805 een van de Saksische gijzelaars in bewaring en was in 806 een gezant van de koning. In 811 is hij lid van de delegatie die vrede sloot met de Denen en hij was een van de getuigen van het testament van Karel de Grote. In 839 wordt hij genoemd als graaf van de Ternaasgouw (Ternois), in de laatste jaren van zijn leven was hij monnik in de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars. Unruoch was getrouwd met Engeltrude (geb. ca. 795), dochter van Bego van Toulouse. Zij hadden de volgende kinderen: Berengarius, gestorven in 835; Eberhard van Friuli; een onbekende dochter, getrouwd met Suppo III van Spoleto; Adalhard, abt van de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars en van de abdij van Sint-Amandus in Saint-Amand-les-Eaux. Bron: Wikipedia
Gehuwd met
818. Engeltrude van PARIJS (zie elders)
812. Lodewijk I (de Vrome) der FRANKEN (zie elders).
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑mm‑795 met Ermengarde van HASPENGOUW.
Gehuwd voor de kerk (2) 01‑02‑819 te Aken (Dl.) met
816. Judith van BEIEREN (zie elders)
825. Hilduin I de PONTHIEU. Hilduin I (died before 956), Count of Montdidier. It is unknown who the parents of Hilduin were. Hilduin was the founder of the House of Montdidier, which produced the Counts of Montdidier, Dammartin and Roucy. There is considerable confusion as to the immediate family of Hilduin among historians and genealogists because of the lack of documented evidence, the preponderance of the names of Hilduin and Manasses in the family and the existence of other contemporary Hilduins (particularly, the Count of Montreuil). The only creditable reference to Hilduin I was when Philip I, King of France, donated the village of Bagneux to the Abbey of Saint-Germain-des-Prés in exchange for Combs la Ville by charter dated 1061, which recounts that Hugh the Great had granted Combs to Hilduino…comiti de Monte qui vocatur Desiderius, who died before his benefactor (before 956), and that Henry I, King of France, had regranted Combs to Manasses nepos supradicti Hilduini comitis [Manasses, grandson of Hilduin] just as suus avunculus Hilduinus [his uncle Hilduin] had held it, noting that Odo comes filius prefati Manassetis [Odo, son of Manasses] now claimed the property. Historians disagree as to the exact disposition of the descendants, but all agree that they descended from Hersende, Dame of Ramerupt, who was married to Hilduin I, or his son of the same name, or his brother, or, in some interpretations, his daughter. We cannot resolve these competing claims and will assume that Hilduin was married to Hersende (Heldwide). In 948, the first church in Montdidier, Somme, was built near the castle of Charlemagne by Hersende. The count and his wife had two children:
- Hilduin II, Count of Arcis-sur-Aube and Seigneur de Ramerupt
- Manasses (Manassé) (d. 991), Bishop of Troyes
The next known Count of Montdidier was Hilduin III, grandson of Hilduin I. The apparent gap in the countship is unexplained. A common mistake is to assume the Hugh I, Count of Ponthieu, husband of Gisele, daughter of Hugh Capet, was the son of Hilduin I, when, in fact, his father was Hilduin (Herluin), Count of Montreuil, as discussed by Flodoard. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
826. Hélissende de RAMARUPT.
Uit dit huwelijk:
1. 790. Helgaud III.
827. Eystein Ivarsson GLUMRA, jarl van Oppland en Hedmark, geboren ca. 800, overleden dd‑mm‑846. Volgens de Orkneyinga saga was hij een zoon van jarl Ivar, zoon van Halfdan, zoon van Sveidi de zeekoning. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
828. Aseda Raghvaldstater de VESTFOLD, geboren ca. 815, overleden dd‑mm‑868.
Uit dit huwelijk:
1. 792. Rognvald I Eysteinsson de HEIDMARK, geboren dd‑mm‑830 te Vestfold (N.).
829. Hrolf NEFJA (van Trondheim), jarl, geboren dd‑mm‑823 te Nord-Trondelag (N.), overleden ca. 847.
Gehuwd met
830. Wido de SENLIS, geboren dd‑mm‑828.
Uit dit huwelijk:
1. 793. Ragnhild HROLFSDOTTIR, geboren ca. 848 te Vestfold (N.).
778. Heinrich van BABENBERG (zie elders)
Gehuwd met
779. Ingeltrude van FRIULI (zie elders)
831. Ranulf I van AQUITANIë, geboren ca. 820, overleden 19‑10‑866 te Brissarthe (Fr.). Ranulf I was hertog van Aquitanië. Hij was een achterkleinzoon van Karel de Grote. Nakomelingen van hem zouden na zijn dood nog tot in de 12e eeuw het hertogschap bekleden. Ranulf wordt in 839 voor het eerst genoemd als graaf van Poitiers. Hij zal die functie onder zijn vader Gerard van Auvergne al hebben uitgevoerd, die toen ook graaf van Poitiers was. Pas na de dood van zijn vader (841) en van bisschop Ebroin van Poitiers (854), zou Ranulf zelf het volledige bestuur over het graafschap uitoefenen. In 841 werd Ranulf lekenabt van Saint-Hilaire te Poitiers. In 852 werd hij benoemd tot hertog van Aquitanië maar werd in datzelfde jaar verslagen door de Noormannen. In 864 wist Ranulf wel een Vikingtroep te verslaan. Daarbij nam hij Pepijn II van Aquitanië gevangen, die zich bij hen had aangesloten en leverde hem uit aan Karel de Kale. 19 oktober 866 overleed Ranulf te Brissarthe aan verwondingen van pijlen die hij drie dagen eerder had opgelopen in een veldslag tegen Noormannen. Het is opmerkelijk dat Robert IV de Sterke iets meer dan een maand eerder ook in Brissarthe tegen de Vikingen was gesneuveld, vermoedelijk ging het hier om dezelfde tegenstanders. Ranulf was de zoon van Gerard van Auvergne en van Rotrude, dochter van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. In zijn eerste huwelijk was Ranulf getrouwd met Aiga, die al twee keer getrouwd was geweest, met een graaf Immo en met Rudolf van Turenne. In zijn tweede huwelijk trouwde Ranulf met Bilchildis van Maine (geb. ca. 830), die in haar eerste huwelijk met Bernard van Poitiers getrouwd was geweest.
Ranulf was vader van:
- Ranulf II van Poitiers
- Gauzbert van Poitiers, eind 892 gesneuveld tegen Odo I van Frankrijk
- Ebalus, 881 abt van St Germain, 886 abt van St Denis, 888 kanselier van Odo I van Frankrijk, 889 abt van Saint-Hilaire te Poitiers, verloor zijn functies in 892 toen de koning in conflict kwam met zijn familie en Ebalus de kant van zijn familie koos, gesneuveld op 2 oktober 892. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
832. Bilchidis van MAINE, geboren ca. 830. Zij was eerder getrouwd met Bernard van Poitiers.
Uit dit huwelijk:
1. 796. Ranulf II van POITIERS, geboren ca. 850.
Generatie XL
833. Egbert van WESSEX, geboren ca. 770, overleden 04‑02‑839 te Cornwall.
Egbert was koning van Wessex. Hij was het die de macht van Mercia overwon en van Wessex het dominante Angelsaksische koninkrijk maakte. Hij kreeg de titel ‘Bretwalda’, waarmee door de Angelsaksen een heerser werd aangeduid die macht had over andere heersers. Hij is begraven in de Old Minster te Winchester. Egbert was zoon van Ealhmund, koning van Kent. Na de dood van zijn vader verkeert hij in een onzekere positie en wordt hij door Offa van Mercia en Beorhtric van Wessex in 789 naar het vasteland van Europa verbannen. Daar leeft hij 13 jaar onder bescherming van Karel de Grote. Na het overlijden van Beorhtric in 802 weet Egbert met steun van Karel de Grote en van paus Leo III de troon van Wessex te verwerven. Voor Karel is hij vooral een tegenwicht tegen de overmacht van Mercia. Het leger van Hwicce (een hertogdom binnen Mercia) valt direct Wessex aan maar wordt door Egbert afgeslagen. Cornwall wordt onderworpen in twee veldtochten in 815 en 825. Ook in 825 verslaat hij Beornwulf van Mercia bij Ellendun (nu Wroughton) en stuurt zijn zoon Ethelwulf om zijn gezag te vestigen in de gebieden die onder het gezag van Mercia stonden: Kent, Essex en Sussex. In 826 vraagt East Anglia de bescherming van Egbert. Aanvallen van Mercia op East Anglia in 826 en 827 zijn een grote mislukking. In 829 verslaat Egbert Wiglaf van Mercia en slaat zelf munten als koning van Mercia. Egbert wordt Bretwalda (de hoogste koning) van Engeland, dus ook met een vorm van gezag over Northumberland. In 830 volgt nog een expeditie naar de gebieden in Wales die onder invloed van Mercia stonden. Vanaf 830 volgt echter een periode van tegenslag: Wiglaf wint de troon van Mercia terug. De macht van Egbert over East-Anglia, Essex en misschien ook Kent lijkt verdwenen. Mogelijk is hier een samenhang met de periode van burgeroorlogen in het Frankische Rijk waardoor Egbert zijn Frankische steun verliest? Uiteindelijk ontstaat er een natuurlijk machtsevenwicht tussen Wessex, Mercia, East-Anglia en Northumberland – de kleine staten hebben hun zelfstandigheid dan verloren: Sussex, Kent, Surrey en mogelijk ook Essex zijn een onder-koninkrijk onder Egberts zoon Ethelwulf. In 836 wordt Egbert bij Carhampton verslagen door een strijdmacht van 35 Deense schepen. In 838 verslaat hij bij Exeter een bondgenootschap van Denen en Kelten. De onafhankelijkheid van het Keltische koninkrijk Dumnonia is hiermee feitelijk afgelopen. Egbert en Ethelwulf sluiten een overeenkomst met de bisschoppen van Canterbury en Winchester. In ruil voor aanzienlijke schenkingen erkennen de bisschoppen Ethelwulf als opvolger van Egbert en erkennen ze Egbert en Ethelwulf als heer en beschermer van hun kerken en kloosters. In 839 is er nog correspondentie met Lodewijk de Vrome over zijn voorgenomen reis naar Rome. Het testament van Egbert geeft alleen bezittingen aan mannelijke familieleden, zodat er niet via huwelijk bezittingen uit de familie zullen verdwijnen. Het overgrote deel van zijn bezit gaat echter naar zijn opvolger. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
834. Redburga der FRANKEN, geboren ca. 768, overleden ca. 858.
Uit dit huwelijk:
1. 797. Ethelwulf, geboren ca. 795.
835. Oslac van WIGHT, geboren ca. 795.
Kind:
1. 798. Osburga, geboren ca. 815.
836. Keizer Karel de GROTE, koning der Franken, Keizer van het Romeinse rijk, geboren 02‑04‑748 te Ingelheim, overleden 28‑01‑814 te Aken (Dl.), begraven te Aken (Dl.)), afkomstig uit het geslacht der Karolingen, was vanaf 9 oktober 768 koning der Franken en vanaf 25 december 800 keizer van het Roomse Rijk.
Deze kleinzoon van Karel Martel kreeg reeds tijdens zijn leven de bijnaam “de Grote” en geldt sinds de middeleeuwen als een van de belangrijkste heersers van het Westen. Het Frankische Rijk kende onder hem zijn grootste omvang. Met zijn kroning door paus Leo III op eerste kerstdag 800 in Rome, werd het keizerschap in West-Europa in ere hersteld. Op initiatief van keizer Frederik Barbarossa werd Karel de Grote op 29 december 1165 door de tegenpaus Paschalis III heilig verklaard. Reeds in het epos Karolus Magnus et Leo Papa (eind 8e eeuw) werd hij tot “Pater Europae” (“Vader van Europa”) uitgeroepen. Karel de Grote wordt beschouwd als een persoonlijkheid die het collectief Europees historisch bewustzijn heeft vormgegeven. Zowel de Duitsers als de Fransen voeren het begin van hun nationale geschiedenis terug tot Karel de Grote. De stad Aken stelde in 1949 als erkenning voor zijn verdiensten de Internationale Karelsprijs Aken in, die jaarlijks wordt uitgereikt. De feiten over Karel de Grotes leven zijn voor sommige delen van zijn leven zeer schaars, terwijl we over andere delen juist zeer goed geïnformeerd zijn. Terwijl er voor het midden en het einde van zijn leven in vergelijking met andere middeleeuwse heersers een ongewoon rijk bronnenmateriaal voorhanden is, is er nauwelijks iets over zijn kindertijd en jeugd bekend. Zelfs zijn geboortedatum is onderwerp van speculatie. Zijn klaarblijkelijk aanzienlijke vorming kon hij pas op volwassen leeftijd hebben verworven. Mogelijkerwijs werd hij net als zijn broer Karloman in Saint-Denis opgevoed. Wie zijn leermeesters waren, is onbekend. Of daar op dat ogenblik reeds het volledige programma van de septem artes liberales, de zeven vrije kunsten, werd onderwezen, is onduidelijk. Karel zette zich later in het kader van zijn onderwijshervorming in voor het herstel van deze zeven vrije kunsten, wat erop lijkt te wijzen dat deze tijdens zijn jeugd niet tot het vaste curriculum behoorden. Maar in elk geval was elementaire wereldoriëntatie ook reeds een onderdeel van de eerste van de zeven kunsten, de grammatica, die niet alleen Latijns taalonderricht omvatte, maar ook alle kennis die noodzakelijk was voor een competente omgang met teksten. Ook als volwassene nam Karel nog levendig deel aan onderwijsvragen van velerlei aard. Vooral aan theologische en filosofische discussies zoals de beeldenstrijd, waarin hij in de kanttekeningen van de libri Carolini persoonlijk stelling nam. Hij mengde zich ook in de discussie over het adoptianisme en belastte hofgeleerden zoals Alcuinus met de opheldering van zulke vragen. De rijkelijk overgeleverde veeleisende, vaak ook uitgesproken onderhoudende dichtkunst uit de hofkringen zal Karel in ieder geval hebben kunnen waarderen, daar zijn kennis van het Latijn en literatuur meer dan behoorlijk was. Latijn was ongetwijfeld een van de hoftalen, en gezien de internationale samenstelling van de hofhouding zelfs de enige taal die allen of in elk geval de meesten beheersten. Daarnaast was er de constante aanwezigheid van het Latijn als liturgische taal. Ook aan het onderwijs van zijn eigen kinderen hechtte hij grote waarde. Behalve het literaire onderwijs, dat op dat ogenblik geen vanzelfsprekendheid was voor jonge edelen (het aantal geschoolde leken nam pas vanaf de tweede helft van de 8e eeuw weer toe), moeten ook de omgang met wapens en de jacht, die Karel nog tot op hoge leeftijd bedreef, een hoog aanzien hebben genoten. Karel was de oudste zoon van de latere koning Pepijn de Korte en Bertrada van Laon, bijgenaamd “Bertrada met de grote voet”. Zijn geboortejaar is omstreden, zijn geboorteplaats is niet bekend, temeer omdat meerdere plaatsen in aanmerking komen. Karels biograaf Einhard schreef in zijn Vita Karoli Magni, dat er over de kindertijd en de jeugd van de keizer niets schriftelijk was overgeleverd en dat er bij de aanvatting van zijn werk – ongeveer vijftien jaar na Karels dood – niemand meer in leven was die erover kon vertellen. Karel werd in 754 samen met zijn broer Karloman door paus Stefanus II (III) gezalfd in de kathedraal van Saint-Denis bij Parijs. Na de dood van zijn vader in 768 werd diens koninkrijk verdeeld onder Karel en Karloman. Op 9 oktober 768, het feest van Dionysius van Parijs, werd Karel in Noyon gekroond en Karloman in het nabijgelegen Soissons. Karel kreeg de gebieden langs de westelijke en noordelijke kusten: het westen van Aquitanië, de grootste delen van Neustrië en Austrasië, en Thüringen. Karloman kreeg Bourgondië, Allemannië, de resterende delen van Aquitanië, Neustrië en Austrasië, de Provence, en het indirecte gezag over Beieren. In 769, kort na de dood van Pepijn de Korte, probeerde hertog Hunold van Aquitanië zich onafhankelijk te maken van de Karolingers. Karel begon daarop een veldtocht tegen hem, zonder de beloofde steun van zijn broer Karloman. Hij dwong Hunold te vluchten naar hertog Lupus II van Gascogne. Deze was echter zo geïntimideerd door Karels dreigementen, dat hij naast de uitlevering van Hunold en diens vrouw, ook zijn eigen hertogdom onderwierp aan Karel (769). In 770 sloot hij door bemiddeling van abt Sturmius van Fulda een verdrag met Tassilo III van Beieren. In datzelfde jaar trad hij in het huwelijk met de Longobardische prinses Desiderata. Dit zeer tegen de zin van paus Stefanus III, die de samenwerking met de Franken in gevaar zag komen. Karlomans rijk werd hierdoor namelijk omsingeld door dat van Karel (in het westen) en zijn nieuwe bondgenoten (in het oosten).
Op 4 december771 overleed Karloman echter te Samoussy, nabij Laon. Karel trok daarop naar Corbeny, waar de groten van Karlomans rijk hem hulde kwamen brengen en hem accepteerden als hun vorst ten nadele van Karlomans zoontjes. In de zomer van 772 begonnen de (met onderbrekingen) tot 804 durende Saksenoorlogen. De strijd werd aanvankelijk alleen ter pacificatie van de grensregio gevoerd, totdat het doel veranderde in de met aanzienlijke wreedheid doorgedreven onderwerping, kerstening en integratie van het Saksische volk in het Frankische Rijk. In 777 werd Saksen in bisdommen ingedeeld. In 782 werd de Frankische indeling in graafschappen ingevoerd. In dat jaar werden op een dag 4.500 Saksische edellieden gedwongen zich tot het christendom te bekeren, het alternatief was onthoofding; de gebeurtenis staat bekend als het Bloedbad van Verden. Het Saksische verzet onder leiding van Widukind duurde, ondanks de hardere Frankische tegenmaatregelen en militaire overwinningen van Karel op de Saksen, nog lange tijd voort. De Saksische adel werkte uiteindelijk in meerderheid mee (zelfs Widukind onderwierp zich in 785), maar toch brak er in 792 opnieuw een opstand uit. Karel reageerde zowel met deportatie als met een verbetering van de juridische status van de Saksen in het koninkrijk. In 802 werd het Saksische volksrecht opgetekend en door Karel erkend. Saksen werd kort daarop als definitief gepacificeerd en als deel van het christelijke Frankische Rijk gezien. In maart 773 kwam een pauselijke ambassadeur bij het hof van Karel om hulp vragen tegen de Langobarden. Karel ging in op dit verzoek, en in 774 veroverden de Franken Pavia. Karel zette de laatste Langobardenkoning Desiderius af. Karel was in 769 getrouwd met Desiderius’ dochter (die Desiderata, Ermengarda of Gerperga heette), die hij in 771 verstootte. Hij liet zich in 774 zelf tot koning van de Langobarden kronen. In het zuiden bleef het Hertogdom Benevento tot de verovering door de Noormannen in de 11e eeuw zelfstandig, hoewel het ook tot de satellietstaten van het Frankische Rijk moet worden gerekend. Een expeditie naar Spanje in 778 was niet zo succesvol als die tegen de Langobarden. Aanleiding voor deze expeditie was een verzoek om bijstand van Suleiman ibn Yaqzan al-Arabí al-Kelbi, de door zichzelf uitgeroepen gouverneur van Zaragoza, die om ondersteuning tegen emir Abd al-Rahman I van Córdoba verzocht. Tijdens de terugtocht werd een deel van het Frankische leger door heidenen (aldus contemporaine bronnen) in de slag bij Roncevaux weggevaagd. Hierbij viel ook de graaf van de Bretonse mark, Hruotland, de bevelhebber van de vernietigde Frankische achterhoede. Deze gebeurtenis werd later in het Roelantslied heropgepikt. Aquitanië werd als een onderkoninkrijk voor Karels minderjarige zoon Lodewijk ingericht. Samen met zijn tot onderkoning van Italië uitgeroepen broer Pepijn werd hij in 781 door de paus gezalfd en gekroond. De verhoudingen in de Pyreneeënregio konden zo voor het eerst worden gestabiliseerd. Het machtsgebied van de Franken werd – al was het maar tijdelijk – uitgebreid tot Girona, Cerdagne, Urgell en Barcelona. Slechts als gevolg van de latere conflicten met de Saracenen – zoals de Moren in de late middeleeuwen werden genoemd – werd in 806 de Spaanse Mark aan de overkant van de Pyreneeën opgericht. Een gevolg van de militaire aanwezigheid van de Franken in dit gebied zou het ontstaan van het vorstendom Andorra zijn geweest, dat claimt sinds de tijd van Karel de Grote de jure onafhankelijk te zijn geweest. In El Gran Carlemany, het Andorraanse volkslied, wordt Karel de Grote uitbundig bezongen. In 797, volgens andere bronnen 801, knoopte Karel diplomatieke betrekkingen aan met Haroen ar-Rashid, de kalief van Bagdad. Ze kwamen overeen, steeds andere geloven bij hun onderdanen te dulden, en overwogen eventuele bondgenootschappen tegen de kaliefen van Córdoba enerzijds, respectievelijk het Oost-Romeinse Rijk anderzijds, die echter niet gerealiseerd werden. De kalief schonk Karel onder meer een Aziatische olifant, genaamd Abul-Abbas. Bretagne wist gedurende de hele regering van Karel zijn onafhankelijkheid te bewaren. In 786 trokken de Frankische troepen nog plunderend door Bretagne, maar ze konden het land niet onderwerpen. In 790 benoemde Karel zijn negenjarige zoon Karel de Jongere tot markgraaf van de Bretonse Mark en koning van Neustrië. Ook hier waren het bestuur en de militaire leiding in handen van ervaren hovelingen. Een veldtocht in 811 bleef ook zonder resultaten. In 788 werd ook Baiern (oude schrijfwijze van Beieren) definitief in het Rijk ingelijfd, in het oosten werd de Avaarse Mark (vanaf 856 Marchia Orientalis genoemd) als grensmark tegen de Awaren opgericht en onder Frankisch gezag gesteld. De laatste Beierse stamhertog Tassilo III, die zijn leen in 757 van Pepijn had verkregen, zocht tevergeefs, de onafhankelijkheid door een bondgenootschap met de eigenlijk al reeds onderworpen Langobarden te redden. Aan de opstand tegen de Franken, waarvan men dacht dat ze door de twisten met de Saksen hun handen vol hadden, nam ook hertog Arechis II van Benevento deel. De insubordinaties van de Italische bondgenoten van Tassilo waren onder andere door de belegering van Capua en Salerno in 786/787 beëindigd geworden. Het Beierse gebied, dat vanaf 798 vanuit Salzburg tot een eigen kerkprovincie werd uitgebouwd, bleef na de inlijving in het Rijk evenwel als politieke entiteit behouden. Onder de “prefecten” genoemde ambtsdragers van de koning (in de 9e eeuw als onderkoninkrijk) behield het beslist een bijzondere positie binnen het Frankische Rijksverband. De integratie van Beieren in het Frankenrijk was samen met de onderwerping van de Saksen een belangrijke voorwaarde voor de latere vorming van het Heilige Roomse Rijk. In 795 werd Paus Leo III tot paus gekozen. Hij verzekerde zich onmiddellijk van de ondersteuning van de Frankenkoning en stuurde Karel de Grote, de schutsheer van de kerk (patricius romanorum), de sleutel tot het graf van Petrus, evenals de banier van Rome toe. Het pausdom was sedert enige tijd onder de invloed geraakt van de in diverse fracties versplinterde Romeinse stadsadel, die bij de pauskeuze doorslaggevend was. In 799 werd de confrontatie met de adel ten top gedreven: het hoofd van de kerk was doelwit van een aanslag en poging tot afzetting. Leo III, wie onder andere een onwaardige levenswandel (waaronder echtbreuk en meineed) werd verweten, vluchtte naar Karel in Paderborn (vgl. Karolus Magnus et Leo Papa). Het is onduidelijk of er daar en onder welke omstandigheden zaken werden afgesproken: mogelijkerwijs werd hier voor het eerst, maar mogelijk ook reeds jaren tevoren de keizerskroning overeengekomen. Het is echter ook mogelijk dat er hierover helemaal geen afspraken zijn gemaakt. Het historisch onderzoek stort zich vooral op de bij Einhard vermelde opmerking van Karel toen hij de kerk verliet: “Indien ik met het plan van de paus vooraf bekend was geweest, zou ik, in weerwil van de heiligheid van het feest, niet in de kerk verschenen zijn.” Een andere bron, de Annales Laureshamenses, spreekt daarentegen van een synode van de Frankische en Romeinse bisschoppen, waarbij men de Frankenheerser de keizerlijke waardigheid heeft aangeboden. Mogelijkerwijs verwijst de opmerking bij Einhard niet op de keizerskroning zelf, maar op de omstandigheden en hun protocollaire afloop. Karel trok in elk geval in de zomer van 800 naar Rome. Leo III ontving hem eind november ver voor de poorten van de Eeuwige Stad en legde op 23 december een reinigingseed af, die hem van de beschuldigingen van de samenzweerders uit de adellijke facties zou ontlasten. In hoeverre hij dit vrijwillig heeft gedaan, is niet bekend.
Op de eerste kerstdag van 800 werd Karel door Paus Leo III in de Oude Sint-Pietersbasiliek tot keizer gekroond. Deze titel was sinds de afzetting van Romulus Augustulus in 476 in West-Europa niet meer gevoerd, hoewel de opeenvolgende Oost-Romeinse/Byzantijnse keizers aanvankelijk ook in het westen erkend werden. Karels volledige titel luidde vanaf 800: Karolus serenissimus Augustus a Deo coronatus magnus pacificus imperator Romanum gubernans imperium, qui et per misericordiam dei rex Francorum atque Langobardorum (vrij vertaald: „Karel, doorluchtige Augustus, door God gekroond, grote vrede stichtende keizer, het Romeinse Rijk regerend, bij Gods genade ook koning van de Franken en Langobarden“). Een (belangrijke) reden voor de kroning was de afzetting van de (vorige) Byzantijnse keizer door Irene van Byzantium (het Byzantijnse Rijk was de staatsrechtelijke opvolger van het Romeinse Rijk). Daar volgens het Romeinse recht een vrouw geen keizer(in) kon zijn, beschouwden enkele bronnen volgens Paus Leo III de Romeinse keizerstroon als vacant (hoewel eerder machtspolitieke redenen een rol speelden). Als patronus et advocatus van de kerk had Karel nu de Byzantijnse keizer vervangen – zoals tevoren reeds de Langobard Desiderius. De patriarch van Jeruzalem stuurde de sleutel van het Heilig Graf naar Karel als symbolische erkenning van Karels beschermheerschap over de christenheid. De kroning tot keizer betekende bijgevolg een provocatie voor het Byzantijnse keizerschap (Basileus), waartegenover Karel zich nu als gelijkwaardig opstelde – zo niet zelfs meer dan gelijkwaardig. Karel zag zichzelf als Augustus Imperator Renovati Imperii Romani (Augustus Keizer van het Hernieuwde Romeinse Rijk) en aldus als directe opvolger van de Romeinse keizer. Zijn Frankische Rijk was daarmee volgens de opvatting van menig geleerde de opvolger van het Romeinse keizerrijk (weliswaar slechts ideëel, niet staatsrechtelijk, daar het Oost-Romeinse/Byzantijnse Rijk in het oosten verder was blijven bestaan, zie: Tweekeizersprobleem). De eenheid van kerk en rijk was nu officiële staatsdoctrine. Als beschermheer van de paus en het christelijk geloof lette Karel de Grote er erg op, dat in zijn rijk iedereen het Pater Noster (Onzevader) kende. Tijdelijk stond op het belasteren van priesters of van het christendom en zijn symbolen zelfs de doodstraf. Met de Frankische landname in Saksen doken ook in het noordoosten de Slaven als nieuwe buur op in het politieke bewustzijn van de Franken. In plaats van naar een territoriale uitbreiding van het rijk streefde Karel aanvankelijk naar de oprichting van een rijksgrens aan de Elbe en de pacificatie van de aangrenzende gebieden. Als schadeloosstelling voor de gedeporteerde Saksen liet Karel de Grote in het noordoosten van het rijk (Noordalbingië) Wendische Abodriten en ook Franken zich vestigen. Vanaf 804 kwam het tot conflicten met de Denen, wier koning Göttrik (ook: Gudfred) naar Friesland, respectievelijk Saksen uithaalde en met de steun van de Wilzen de Abodriten bevocht. Volgens de aantekening in de Annales Regni Francorum voor het jaar 808 zou Göttrik toentertijd het Danevirke tussen Treene en Schlei als verdediging tegen de Franken hebben opgetrokken. In werkelijkheid was het echter reeds in 737 om onbekende redenen opgetrokken. In 810 plunderden de Denen Friesland en de Friese eilanden. De Abodriten in het oosten van Holstein slaagden erin zich (met Frankische bijstand) van Deense onderhorigheid te vrijwaren. Ze sloten in 811 evenwel een vredesverdrag met de Denen. De betrekkingen tussen Franken en Abodriten bleven ambivalent, zoals de omstandigheden van de oprichting van de Saksenwallen (Limes Saxoniae) rond 810 aantonen. Om die reden sloten de Franken in 780 een verbond met de Abodriten tegen de Saksen en Wilzen, dat op een leenrechtelijke afhankelijkheid van de Abodriten schijnt te wijzen. De door Karel aangestelde koningen Witzan en Drasco stelden herhaaldelijk een leger samen (Heeresfolge) voor militaire bijstand, rond 789 tegen de Wilzen of in 798 in de slag bij Bornhöved tegen de Saksen. Ondanks de succesvolle veldtocht tegen de Wilzen en de overwinning in Noordalbingië hield Karel aan de Elbe als rijksgrens vast. De onderworpen Wilzen leverden gijzelaars, en Karel liet in 804, na de deportatie van de Saksen, zijn Abodritische bondgenoten zich in Noordalbingië vestigen. Deze zouden de noordgrens tegen de Denen beschermen en tegelijk de Saksen hun terugtocht naar de Denen afsnijden. De overwinning van de Deense koning Göttrik (ook: Gudfred) over de Abodriten in 808 dwong Karel tot een verandering van politiek. Noordalbingië werd tot aan de Eider in het rijk geïntegreerd en weer aan de Saksen toevertrouwd. Hun gebied van vestiging grensde Karel in het oosten met de Limes Saxoniae tegen dat van de Abodriten af. Tegen die Denen richtte hij de vesting Esesfelth op. Vervolgens plunderde Göttrik in 810 Friesland en de Friese eilanden. Nadat hij in 810 was vermoord, sloot zijn opvolger Hemming vrede met de keizer. De betrekkingen met de Slavische stammen ten oosten van Saksen en Thüringen waren eveneens tweeslachtig: in 789 voerden de Franken een veldtocht tegen de Wilzen. Na de langdurige onderwerping van de Saksen, werden ook de Sorben, in 789 nog bondgenoten van Karel tijdens de veldtocht tegen de Wilzen, in 806 door de Franken verslagen, nadat hun hertog Miliduch was gedood. Volgens contemporaine bronnen probeerden zij in de daarop volgende decennia echter meermaals hun onafhankelijkheid terug te winnen. Het lijkt erop dat ook hier een of zelfs meer grensmarken zijn geweest. De stand van het onderzoek hierover is echter onduidelijk (zie ook Limes Sorabicus). Bohemen viel na een campagne in 805 en 806 onder Frankische afhankelijkheid en werd tribuutplichtig. In een oorkonde uit 817, waarin de provincies en volken van het Frankenrijk worden opgesomd, worden de Beheimi als een van de afhankelijke volken genoemd. Ook zij werden langzamerhand met succes gekerstend: in 845 lieten veertien hertogen uit Bohemen zich in Regensburg dopen. De Beierse clerus was hierbij de voornaamste drijvende kracht achter de missionering. Vanaf het midden van de 9e eeuw – Karels kleinzoon Lodewijk de Duitser was sinds 843 koning (zie Verdrag van Verdun) – werd Bohemen steeds meer tot een twistappel tussen het Oost-Frankische Rijk en het Groot-Moravische Rijk van Svatopluk I. Vanaf 862 werd ook Hongarije een probleem. De expansie van de Franken in dit gebied vestigde – naast de vestigingsgolf onder de Přemysliden – de blijvende Duitse politieke en culturele invloed in oostelijk Midden-Europa in de volgende eeuwen (zie Oostkolonisatie; Samo (persoon)). Tegen de uit het Donaugebied (buiten de rijksgrenzen) komende Avaren voerde Karel in 791 aanvankelijk persoonlijk een mislukte veldtocht. Daarna volgde na zorgvuldige voorbereiding (aanleg van de Fossa Carolina tussen Altmühl en Rezat) in 795/796 onder leiding van Erik van Friuli en koning Pepijn van Italië een tweede veldtocht met overtuigend succes. De zeer grote Avarenschat viel in de handen van de Franken en de staat van de Avaren werd met steun van de Bulgaarse heerser Kroem verslagen. De rest van de bevolking werd gedwongen gekerstend. Aanvankelijk werd hun nog een eigen politieke organisatie binnen het Frankenrijk toegestaan. Ten laatste in de 10e eeuw verdwenen ze definitief uit de geschiedenis. Nikephoros I, Byzantijnse keizer („Basileus“) sinds 802, ervoer de Keizerlijke waardigheid van Karel als aanmatiging en weigerde diens erkenning. Een in 803 in Constantinopel aangekomen Frankisch gezantschap moest onverrichter zake terugkeren. Het conflict verscherpte zich nog toen Karel de door Byzantium geclaimde regio’s Dalmatië en Venetië als tot zijn machtsbereik toebehorend behandelde. Nikephoros zond daarop in 806 de Oost-Romeinse vloot en stelde een zeeblokkade in tegen Venetië. Karels zoon Pepijn, koning van Italië, kon echter Venetië veroveren, wat blijkbaar Nikephoros meer bereid maakte tot onderhandelingen. Een eind 810 in Italië aangekomen Byzantijns gezantschap, dat eigenlijk de intussen gestorven koning Pepijn (8 juli 810) had willen bereiken, werd door Karel naar Aken ontboden en in 811 met een vriendelijk, in antwoord op de keizersvraag evenwel compromisloos schrijven teruggestuurd. Bij hun terugkeer was echter de Byzantijnse keizer Nikephoros I tijdens een veldtocht tegen de Bulgaren in de slag aan de Warbizapas gevallen (26 juli 811). Zijn schoonzoon Michaël I Rhangabe trok kort daarop de macht naar zich toe. Anders dan zijn voorganger was hij in een duurzame overeenkomst met het westen geïnteresseerd. Daarom zond keizer Michaël I nu van zijn kant een Byzantijns gezantschap naar Aken, dat daar in 812 aankwam. In een publieke ceremonie huldigde deze Karel de Grote en noemde hem „keizer“. Daarmee was het keizerschap van Karel de Grote door het Byzantijnse Rijk diplomatiek erkend. Karel moest daarvoor in de vrede van Aken evenwel weer aan Venetië en Dalmatië verzaken. Daarenboven zagen de Byzantijnse keizers zich als hogerstaand, en om dit duidelijk te maken voegden de opvolgers van Michael I aan hun titel keizer het genitief van de Romeinen toe (basileus tōn Rhōmaiōn). Daarmee zou hun unieke rang als unieke opvolger van de Romeinse keizer gedocumenteerd worden. De Karel de Grote volgende Westelijke keizers noemden zich daarentegen aanvankelijk slechts imperator augustus (verheven keizer). De titulatuur verheven keizer van de Romeinen (Romanorum imperator augustus) komt in het westen, dat is in het Heilige Roomse Rijk, pas voor het eerst voor ten tijde van Otto III in 996. Met gedeeltelijk ingrijpende hervormingen, die zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome grotendeels verder bespoedigde, reorganiseerde Karel de Grote het Frankenrijk ook intern. Het eerste doel was, de voorwaarden voor een bestuurspraktijk op schriftelijke grondslag te creëren. Om deze reden nam de onderwijshervorming een aanvang. Abten en bisschoppen werden door verschillende documenten (bijv. Epistola de litteris colendis of Admonitio generalis) de opdracht gegeven, om onderwijs te verzorgen. Aan het hof werden geleerden uit heel Europa samengebracht, aan wie belangrijke hofambten, bisdommen en rijksabdijen werden toegewezen. Begaafde leerlingen konden hier hun opleiding vervolmaken. Het hof werd de draaischijf, waarlangs informatie, persoonlijke betrekkingen, en boeken werden overgedragen. De stamhertogdommen schafte Karel af, waarbij de juridische autonomie van de stammen evenwel werd bewaard. Hij beval bovendien de optekening van stamrechten. In de Lex Frisionum bijvoorbeeld werden de Friezen in het noordwesten en noorden van het koninkrijk op basis van hun traditionele wetten en gewoonten belangrijke privileges toegestaan. Zij werden als “Vrijen” bestempeld en mochten onder andere hun potestaat zelf kiezen. Ook de indeling van Friesland in drie duidelijke afgebakende districten werd in de – hier als voorbeeld genomen – Lex Frisionum schriftelijk vastgelegd. Het rijksbestuur, dat Karel de Grote trachtte te unificeren, droeg hij vooral over aan zijn hofclerus en een nieuw opgerichte dienstadel. De hofkapel was het centrale bestuursorgaan van de wereldlijke en geestelijke structuur in het rijk. De uitvoering van het bestuur van het rijk lag in de handen van de graven. Deze fungeerden in het kader van de zogenaamde graafschapstichting als koninklijke ambtsdragers bij de uitoefening van de regalia (gravenban) en waren in bepaalde gebieden plaatsvervanger van de koning (Mark-, Burg- en Paltsgraven). Bijzonder belangrijk waren de markgraven: zij waren de regenten in de nieuw ingerichte grensmarken en hadden in dit gebied verreikende voorrechten, als militair bevelhebber en als ambachtsheer. De markgraven moesten zorgen voor de dienstplichtigen. Met de overdracht van ambten en lenen aan leidende adellijke families (de „Groten“), verzekerde Karel zich van hun loyaliteit en stichtte daarmee een nieuwe rijksaristocratie. De graafschapsinrichting werd tot belangrijkste instrument ter bewaring van de eenheid van het rijk, hoewel het in de verschillende tradities in het westen respectievelijk het oosten van het rijk (Romeinse Civitas versus Germaanse gouw) zijn grenzen vond. Met de capitularia werd bovendien een verregaand uniforme wetgeving geschapen, alsook het rechtswezen en de rechtspraak hervormd (onder andere invoering van volksgetuigen (Rügezeugen) en lekenrechters). De regeerbaarheid van Karels rijk zou vooral door de zogenaamde zendgraven, de missi dominici, worden verzekerd. Deze werden meestal paarsgewijs uitgestuurd (een wereldlijke en een geestelijke afgevaardigde), om instructies en verordeningen van de keizer door te voeren. Ze konden in een toegewezen gebied indien nodig ook het onmiddellijk rijksgezag uitoefenen. De kerk speelde een vooraanstaande rol bij de reorganisatie en consolidatie van het binnenland. Zij werd door Karels uitbouw van de klerikale infrastructuur – er werden onder andere talrijke nieuwe bisdommen gesticht, waarbij Karel zich het recht voorbehield, de bisschoppen zelf te benoemen -, door omvangrijke schenkingen, de bekrachtiging van het tiendegebod en door hervormingen waarschijnlijk tot belangrijkste eenheidsband van zijn rijk gemaakt. De invoering van de metropolitaanstatuten, het regelmatig houden van synodes en de uitvoering van visitaties, maar vooral de bevordering van het vormingsniveau van de clerus waren de beslissende maatregelen voor het uitroeien van kerkelijke misstanden. Door een onder leiding van Benedictus van Aniane doorgevoerde en onder Karels opvolger Lodewijk de Vrome voorgezette monistische hervorming, werden de Regula Benedicti (ora et labora) alsook de algemeen geldende, deze regel aanvullende consuetudines bindend voor kloosters. Nu eerst kwam het tot een duidelijke afbakening tussen monniken en seculiere clerus. Voor de kanunnikstiften en het domkapittel werd het vita communis (“gemeenschapsleven”) dwingend voorgeschreven (vgl. Capitula e canonibus excerpta, 813; Institutio canonicorum Aquisgranensis, 816), waardoor ook hier een strengere toezicht op de levenswandel mogelijk werd, wanneer ook de regels minder ascetisch waren dan in het klooster. De door Pepijn begonnen liturgiehervorming naar Romeins voorbeeld werd verder doorgevoerd. Het doel was het oorspronkelijk aan Paus Gregorius de Grote toegeschreven Sacramentarium in plaats van het in de 8e eeuw in omloop gekomen zogenaamde iunggelasianische Sacramentarium in te voeren. Paus Adrianus I zond op vraag van Karel een modelexemplaar naar Aken, het Sacramentarium Gregorianum-Hadrianum. Benedictus van Aniane of Alcuinus schreef ter aanvulling op het geheel op de Romeinse kerkdienst afgestemde Gregorianum-Hadrianum het Supplementum Anianense. Het eertijds volkomen uiteenlopend geldwezen werd eveneens hervormd. De gouden standaard werd opgegeven, de zilveren denarius als over het hele rijk geldende en voorkomende valuta ingevoerd. Eén solidus respectievelijk schilling was 12 denarii; één pond (libra), waarvan het gewicht tegenover de antieke maatstaf werd verhoogd, kwam overeen met 20 solidi. In Karels muntverordening werd vastgelegd, dat uit een pond zilver 240 penningen (denarius) moesten worden geslagen. De Angelsaksische koning Offa van Mercië nam in die tijd deze regeling over, die in Engeland tot 1971 van kracht was. Naar oud Frankisch gebruik regelde Karel in 806 zijn opvolging door een rijksdelingsplan, de zogenaamde Divisio Regnorum. Nadat er al enkele van zijn zonen gestorven waren, verhief Karel in 813 zijn enige legitieme erfgenaam Lodewijk de Vrome tot medekeizer. In 814 volgde Lodewijk de Vrome zijn vader op. Sinds 810 leed Karel de Grote aan koortsaanvallen. In 811 maakte hij zijn persoonlijk testament op. Na een 47-jarige heerschappij stierf Karel de Grote op 28 januari 814 in Aken en werd in de paltskapel, de zogenaamde Mariakerk, bijgezet (zie: graftombe). De doodsoorzaak (geïnfecteerd met borstvliesontsteking?) is niet met absolute zekerheid vastgesteld. Einhard vermeldt dat Karel, nadat hij hevige koorts kreeg, een ontsteking in de zij zou hebben opgelopen, waarna hij stierf.[67] Reeds vroeg zag Karel zich als dé rechtgelovige verdediger en bewaarder van de christenheid. Daarom werd hij in zijn grafschrift geroemd als imperator orthodoxus, die het regnum Francorum (het Frankenrijk) grootmoedig (nobiliter) heeft uitgebreid. Bron: Wikipedia. Tweeduizend jaar geleden plantten de Romeinen al hun wijnstokken op de heuvels van Rheinhessen. Acht eeuwen later beval Karel de Grote de aanplant van de Spätburgunder, het Duitse equivalent voor pinot noir, het beroemde blauwe druivenras. De keizer stond wijnboeren toe hun eigen wijnen te schenken. Bron: ANWB Gids.
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑mm‑771 met
837. Gravin Hildegard van VINTZGOUW. Gravin Hildegard van VINTZGOUW, geboren dd‑mm‑758 te Aken (Dl.), overleden 30‑04‑783 te Thionville (Dl.), begraven te Metz (F.). Begraven in de kerk Van De Abdij Saint-Arnoul. Zij vergezelde Karel naar Italië in 773 en 781.
Gehuwd voor de kerk (2) dd‑mm‑769 te Aken (Dl.), gescheiden dd‑mm‑771 te Aken (Dl.) van Desiderata van LOMBARDIJEN. Dochter van Desiderius, koning der Lombarden, en van Ansa.
Gehuwd voor de kerk (3) dd‑10‑783 te Worms (Dl.) met Fastrada van FRANCONIE, geboren dd‑mm‑764, overleden 10‑08‑794 te Frankfurt (Dl.), begraven dd‑mm‑794 te Mayence (F.). Dochter van Radolf, graaf van Franconië.
Gehuwd (4) met Regina REGINOPYCRHA, geboren ca. 770 te Aken (Dl.).
Uit het eerste huwelijk:
1. 812. Lodewijk I (de Vrome) der FRANKEN, geboren 11‑04‑778 te Chasseneuil, Poitiers (Fr.).
2. 801. Pepijn van ITALIë, geboren ca. 773.
Uit het vierde huwelijk:
3. Hugo der KAROLINGEN, abt in Saint Quentin, geboren ca. 803, overleden 14‑06‑844 te Angouleme (Fr.).
838. Thierry Bernard d’AUTUN, geboren ca. 725 te Narbonne (Fr.), overleden dd‑mm‑804 te Toulouse (Fr.). Aucun document ne mentionne son ascendance. La présence dans sa descendance des prénoms de Bernard, Thierry et Rolande a conduit en 1965 Eduard Hlawitschka à rapprocher les premiers Guilhemides de la famille de Bertrade de Prüm. En effet, cette dernière fonde l’abbaye de Prüm en 721, et, parmi les signataires de l’acte de la fondation, figurent son fils Caribert et ses proches parents Rolande, Bernhar et Thierry. Les historiens admettent que Rolande et Bernhar sont mariés ensemble et parents de Thierry, lequel est chronologiquement le père de Thierry Ier, comte d’Autun. Reste à évaluer la parenté entre Rolande et Berthe. Pierre Riché les considère comme sours, et filles du sénéchal Hugobert et d’Irmina d’Oeren, tandis que Christian Settipani considère que Rolande est fille de Bertrade. Thierry est cité comme comte d’Autun à plusieurs reprises en 742 et 750. En 775, un jugement rendu par Charlemagne le nomme parmi les fidèles du roi. En 782, Eginhard le qualifie de parent du roi (Charlemagne). Il décède après cette date. Bron: Wikipédia.
Gehuwd voor de kerk ca. 750 te Narbonne (Fr.) met
839. Aldane MARTEL, geboren dd‑mm‑722 te Herstal (B.), overleden dd‑mm‑790 te Autin (Fr.). Auda, Aida, Alda, Aldana or Adalne was wife of Frankish nobleman Thierry IV, count of Autun and mother of Saint William of Gellone. Little is known of her immediate family except that she had two sisters, Hiltrudis and Landrada. Since Hiltrudis is the name of a known daughter of Charles Martel, and a saint’s vita of uncertain reliability gives him another daughter named Landrada, coupled with the fact that Auda’s grandson Bernard was referred to by a contemporary as sharing the blood of the Carolingian kings, it has been speculated that Auda too was Martel’s daughter. Bron: Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 802. Guillaume de GELLONE (d’Aquitaine), geboren ca. 754.
840. Carloman I MARTEL, geboren dd‑mm‑751, overleden 05‑12‑771, Samoussy (Fr.).
Hij was de tweede zoon van Pepijn de Korte. Samen met zijn broer Karel de Grote werd hij in 754 door paus Stephanus II tot koning gezalfd. Na Pepijns dood in 768 werd het koninkrijk verdeeld onder Karel en Karloman. Karloman kreeg de zuidoostelijke regio toebedeeld, bestaande uit het zuidelijk deel van Austrasië (waarin onder andere Thionville), het zuidelijk deel van Neustrië (waarin onder andere Parijs, Soissons, Samoussy en Attigny), Bourgondië, de Provence, Septimanië, de Elzas, Alemannië en zuidelijk Aquitanië. Hij liet zich kronen in Soissons. Er was behoorlijk wat spanning tussen de broers en dat is mogelijk de reden van het overlijden van Karloman. Karloman was gehuwd met Gerberga en zij hadden twee kinderen, Pepijn en een onbekend kind (mogelijk gaat het hier om de heilige Ida van Herzfeld). Gerberga zou na Karlomans dood met haar twee kinderen naar de Longobarden vluchten waar ze toevlucht zocht bij Desiderius. Na 772 is er niets meer over hen bekend. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
841. Gerberga van ITALIë, geboren ca. 750, overleden ca. 773.
Uit dit huwelijk:
1. 803. Kunegonde van WITBURG, geboren ca. 765.
842. Thuringbert van HASPENGOUW, graaf, geboren ca. 745, overleden na 770.
Kind:
1. 804. Robert II, geboren ca. 765.
843. Gerold van VINTZGOUW, geboren ca. 740, overleden ca. 799.
Gerold van Vintzgouw was een Frankische edelman die een belangrijke rol speelde in het bestuur in Zuid-Duitsland. Zijn ouders zijn onbekend. Gerold was getrouwd met Imma, dochter van Hnabi en Hereswind. Gerold en Imma waren schoonouders van Karel de Grote en grootouders van Lodewijk de Vrome. Gerold is afkomstig uit Rijnland had daar en in de Elzas grote bezittingen, Imma had vermoedelijk grote bezittingen in de Bertoldsbaar. Hij was een van de Frankische edelen die in Allemannië op hoge posities werden benoemd en werd graaf van de Kraichgau en de Anglachgau. Later werd hij ook graaf van de Vintzgouw. Hij wordt samen met Imma vermeld in 779 bij een schenking aan het Nazariusklooster en in 784 bij een schenking aan de abdij van Lorsch. In 788 werd hij prefect van Beieren na het afzetten van Tassilo III van Beieren en leverde een belangrijke bijdrage aan de integratie van Beieren in het Frankische rijk. Wordt markgraaf van de Avaarse Mark nadat die in 791 door Karel de Grote is ingesteld. Hij stierf in 799 tijdens een veldtocht tegen de Avaren. Gerold en Imma kregen de volgende kinderen: Erik van Friuli: (ovl. 799). Legeraanvoerder van Pepijn van Italië tegen de Avaren en de Kroaten. Vanaf 791 verslaat hij in een aantal veldtochten de Avaren en vergaart grote buit. Hij werd in 799 gedood door verraad van de inwoners van de stad Trsat in Kroatië; Hadrianus van Orléans: (ca. 760 – 821), graaf van de Wormsgouw en Orléans, paltsgraaf. Getrouwd met Waldrada van Hornbach. Ouders van Odo van Orléans. Doet in 793 een schenking voor het zielenheil van Erbio; Gerold, volgens Foundation for Medieval Genealogy is hij de Gerold in Beieren en de Avaarse Mark, in plaats van zijn vader; Udalrich; Hildegard (ca. 758 – 30 april 783), vrouw van Karel de Grote; Erbio (ovl. voor 793). Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
844. Imma NN, geboren ca. 740.
Uit dit huwelijk:
1. 837. Gravin Hildegard, geboren dd‑mm‑758 te Aken (Dl.).
2. 806. Hadrianus van ORLÉANS, geboren ca. 755.
845. Adalbert van de ELZAS, geboren dd‑mm‑675, overleden dd‑mm‑723. Adalbert I (overleden 723. Koenigshoffen) was hertog van de Elzas als opvolger van zijn vader Eticho I. Hij was de zoon van Eticho I en Bereswinde. Hij versterkte de greep van zijn familie op de bezittingen en ambten in de Elzas. Hij is begraven in de St. Stevenskerk te Straatsburg. Hij is heilig verklaard. In 683 werd hij graaf van de Sundgouw onder zijn vader en voor 700 volgde hij hem op als hertog van de Elzas. Als hertog sticht hij het klooster van St. Stephanus in Straatsburg en benoemt zijn dochter Attala tot abdis. Hij bouwt de palts Koeningshoffen op de locatie van oude Romeinse tempels langs een Romeinse weg. Nu is het een wijk in Straatsburg. In 722 sticht hij samen met Ierse monniken het klooster van de aartsengel Michael in Honau, op een eiland in de Rijn.
Hij was tweemaal getrouwd:
- Gerlinda van Pfalzel, van hoge Austrasische adel
- Ingenia (geb. ca. 695), uit een rijke lokale familie.
Het is onduidelijk wie de moeder is van welke kinderen:
- Luitfried (geb. ca. 705), die zijn vader zou opvolgen, lijkt een zoon te zijn van Ingenia.
- Attala, (ovl. 3 december 741), opgevoed door haar tante St Odila (beschermheilige van de Elzas), abdis van St Steven te Straatsburg, heilig verklaard
- Eberhard, graaf in de Elzas
- Mason, graaf in de Sundgau
Gehuwd met
846. Gerlinde van Pfalzel van AUSTRASIë, geboren dd‑mm‑679.
Uit dit huwelijk:
1. 808. Luitfrid van SUNDGOUW, geboren dd‑mm‑707.
847. Carloman III MARTEL, hofmeier van het Frankische rijk in de Merovingische periode, geboren dd‑mm‑713 te Austrasië, overleden 04‑12‑755 te Vienne.
Hij was een zoon van Karel Martel en Rotrude van Trier. Samen met zijn broer Pepijn de Korte werd hij, na de dood van Karel Martel in 741 hofmeier. In 747 besloot hij echter monnik te worden, waarna zijn broer Pepijn alleen overbleef als hofmeier. Soms wordt hij plaatselijk als een heilige vereerd, maar hij is nooit heiligverklaard, noch is zijn cultus bevestigd. Men beschouwt hem dan ook doorgaans als eerbiedwaardig. Men vergelijke hiermee de plaatselijke verering van Karel de Grote in Aken (die overigens zelfs niet eerbiedwaardig is). Zijn feestdag is 17 augustus. Na de dood van Karel Martel in 741 werd hij hofmeier. In 747 besloot hij echter monnik te worden, waarna zijn broer Pepijn alleen overbleef als hofmeier. Soms wordt hij plaatselijk als een heilige vereerd, maar hij is nooit heiligverklaard, noch is zijn cultus bevestigd. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
848. NN NN, geboren ca. 715.
Uit dit huwelijk:
1. 852. Hadaburg der Franken, geboren ca. 745.
2. 811. Rotrudis der FRANKEN, geboren ca. 750.
836. Keizer Karel de GROTE (zie elders)
Gehuwd voor de kerk (1) dd‑mm‑771 met
837. Gravin Hildegard van VINTZGOUW.
849. Ingram van de HASPENGOUW, graaf van de Haspengauw, geboren ca. 745, overleden dd‑mm‑818 te Roncesvalles, Navarre (Sp.). Ingram van de Haspengouw was een Frankische edelman en schoonvader van Lodewijk de Vrome. Hij was graaf van de Haspengouw en zou later ook graaf van Parijs zijn geweest. Ingram (ook: Ingelram) was getrouwd met Rotrud. Behalve hun dochter Irmgard die in 794 trouwde met Lodewijk de Vrome, zijn er verder geen kinderen van hen bekend. Van zijn vader is alleen bekend dat hij een broer was van bisschop Chrodegang van Metz. Daardoor zijn Sigramnus en Landrada zijn grootouders. Verwantschap met de Robertijnen wordt vermoed maar is niet aangetoond. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
850. Rotrud van BEIEREN, geboren dd‑mm‑760.
Uit dit huwelijk:
1. 813. Ermengarde, geboren dd‑mm‑778 te Hesbaye (Fr.).
851. Heimerich van BABENBERG, graaf van Saalgau, geboren ca. 774, overleden ca. 812.
Gehuwd met
852. Hadaburg NN, geboren ca. 745, overleden ca. 790.
Uit dit huwelijk:
1. 814. Poppo I, geboren ca. 790.
853. Ekbert von SACHSEN, geboren ca. 756 te Horestadt (Dl.), overleden ca. 811.
Ekbert I. war ein fränkischer Graf, der im Auftrag Karls des Großen nördlich der Elbe die Festung Esesfeld errichtete. Er gilt als Stammvater des Adelsgeschlechts der Ekbertiner. Obwohl in den Quellen als sächsischer Graf beschrieben, war Ekbert vermutlich eher ein Adliger fränkischer Herkunft. Auf Befehl Kaiser Karls des Großen besetzte Ekbert mit sächsischen Grafen den Ort Esesfeld an der Stör und befestigte ihn. Vermutlich rührt daher sein Titel als „Dux“, der einen militärischen Anführer bezeichnet. Allerdings findet sich dieser Titel erst in dem 862–875 in Corvey verfassten Bericht über die Translation von Reliquien der Heiligen Pusinna nach Herford. In den Annales regni Francorum wird Ekbert zum Jahr 809 nur als Graf bezeichnet. Ekbert besaß eine Reihe von Gütern im südlichen Westfalen, zwischen Rhein und Weser. Der um 980 entstandenen Vita Idae zufolge war er mit der fränkischen Adelstochter Ida von Herzfeld verheiratet. Vermutungen der historischen Forschung zufolge stehen die Ekbertiner mit den Liudolfingern in verwandtschaftlicher Beziehung. Nach dem Grafen ist im nahe der ehemaligen Burg Esesfeld gelegenen Itzehoe die Straße Graf-Egbert-Ring benannt. Aufgrund von Untersuchungen zu Besitzverhältnissen und zum Namensgut werden folgende Nachkommen vermutet:
- Cobbo der Ältere (* 800), Graf in Westfalen ca. 825–850
- Warin, Abt von Corvey
- Ida die Jüngere, zweite Frau des Grafen Asig (Esiko), der 839 und 842 als Graf im Sächsischen Hessengau bezeugt ist und Namensgeber der Esikonen wurde
- Addila; nach dem Tod ihres Mannes Bunicho und ihrer Söhne ging sie nach Herford und wurde dort Äbtissin.
Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
854. Ida von HERZFELD, geboren ca. 769, overleden 04‑09‑825.
Heilige Ida von Herzfeld war eine deutsche Kirchenstifterin und wird innerhalb der katholischen Kirche vor allem in Deutschland als Heilige verehrt. Die Herkunft Idas ist in der Geschichtswissenschaft umstritten. Einigkeit besteht, dass sie eng mit den Karolingern verwandt war. Nach einer Ansicht wird Ida als Tochter der Äbtissin Theodrada von Soissons (Schwester der Äbte Adalhard und Wala) angesehen, einer Enkelin Karl Martells (durch dessen Sohn Bernhard). Als Vater wird in dieser Variante Graf Theoderich, Sohn des letzten Merowinger-Königs Childerich III. genannt. Nach anderer Auffassung wäre Ida die Tochter Karlmanns, Bruder Karls des Großen, und seiner Gattin Gerperga gewesen. Beide Ansichten führen dazu, dass Ida als Enkelin bzw. Urenkelin Karl Martells in der Seitenlinie eng mit Karl dem Großen verwandt war. Nach einer in der Literatur nicht näher belegten Mindermeinung wäre Ida die Tochter von Karlmanns Witwe Gerperga und einem unbekannten fränkischen Grafen gewesen. Hiernach hätte sie keine verwandtschaftliche Verbindung zu den Karolingern. Nach ihrer Vermählung mit dem Sachsenherzog Ekbert (aus der Familie der Ekbertiner) verließ sie ihre Heimat und zog im Jahre 786 mit ihm nach Westfalen auf seine Güter, die in der Nähe der heutigen Stadt Osnabrück lagen. Auf dem Wege dorthin überquerten sie die Lippe auf einer Furt bei Hirutveldun (altsächsisch: Hirschfelder) und schlugen am rechten Flussufer ihr Zelt auf. In der folgenden Nacht erhielt Ida im Traum den Auftrag eines Engels, dort eine Kirche zu bauen. Diese Traumvision bestimmte von nun an ihr Handeln und Denken. Sie mühte sich um den Bau eines Gotteshauses und wurde so die Gründerin der ersten katholischen Gemeinde im Münsterland im heutigen Herzfeld (Lippetal). Die Reise nach Westfalen fiel in die Zeit des 32-jährigen Krieges zwischen den Sachsen und den Franken. Ida nahm in dieser Zeit die Sachsen in ihren Schutz. Der Hirsch, mit dem Ida oft abgebildet wird, ist ein Bild für die von den Franken bedrängten Sachsen. Noch heute befindet sich der Hirsch im Wappen von Herzfeld. Im Jahre 811 starb Ekbert. Er fand an der Südseite der Kirche seine letzte Ruhestätte. Über dem Grab wurde ein Portikus erbaut, wo Ida nach dem Tod Ekberts wohnte. Dort, in unmittelbarer Nähe des Altars, widmete Ida sich ganz dem Gebet und der Sorge für die Gemeinde. Der Steinsarg diente dabei als Truhe für die Gaben, die sie nach der Legende zweimal am Tag an die Bedürftigen ausgeteilt haben soll. Historisch nachweisen lassen sich ihre geschilderten Aktivitäten letztendlich nicht. Am 4. September 825 starb Ida. Der Portikus mit ihrem Grab wurde zur ersten Wallfahrtsstätte Westfalens. Ein Teil ihrer Gebeine wurden zeitweise in die Abtei Werden bei Essen gebracht, die im Besitz der von Ida gestifteten Kirche war. Eine Tochter Idas, Ida die Jüngere, war mit Asig verheiratet, Namensgeber des Geschlechts der Esikonen, die als Grafen im Hessengau herrschten. Am 26. November 980 erhob Bischof Dodo von Münster die Gebeine Idas zur Ehre der Altäre. Die Lebensgeschichte Idas (Vita sanctae Idae Hertzfeldensis), die der Mönch Uffing der Abtei Werden 980 aus Anlass ihrer Translatio verfasste, stellt – wie bei Heiligenviten des Mittelalters üblich – ihre Gotterwähltheit und ihr vorbildliches Leben einschließlich der in Gottvertrauen ertragenen Leiden in den Mittelpunkt; sie ist eher eine Anleitung zur christlichen Nachfolge als eine Biographie im modernen Sinn. Die Entwicklung zur Volksheiligen trug zur Legendenbildung bei. Gedenktag in der katholischen Kirche ist der 4. September. Bis heute gilt Ida bei Katholiken vor allem als Schutzpatronin der Schwangeren, Armen und Schwachen. Der Sarkophag, der Schrein mit ihren Reliquien und Reste der von ihr erbauten Kirche sind in der Grabkrypta der Wallfahrtskirche St. Ida (seit Oktober 2011 Päpstliche Wallfahrtsbasilika) in Herzfeld zu sehen. Wallfahrten zum Ida-Schrein finden bis heute statt. In Herzfeld wird alljährlich im September die „Ida-Woche“ zur Erinnerung an die Heilige als Volksfest durchgeführt. In dieser Woche werden im Rahmen der sogenannten „Identracht“ die Gebeine der Heiligen in einer feierlichen Prozession durch den Ort getragen. Anschließend wird der „Ida-Segen“ erteilt. Bron; Wikipedia.
Uit dit huwelijk:
1. 815. NN van SAKSEN, geboren ca. 800.
822. Welf I van ALTDORF (zie elders)
Gehuwd met
823. Eigilwich van SAKSEN (zie elders)
806. Hadrianus van ORLÉANS (zie elders)
Gehuwd met
807. Waldrada van HORNBACH (zie elders)
855. Leuthard I van PARIJS, geboren ca. 760 te Fesensac (Fr.), overleden na 816 te Parijs (Fr.)? In 781 werd Leuthard lid van de koninklijke hofhouding van Lodewijk de Vrome in Aquitanië. Daar werd hij in 801 benoemd tot graaf van Fézensac en had hij in 803 deel aan de verovering van Barcelona en in 809 aan de belegering van Tortosa. In 816 werd hij graaf van Parijs, als opvolger van zijn broer Bego van Toulouse. Leuthard I was getrouwd met Grimhilde, zij hadden de volgende kinderen: Engeltrude van Parijs (ca. 790 – 850), getrouwd met Odo van Orléans, moeder van Irmentrude de eerste vrouw van Karel de Kale; Adalhard (voor 817 – na 865), deze was seneschalk van Lodewijk de Vrome; Girard II (ca. 800 – 874), graaf van Parijs maar later graaf in Bourgondië. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
856. Grimhilde van AQUITANIë, geboren ca. 775, overleden ca. 856 te Rousillon (Fr.).
Uit dit huwelijk:
1. 818. Engeltrude, geboren ca. 790.
857. Bego van TOULOUSE, graaf, geboren ca. 765, overleden 28‑10‑816. Bego van Toulouse, ook Bego van Parijs, was een zoon van graaf Gerard I van Parijs en van Rotrude, mogelijk een kleindochter van Karel Martel. Hij was een vooraanstaande vazal van Lodewijk de Vrome. Al voor 806 was Bego kamerheer van Lodewijk de Vrome, die toen koning van Aquitanië was. Na het aftreden van Willem van Gellone in 806 werd hij graaf van Toulouse, hertog van Septimanië en Aquitanië, en markgraaf van de Spaanse Mark – en daarmee dus de opperbevelhebber in de strijd tegen de Arabieren in Spanje. In 815 werd hij graaf van Parijs, als opvolger van zijn broer Stefanus. Hij liet het klooster van Saint-Maur-des-Fossés reorganiseren door Benedictus van Aniane, de belangrijkste abt van het Frankische rijk. Bego was in zijn eerste huwelijk getrouwd met Withburgis, een verder onbekende vrouw, ze kregen de volgende kinderen: Engeltrude (ca. 795), getrouwd met Unruoch II van Ternois, moeder van Eberhard van Friuli; Suzanna (ca. 795), getrouwd met Wulfhard van Angoulême, ouders van Adalhard van Parijs. Ca. 806 huwde met Bego met Alpeidis der Karolingen, een buitenechtelijke dochter van Lodewijk de Vrome, ze kregen de volgende kinderen: Leuthard II, graaf van Parijs; Eberhard; Landrada, getrouwd met graaf Donatus van Melun; Suzanne. In 817 werd Alpeidis abdis van Saint-Pierre-le-Bas te Reims, waar zij in 852 werd begraven. Bron: Wikipedia.
Kind:
1. 820. Suzanna, geboren ca. 795.
858. Cenelm van KENT, geboren ca. 770, overleden na 820.
Kind:
1. 821. Ceowulf, geboren ca. 820.
859. Rothard van de ARGENGAU, graaf van Altdorf, geboren ca. 725, overleden na 771. Rothard van de Argengau was een Frankische edelman die geldt als de grondlegger van het geslacht van de Welfen. Hij was zoon van Hardrad. Rothard was een grootgrondbezitter in de Elzas en in de dalen van de Maas en de Moezel. Van 752 tot 762 wordt hij genoemd in meerdere aktes over schenkingen aan de Kathedraal van Saint-Denis en de Abdij van Prüm. In 769 wordt hij benoemd tot graaf van de Argengau. Rothard was hiermee een van de belangrijkste figuren in de politiek van koning Pepijn om het Frankische gezag over de Alemannen te verzekeren door Frankische edelen op sleutelposities in Alemannië te benoemen. De Argengau zou later de kern vormen van het bezit van de Welfen in Duitsland. In 771 wordt hij voor het laatst vermeld bij een schenking aan de Abdij van Gorze in het Moezeldal. Rothard was tweemaal getrouwd. De eerste maal met Haildis, de tweede maal met Ermenane met wie hij de zoon Welf kreeg. Welf werd in 819 graaf van de Argengau, hij was toen al een oude man. Welf was vader van Koenraad I van Auxerre, Judith en Imma en daardoor schoonvader van zowel Lodewijk de Vrome als van Lodewijk de Duitser. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
860. Ermenane NN, geboren ca. 730.
Uit dit huwelijk:
1. 822. Welf I van ALTDORF, geboren dd‑mm‑770.
861. Isanbart van THÜRINGEN, geboren ca. 720 te Narbonne (Fr.), overleden ca. 806.
Gehuwd met
862. Theodrada (Tietrade) von SACHSEN, geboren ca. 725, overleden ca. 806.
Uit dit huwelijk:
1. 823. Eigilwich van SAKSEN, geboren ca. 778.
2. 884. Baba, geboren ca. 747.
863. Helgaud II van BOULOGNE, graaf, geboren ca. 805, overleden dd‑mm‑863.
Gehuwd met
864. Bertha de PONTHIEU, geboren ca. 805, overleden dd‑mm‑859.
Uit dit huwelijk:
1. 825. Hilduin I de PONTHIEU.
865. Gerard van AUVERGNE, geboren ca. 795, overleden 25‑06‑841 te Fontenoy (Fr.). Gerard van Auvergne was een hoge Frankische edelman. Gerard was een lid van de keizerlijke entourage van keizer Lodewijk de Vrome en verbleef aan het hof. Hij was getrouwd met Rotrude, dochter van keizer Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw. Na Rotrudes overlijden hertrouwde hij met haar zuster Hildegarde. Gerard was graaf van Aquitanië en werd in 839 door keizer Lodewijk de Vrome benoemd tot graaf van Auvergne en Poitiers. Hij sneuvelde op 25 juni 841 in de Slag bij Fontenoy (841). Na zijn dood werd Hildegarde abdis van de Abdij van Onze Lieve Vrouwe en van Sint-Jan te Laon. Gerard en Rotrude hadden drie kinderen: Ranulf I van Aquitanië; Gerard, graaf van de Limousin, overleden voor 879; dochter, getrouwd met Fulco van Limoges. Gerard en Hildegarde (zuster van Rotrude) hadden geen kinderen. Bron: Wikipedia.
Gehuwd met
866. Rotrude der FRANKEN, geboren ca. 795.
Uit dit huwelijk:
1. 831. Ranulf I van AQUITANIë, geboren ca. 820.